Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Leiden

Algemene subsidieverordening 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Leiden
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening 2005
CiteertitelAlgemene subsidieverordening 2005
Vastgesteld door
Onderwerp
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Algemene subsidieverordening 1998

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2012nieuwe regeling

13-10-2011

Stadsblad, 28-10-2011

RV 11.0082
01-07-200501-01-2012nieuwe regeling

28-06-2005

Stadsblad, 08-07-2005

RV 05.0048

Tekst van de regeling

De Raad der gemeente Leiden;

B E S L U I T:

Vast te stellen de volgende verordening

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING 2005

1.Algemeen

1.1. Begrippen

In deze Algemene Subsidieverordening zijn de volgende begripsbepalingen - alfabetisch geordend - van toepassing:

Activiteit: De prestatie, gericht op de behartiging van belangen van ideële en/of materiële aard van (een deel) van de Leidse bevolking, die door de instelling zonder winstoogmerk zal worden uitgevoerd anders dan het leveren van goederen en diensten. Indien er sprake is van een outputsubsidie, is de prestatie geformuleerd in meetbare termen (prestatie-indicatoren genaamd).

Activiteitenplan: Het overzicht van activiteiten en de daarmee nagestreefde doelstellingen. Het College kan nadere beleidsregels vaststellen met betrekking tot de inhoud van een activiteitenplan.

Awb: De Algemene Wet Bestuursrecht

Beschikking tot subsidieverlening: Het besluit dat voorafgaand aan de te subsidiëren activiteit wordt gegeven dat een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen geeft. Het besluit bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, de looptijd van de subsidie, de subsidieverplichtingen van de instelling, de eventuele voorwaarden waaronder de subsidie wordt verstrekt en het bedrag van de subsidie danwel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en, indien geen concreet bedrag wordt vermeld, het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Beschikking tot subsidievaststelling: Het besluit waarin wordt vastgesteld of de eventuele voorwaarden door de instelling zijn vervuld en waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld, welke vaststelling een onvoorwaardelijke aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig het bepaalde in de Awb.

College Het College van Burgemeester en Wethouders van Leiden

Incidentele subsidie: Een subsidie die het College verstrekt voor een activiteit met een eenmalig of experimenteel karakter.

Inputsubsidie: Een subsidie die het College verstrekt in het geraamde tekort en die na afloop van de activiteit wordt vastgesteld. Deze subsidie is een bijdrage in de kosten van in te zetten middelen om een activiteit te kunnen realiseren.

Instelling: Een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, groep van natuurlijke personen of een natuurlijk persoon.

Ledensubsidie: Een vorm van waarderingssubsidie waarbij de subsidie die door het College wordt verstrekt, is gebaseerd op het ledenaantal van een instelling.

Outputsubsidie: Een subsidie die het College verstrekt ter uitvoering van een vooraf bepaald niveau van activiteiten in meetbare termen (de te realiseren output).

Subsidie: De aanspraak op financiële middelen, door het College verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan de gemeente Leiden geleverde goederen of diensten.

Subsidieoverzicht: Het bij de begroting behorende overzicht van de maximaal te verstrekken subsidies zoals dit door de Gemeenteraad is vastgesteld.

Subsidieperiode: Het in de subsidiebeschikking vastgestelde tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt.

Subsidieplafond: Het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Uitvoeringsovereenkomst: Het contract dat wordt gesloten door de instelling en het College, ter uitvoering van een subsidiebeschikking. Daarin worden in ieder geval aangegeven: hoeveelheid en hoedanigheid van de te verrichten activiteiten, de doelgroep(en) waarvoor de activiteiten bedoeld zijn, de bijdrage in de kosten voor deze activiteiten en de wijze waarop de instelling verantwoording aflegt.

Waarderingssubsidie: Een subsidie die het College verstrekt ter ondersteuning van het "goede doel", zonder dat een concrete activiteit wordt vereist of anderszins verplichtingen worden gesteld aan de activiteiten.

