Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwijndrecht

Algemene Subsidieverordening gemeente Zwijndrecht 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwijndrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening gemeente Zwijndrecht 2005
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Zwijndrecht 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-01-200501-01-200501-01-2015Onbekend

07-12-2004

Stadsnieuws, 2004-12-16

2004/212

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Zwijndrecht 2005

 

De raad van de gemeente Z w i j n d r e c h t ;

 

Overwegende dat het noodzakelijk is een nieuwe Algemene subsidieverordening vast te stellen;

 

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.27 januari 2004;

 

Gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 Vast te stellen de

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor

    subsidie wordt aangevraagd waarin in ieder geval is aangegeven de na te streven doelen en/of te bereiken effecten, het beoogde

    resultaat in meetbare termen en de daarvoor benodigde personele en financiële middelen;

  • b.

    Boekjaar: is het kalenderjaar, indien in de statuten van een instelling geen andere periode is aangewezen.

  • c.

    Wet: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    Eigen middelen: alle vermogens- en inkomensbestanddelen   waarover de subsidieontvanger kan beschikken;

  • e.

    Het college: burgemeester en wethouders van Zwijndrecht;

  • f.

    Incidenteel subsidie : een subsidie voor een éénmalige activiteit;

  • g.

    Instelling: een rechtspersoon, met volledige rechtsbevoegdheid, die krachtens zijn doelstelling zonder winstoogmerk werkzaam is in een aanwijsbaar belang van het maatschappelijk welzijn in de gemeente.

    Verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen bezitten rechtspersoonlijkheid;

  • h.

    Investeringssubsidie: een subsidie voor aankoop, stichting of verbouwing van accommodaties binnen de gemeente;

  • i.

    Raad: gemeenteraad van Zwijndrecht;

  • j.

    Structureel subsidie: een jaarlijks terugkerende subsidie voor activiteiten met een duurzaam karakter;

  • k.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • l.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • m.

    Subsidievaststelling: een beschikking waarbij het subsidiebedrag wordt vastgesteld;

  • n.

    Subsidieverlening: een beschikking waarin opgenomen een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, het bedrag van de subsidie dan wel het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld en de wijze waarop het subsidiebedrag is bepaald.

Artikel 2 Reikwijdte

 

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op alle subsidieverstrekkingen van de gemeente Zwijndrecht voor activiteiten welke liggen op de beleidsterreinen:

    algemeen bestuur;

    democratie en internationale betrekkingen;

    openbare orde en veiligheid;

    verkeer;

    vervoer en waterstaat;

    economische zaken;

    onderwijs;

    welzijn;

    cultuur;

    sport en recreatie;

    sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    volksgezondheid;

    milieu.

  • 2.

    Deze verordening is niet van toepassing voor zover bij of krachtens wettelijk voorschrift daarvan wordt afgeweken.

  • 3.

    Deze verordening is niet van toepassing op gelden die ingevolge regelingen van de Europese Unie het rijk of provincie door bemiddeling van de gemeente kunnen worden verstrekt. Noch is deze verordening van toepassing op ondernemingen, instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet en kerkgenootschappen als bedoeld in artikel 2 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4.

    In voorkomende gevallen kan het college beslissen dat deze verordening eveneens van toepassing is voor het verstrekken van subsidies voor door natuurlijke personen ondernomen activiteiten die het belang van de gemeente en/of inwoners van de gemeente dienen.

Artikel 3 Subsidievormen

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen in de vorm van een doel-, waarderings- en/of investeringsubsidie.

  • 2.

    Met inachtneming van de bepalingen van deze verordening kan het college regels vaststellen waarin nadere uitwerking plaatsvindt met betrekking tot:

    • 1.

      de grondslagen van de subsidie voor vaststelling en berekening van de specifieke subsidiebedragen;

    • 2.

      aanvullende voorschriften en normen bij de onder sub a bedoelde subsidies.

  • 3.

    Afdeling 4.2.8 van de Wet is van toepassing op de subsidies onder sub 1.

Artikel 4 Beslissend orgaan

  • 1.

    Besluiten ter uitvoering van deze verordening worden genomen door het college, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

  • 2.

    Het college verstrekt jaarlijks aan de raad een overzicht van hun besluiten tot:

    • a)

      subsidieverlening voor één of meer boekjaren;

    • b)

      afwijzing van subsidieaanvragen.

Hoofdstuk 2 Kaders subsidieverlening

Artikel 5 Richtlijnen

  • 1.

    Jaarlijks worden de voor subsidie in aanmerking komende instellingen voor 1 april (van hetzelfde jaar waarin de aanvraag tot subsidie voor het daarop volgende jaar wordt gedaan) door het college schriftelijk in kennis gesteld van de begrotingsrichtlijnen voor het daarop volgende kalenderjaar.

  • 2.

    Het college legt deze richtlijnen ook ter inzage en maakt de ter inzage legging bekend.

Artikel 6 Vaststelling subsidieplafond

  • 1.

    De gemeenteraad is bevoegd, voor één of meer beleidsterreinen of onderdelen daarvan, subsidieplafonds vast te stellen.

  • 2.

    Het college bepaalt de verdeelsleutel binnen elk subsidieplafond.

  • 3.

    Een subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het kalenderjaar waarvoor het is vastgesteld.

  • 4.

    De subsidie wordt geweigerd, voor zover door verstrekking van de subsidie het vastgestelde subsidieplafond wordt overschreden.

Hoofdstuk 3 Algemene eisen

Artikel 7 Verplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht het college zo spoedig mogelijk te informeren over:

    • a.

      ontwikkelingen die ertoe leiden dat de activiteit of activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt;

    • b.

      het geheel of gedeeltelijk beëindigen van activiteiten.

  • 2.

    Het college kan aan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      het voor de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d.

      de te verzekeren risico’s;

    • e.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f.

      het afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van subsidie van belang zijn;

    • g.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden.

    • h.

      het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door de gemeenteraad, het college of de burgemeester gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

  • 3.

    Het college kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 8 Algemene criteria

  • 1.

    Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voor zover deze naar het oordeel van het college in voldoende mate in het belang zijn van de gehele of een deel van de lokale gemeenschap, althans in het belang van de gemeente worden geacht.

  • 2.

    Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voor zover de activiteiten passen binnen het beleid van de gemeente.

  • 3.

    Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voor zover die activiteiten niet ten doel hebben het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard.

  • 4.

    Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voor zover die activiteiten niet uitsluitend of in hoofdzaak worden ontplooid in het belang van een politieke partij, een vakorganisatie, een bedrijf, een kerkgenootschap of andere levensbeschouwelijke instelling.

  • 5.

    Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voor zover naar het oordeel van het college door de subsidieaanvrager een zodanig werkwijze wordt toegepast alsmede over een zodanige organisatorische opzet en over zodanig gekwalificeerde medewerkers beschikt, dat het college redelijkerwijs mag verwachten dat de beoogde doeleinden kunnen worden bereikt.

  • 6.

    Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiering voor zover de organisatie niet kan voorzien uit eigen vermogen als bedoeld in de vastgestelde dan nog vast te stellen beleidsregels als bedoeld in artikel 37, tenzij het college van oordeel is dat de te verrichten activiteiten van dermate belang zijn dat van deze regel kan worden afgeweken.

Artikel 9 Wet en openbare orde

  • 1.

    Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voor zover de organisatie niet een doel nastreeft dat strijdig is met een wet of de organisatie niet in strijd met een wet of de openbare orde handelt.

  • 2.

    Een eenmaal verleende subsidie kan op grond van handelingen in strijd met een wet