1.2. Reikwijdte van de Verordening
1.2.1. Aanvullende werking op Awb

Deze subsidieverordening heeft aanvullende werking op het bepaalde in Hoofdstuk 4, Titel 4.2 van de Awb.

1.2.2. Toepassing

Deze subsidieverordening is van toepassing op de subsidiëring van alle activiteiten die door instellingen worden verricht met het doel de belangen van ideële en/of materiële aard van (een deel van) de Leidse bevolking te behartigen.

1.2.3. Uitzondering

Het bij of krachtens deze verordening bepaalde is niet van toepassing indien en voor zover:

  • a.

    bij of krachtens een bijzondere subsidieregeling daarvan wordt afgeweken; en/of

  • b.

    het Rijk of de Provincie een regeling heeft vastgesteld, waarbij de rijks- of provinciale subsidie op andere dan in deze verordening gestelde voorwaarden afhankelijk wordt gesteld van de verstrekking van een gemeentelijke subsidie.

1.3. Algemene Verplichtingen
1.3.1. Subsidievormen

Deze verordening kent met name de volgende subsidievormen:

  • a.

    outputsubsidies;

  • b.

    inputsubsidies;

  • c.

    waarderingssubsidies.

Bovengenoemde subsidievormen kunnen als een incidentele subsidie worden verleend. Voor een incidentele subsidie gelden dezelfde regels als voor de onder a t/m c genoemde subsidies zonder incidenteel karakter. Incidentele subsidies kunnen echter tot uiterlijk negen weken voor de uitvoering van de te subsidiëren activiteit worden aangevraagd. Ten aanzien van incidentele en ledensubsidies kan het College besluiten af te wijken van de in deze verordening genoemde termijnen.

1.3.2. Andere subsidievormen

Het College kan de subsidie aan de instelling in een andere vorm verlenen dan de instelling in de aanvraag heeft aangegeven.

1.3.3. Eindigheid van subsidies (horizonbepaling)

Een subsidie kan alleen worden verleend aan instellingen voor activiteiten die tot doel hebben de ideële en/of materiële belangen van in beginsel (een deel van) de Leidse bevolking te behartigen, waarbij de desbetreffende instellingen, naar het oordeel van het College, niet (geheel) zelf in de kosten van de realisatie van de activiteiten kunnen voorzien. Het College kan daarbij het opgebouwde eigen vermogen betrekken. Een subsidie wordt slechts verleend indien en voor zover daarmee (nog) wordt tegemoetgekomen aan de door de Raad vastgestelde beleidsdoelen. De looptijd van de beschikking tot subsidieverlening en de uitvoeringsovereenkomst bedraagt maximaal vier jaar.

1.3.4. Discriminatie

Er wordt geen subsidie verleend aan instellingen met een doelstelling en/of activiteiten, die discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele geaardheid of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt hierbij het onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand niet begrepen.

Tevens wordt geen subsidie verleend aan instellingen met een doelstelling en/of activiteiten die in strijd zijn met het algemeen belang, openbare orde, gezondheid en/of veiligheid.

1.3.5. Subsidie gedurende drie of meer achtereenvolgende jaren

Indien aan een instelling voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

1.3.6. Redelijke termijn

Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 1.4.2.

1.3.7. Toezicht en onderzoek

Het College kan overeenkomstig het bepaalde in afdeling 5.2 van de Awb een of meer toezichthouders aanwijzen, welke is/zijn belast met de naleving van deze verordening en daarop rustende besluiten. De instelling is verplicht mee te werken aan een door of namens de Rijks- en/of Provinciale overheid, respectievelijk de Rekenkamercommissie in te stellen onderzoek, dat is gericht op het verkrijgen van gegevens voor het beleid ten aanzien van de desbetreffende beleidssector.

1.3.8. Eisen aan accommodatie

Indien activiteiten worden uitgevoerd in een accommodatie, dient de accommodatie zo veel mogelijk bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar te zijn voor personen met een functiebeperking.

1.3.9. Invloed vrijwilligers

Daar waar vrijwilligers onderdeel uitmaken van een instelling waar beroepskrachten werkzaam zijn, dient de instelling vast te leggen op welke wijze de vrijwilligers invloed uit kunnen oefenen op het beleid van de instelling.

1.3.10. Gebruikerscommissie

Indien een door het gemeentebestuur beschikbaar gestelde dan wel gesubsidieerde ruimtelijke voorziening door meerdere gesubsidieerde instellingen wordt gebruikt, kan het College de instellingen verplichten een gebruikerscommissie in te stellen c.q. deel te nemen aan een gebruikerscommissie waarin conform de door het College aangeboden gebruikersregeling nadere afspraken gemaakt worden betreffende het gemeenschappelijk gebruik.

1.3.11. Archief

De in Leiden gevestigde instelling dient haar archiefbescheiden aan het Gemeentearchief van Leiden beschikbaar te stellen indien de instelling voornemens is het beheer over bedoelde bescheiden te beëindigen.

1.4. Subsidieplafond
1.4.1. Jaarlijks overzicht

De gemeenteraad stelt jaarlijks, in het kader van de begrotingsbehandeling, de subsidieplafonds vast, op basis van hetgeen het College in het subsidieoverzicht heeft voorgesteld. Het College verdeelt het beschikbare bedrag naar die aanvragen die naar zijn oordeel het meest bijdragen aan de door de Raad vastgestelde beleidsdoelen, tenzij de verdeelmaatstaven in een apart wettelijk voorschrift zijn neergelegd.

1.4.2. Overschrijding plafond

Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

2.Input- en Outputsubsidies

2.1. Subsidieaanvraag
2.1.1. Deadline

Een subsidieaanvraag dient vóór 1 juni van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, te worden ingediend bij het College, tenzij bij deelverordening een andere termijn is gesteld. Het College kan hiervoor een formulier vaststellen.

2.1.2. Inhoud

De aanvraag van de subsidie omvat:

  • a.

    een activiteitenplan;

  • b.

    een begroting;

  • c.

    . de meest recente vastgestelde jaarrekening en toelichting;

  • d.

    een opgave van eventueel geldende tarieven en contributies;

  • e.

    een opgave van andere aangevraagde, toegezegde of verkregen subsidies;

  • f.

    uitsluitend bij inputsubsidies van toepassing: indien subsidie in de personeelskosten wordt gevraagd dient eveneens een motivering van de wenselijk geachte personeelsformatie en een taakomschrijving van het personeel te worden ingediend.

De instelling moet in de subsidieaanvraag aantonen dat, met inbegrip van de gemeentelijke subsidie, een sluitende exploitatie kan worden bereikt.

Het College kan aangeven wanneer een of meer onderdelen genoemd in a. t/m f. achterwege kunnen blijven.

2.1.3. Aanvullende informatie

a) Indien een subsidieaanvraag niet voldoet aan het gestelde in de artikel 2.1.2. wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld deze gegevens aan te vullen binnen een door het College aangegeven termijn. Indien alsdan niet aan de verplichtingen is voldaan kan het College besluiten een sanctie als genoemd in hoofdstuk 4 toe te passen.

b) Indien het College dit noodzakelijk acht, levert de instelling, naar aanleiding van en ter beoordeling van de subsidieaanvraag, meer bescheiden dan welke zijn genoemd in artikel 2.1.2..

2.1.4. Eerste aanvraag

Indien een instelling voor de eerste keer een subsidieaanvraag indient, dient tevens bij de aanvraag te worden gevoegd:

  • a.

    een omschrijving van het werkterrein van de instelling en de redenen waarom subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    een gewaarmerkt afschrift van de stichtingsakte, de statuten of het reglement en een opgave van de samenstelling van het bestuur of de directie van de instelling;

  • c.

    een omschrijving van de organisatiestructuur, de werkwijze en het programma van werkzaamheden van de instelling;

2.2. Subsidieverlening
2.2.1. Gemeentelijke doelstellingen en subsidieplafond

Verlening van de subsidie is afhankelijk van de mate waarin de te realiseren activiteiten passen binnen de gemeentelijke doelstellingen en het subsidieplafond, zulks ter beoordeling van het College

2.2.2. Procedure
  • a.

    Het College laat de instelling via het concept-subsidieoverzicht weten welke activiteiten voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

  • b.

    Het College doet de instelling binnen acht weken nadat de Gemeenteraad tot vaststelling van de begroting heeft besloten een beschikking tot subsidieverlening dan wel een beschikking tot weigering van subsidieverlening toekomen.

  • c.

    Het College kan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen zolang de subsidie niet is vastgesteld, indien zich omstandigheden voordoen als beschreven in artikel 4:48 Awb.

2.2.3. De uitvoeringsovereenkomst
  • a.

    Ter nadere uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening kan door het College en de instelling een uitvoeringsovereenkomst worden gesloten. Het College kan nadere voorwaarden stellen ten aanzien van de wijze van totstandkoming van de uitvoeringsovereenkomst.

  • b.

    De door de instelling te realiseren activiteiten worden duidelijk in de uitvoeringsovereenkomst beschreven. Tevens wordt aangegeven op welke doelgroep de activiteiten gericht zijn.

  • c.

    De te verrichten activiteiten dienen zoveel als mogelijk in meetbare termen te worden geformuleerd.

2.2.4. Looptijd

De looptijd van de beschikking tot subsidieverlening en de uitvoeringsovereenkomst bedraagt maximaal vier jaar.

2.2.5. Subsidiebedrag

De hoogte van het subsidiebedrag per instelling wordt, binnen het subsidieplafond, vastgesteld door het College. Dit geschiedt in een concreet bedrag, dan wel met vermelding van de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en, indien geen concreet bedrag kan worden vermeld, tevens onder vermelding van het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

2.2.6. Voorschotverlening
  • a.

    Het verleende subsidiebedrag kan bij wijze van voorschot worden uitbetaald. De instelling wordt in dit geval schriftelijk bericht over de wijze, datum en hoogte van de voorschotverlening.

  • b.

    De voorschotverlening kan lager zijn dan 100% van het subsidiebedrag.

  • c.

    De instelling dient te beschikken over een bankrekening, op naam gesteld van die instelling, waarop het subsidiebedrag kan worden overgeschreven.

2.3. Verplichtingen inzake het afleggen van verantwoording
2.3.1. Inhoudelijk en financieel verslag

Uiterlijk 18 weken na afloop van de subsidieperiode brengt de instelling een inhoudelijk en financieel verslag uit van de gerealiseerde activiteiten, tenzij bij deelverordening een andere termijn is gesteld. Het inhoudelijk deel van het verslag omvat een beschrijving van de gerealiseerde activiteiten.

Het financiële deel van het verslag omvat in ieder geval een vastgestelde jaarrekening. Op de balans dienen alle vermogensbestanddelen van de instelling te worden vermeld. Het College kan voor de verslagen een formulier vaststellen.

2.3.2. Eisen aan financieel verslag

De instelling dient alle inkomsten en uitgaven, zowel eenmalige als periodieke, op te nemen in de begroting en in de eindrapportages en, indien en voor zover vereist op basis van de uitvoeringsovereenkomst, in de voortgangsrapportages.

Uit de begroting, de balans en de verlies- en winstrekening dient inzichtelijk te worden welke baten en lasten betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten en welke betrekking hebben op andere niet-gesubsidieerde activiteiten van de instelling.

2.3.3. Eisen aan administratie

De administratie van de instelling dient zo te zijn ingericht dat op eenvoudige wijze een overzicht kan worden verkregen van de bezittingen, de schulden, het eigen vermogen (waarbij de reserves en voorzieningen apart vermeld worden), de financiële resultaten en de activiteiten van de instelling.

2.3.4. Accountantscontrole

Het College kan controle door een accountant verplicht stellen en daartoe nadere regels en voorwaarden vaststellen.

2.3.5. Aanvullende informatie

Indien het College dit wenst, levert de instelling andere dan de in art. 2.3.1. genoemde bescheiden bij de financiële en inhoudelijke verslaglegging.

2.3.6. Uitstel

De instelling kan het College schriftelijk en met redenen omkleed om maximaal negen weken uitstel vragen van de in art. 2.3.1. genoemde verslagen.

Dit verzoek moet uiterlijk vier weken voor het verstrijken van de in artikel 2.3.1. genoemde periode bij het College worden ingediend. Uiterlijk 2 weken na ontvangst van het verzoek om uitstel beslist het College of het verzoek wordt ingewilligd.

2.3.7. Aanvullend accountantsonderzoek

Het College behoudt zich het recht voor om, indien het daar aanleiding toe ziet, voor rekening van de gemeente Leiden een al dan niet aanvullend accountantsonderzoek te laten verrichten.

2.4. Vaststelling
2.4.1. Binnen 18 weken

Op basis van de ingediende verslagen, als in art. 2.3.1. bedoeld, zal het College binnen 18 weken na ontvangst van voornoemde verslagen tot vaststelling van de subsidie overgaan.

2.4.2. Niet alle activiteiten gerealiseerd

Indien blijkt dat de instelling na afloop van de subsidieperiode niet al de te verrichten activiteiten heeft gerealiseerd, wordt het hiermee corresponderende subsidiebedrag op het verleende subsidiebedrag in mindering gebracht.

2.4.3. Hoogte subsidie

Uitsluitend bij inputsubsidies van toepassing: het College stelt de subsidie vast op het verleende bedrag indien uit de verantwoording blijkt dat de toegestane kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en de activiteiten naar het oordeel van het College goed en volledig zijn uitgevoerd.

2.4.4. Hogere inkomsten

Uitsluitend bij inputsubsidies van toepassing: indien blijkt dat de instelling hogere inkomsten heeft verworven dan geraamd, kan, uitgaande van een sluitende begroting op basis van de geraamde inkomsten, de verleende subsidie worden verminderd met een bedrag ter hoogte van de meerdere inkomsten.

2.5 Andere verplichtingen
2.5.1. Beheer goederen en gebouwen

De instelling is verplicht tot een zorgvuldig beheer van de tot haar beschikking staande goederen en gebouwen, daaronder begrepen het aangaan van een WA-verzekering en een geïndexeerde brand- en inbraakverzekering tegen vervangingswaarde, alsmede het treffen van andere maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

2.5.2. Beheer activa

Tevens neemt de instelling zodanig maatregelen ten aanzien van de bewaring van de geldmiddelen, waardepapieren en andere bezittingen, dat naar het oordeel van het College een doeltreffend beheer van deze activa gewaarborgd is.

2.5.3. Melding aan College

Uitsluitend bij inputsubsidies van toepassing: de voorafgaande schriftelijke melding aan het College is noodzakelijk voor besluiten van de instelling tot:

  • a.

    de aan- of verkoop van registergoederen;

  • b.

    het sluiten van geldleningen;

  • c.

    het bezwaren of vervreemden van eigendommen;

  • d.

    het aangaan van schikkingen;

  • e.

    in het algemeen besluiten die leiden tot uitgaven buiten de lopende begroting dan wel tot belasting van een toekomstige begroting.

2.5.4. Vervreemding van eigendommen

Uitsluitend bij inputsubsidies van toepassing: bij het vervreemden van eigendommen, die met gemeentesubsidies zijn verkregen of in stand gehouden, dient een eventueel voordelig verschil tussen boekwaarde en de op het moment van de vervreemding geldende marktwaarde ten gunste van het resultaat te worden gebracht.

2.5.5. In gebruik geven, ter beschikking stellen of wijziging gebruik gebouwen enz.

Indien een instelling voornemens is gebouwen, lokaliteiten en terreinen geheel of gedeeltelijk aan anderen in gebruik te geven en indien voor het gebruik van deze gebouwen, lokaliteiten en terreinen een subsidie is verleend of indien deze gebouwen, lokaliteiten en terreinen door de gemeente om niet aan de gesubsidieerde instelling ter beschikking zijn gesteld, dient de instelling daarvoor vooraf toestemming van het College te verkrijgen. Dit geldt ook voor het voornemen tot het gebruik van de gebouwen, lokaliteiten of terreinen voor andere doeleinden dan waarop de subsidie betrekking heeft. Aan het verlenen van dergelijke toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.

2.5.6. Vermogensvorming

Voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming is de subsidieontvanger daarvoor een vergoeding verschuldigd aan de gemeente indien:

  • a.

    de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • b.

    de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • c.

    de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • d.

    de instelling die de subsidie ontving, wordt ontbonden.

De vergoeding wordt, na overleg met de instelling, door het College vastgesteld op basis van een door een onafhankelijke registeraccountant opgestelde berekening .

2.5.7. Opheffen instelling gedurende boekjaar

Indien een instelling in de loop van een boekjaar wordt opgeheven of indien zij, naar het oordeel van het College het terrein van activiteiten ten behoeve waarvan subsidie werd toegekend heeft verlaten, wordt de subsidie over dat boekjaar vastgesteld aan de hand van een door de instelling over het tijdvak waarin nog sprake was van te subsidiëren activiteiten in te dienen financieel en inhoudelijk verslag.

2.5.8. Statutenwijziging of opheffen instelling

Indien tot statutenwijziging dan wel tot opheffing van de instelling wordt besloten, geeft de instelling daarvan onmiddellijk schriftelijk kennis aan het College

2.5.9. Bestemming batig saldo bij opheffing

Indien een instelling wordt opgeheven, wordt aan een batig saldo op de exploitatierekening, voor zover dit als gevolg van de gemeentelijke subsidie is ontstaan, een bestemming gegeven, die zoveel mogelijk overeenkomt met het doel en de werkzaamheid van de instelling. Deze bestemming is onderworpen aan de goedkeuring van het College.

3.Waarderingssubsidies

3.1. Subsidieaanvraag

Een subsidieaanvraag dient vóór 1 juni van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, te worden ingediend bij het College, tenzij bij deelverordening een andere termijn is gesteld. Het College kan hiervoor een formulier vaststellen.

De aanvraag van de subsidie omvat in elk geval een omschrijving van het werkterrein van de instelling en de redenen waarom subsidie wordt aangevraagd.

Indien het College dit noodzakelijk acht, kan aan de instelling naar aanleiding van en ter beoordeling van de subsidieaanvraag, gevraagd worden om meer bescheiden dan welke zijn genoemd in dit artikel.

Indien een subsidieaanvraag niet voldoet aan de gestelde eisen wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld deze gegevens aan te vullen binnen een door het College aangegeven termijn. Indien alsdan niet aan de verplichtingen is voldaan kan het College besluiten een sanctie als genoemd in hoofdstuk 4 toe te passen.

3.2. Subsidieverlening

Criterium voor het al dan niet verlenen van een subsidie wordt gevormd door de mate waarin de te realiseren activiteiten passen binnen de gemeentelijke doelstellingen en het subsidieplafond, zulks ter beoordeling van het College

  • a.

    Het College laat de instelling via het subsidieoverzicht weten of de voorgestelde activiteit voor subsidie in aanmerking kan komen.

  • b.

    Het College doet de instelling binnen acht weken nadat de Gemeenteraad tot vaststelling van de begroting heeft besloten een beschikking tot subsidieverlening dan wel een beschikking tot weigering van subsidieverlening toekomen.

3.3. Voorschotverlening
  • a.

    Het verleende subsidiebedrag kan bij wijze van voorschot worden uitbetaald. De instelling wordt in dit geval schriftelijk bericht over de wijze, datum en hoogte van de voorschotverlening.

  • b.

    De voorschotverlening kan lager zijn dan 100% van het subsidiebedrag.

  • c.

    De instelling dient te beschikken over een bankrekening, waarop het subsidiebedrag kan worden overgeschreven.

3.4. Verplichtingen inzake het afleggen van verantwoording

Uiterlijk 18 weken na afloop van de subsidieperiode brengt de instelling een inhoudelijk en financieel verslag uit van de gerealiseerde activiteiten, tenzij bij deelverordening een andere termijn is gesteld.

Indien het College dit wenst, levert de instelling andere dan de hier genoemde bescheiden bij de eindverantwoording.

De instelling kan het College schriftelijk en met redenen omkleed om maximaal negen weken uitstel vragen voor het uitbrengen van de in dit artikel genoemde verslagen. Dit verzoek moet uiterlijk vier weken voor het verstrijken van de in dit artikel genoemde periode bij het College worden ingediend. Uiterlijk 2 weken na ontvangst van het verzoek om uitstel beslist het College of het verzoek wordt ingewilligd.

De instelling draagt zorg voor een zorgvuldige administratie.

Het College behoudt zich het recht voor om, indien het daar aanleiding toe ziet, voor rekening van het gemeentebestuur een al dan niet aanvullend accountantsonderzoek te laten verrichten.

3.5. Vaststelling

Op basis van het ingediende verslag, als in art. 3.4 bedoeld, zal het College binnen 18 weken na ontvangst daarvan tot vaststelling van de subsidie overgaan.

4.Sancties

4.1. Sancties bij verlening

Indien een instelling zich niet houdt aan het gestelde in de Algemene wet bestuursrecht, deze verordening of de toepasselijke deelverordening, kan het College besluiten om

  • a.

    een lagere subsidie te verlenen, of

  • b.

    de gevraagde subsidie te weigeren, of

  • c.

    de subsidieaanvraag buiten behandeling te laten; dit besluit wordt aan de instelling bekend gemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag onvoldoende is aangevuld of nadat de voor de aanvulling door het College gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

4.2 Sancties bij vaststelling

Indien een instelling zich niet houdt aan het gestelde in de Algemene wet bestuursrecht, deze verordening of de toepasselijke deelverordening, kan het College besluiten om

  • a.

    de subsidie op een lager bedrag vast te stellen, en / of

  • b.

    de verleende subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen

4.3 Zienswijze

Indien het College voornemens is een sanctie als bedoeld in art. 4.1. en 4.2. op te leggen, wordt de instelling daarover gehoord.

4.4 Gevolgen bij termijnoverschrijding

Het College is bevoegd nadere regels te stellen voor de gevolgen van termijnoverschrijdingen als bedoeld in artikelen 2.1.1. , 2.3.1., 3.1. en 3.4 . van deze verordening.

5.Overgangs- en slotbepalingen

5.1.

Het College beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze subsidieverordening niet voorziet.

5.2.

Het College is bevoegd om in bijzondere gevallen gemotiveerd van deze subsidieverordening alsmede van de van toepassing zijnde beleidsregels af te wijken.

5.3

Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn aangevraagd of verleend, is de Algemene subsidieverordening 1998 van toepassing indien en voor zover dit voor betrokkene gunstiger is.

5.4.

Deze subsidieverordening wordt aangeduid als "Algemene subsidieverordening 2005".

5.5.

De Algemene Subsidieverordening 1998, vastgesteld bij raadsbesluit van 17 februari 1998 RV 98.0017 wordt ingetrokken op de datum waarop deze verordening in werking treedt.

5.6.

Deze subsidieverordening treedt in werking op 1 juli 2005.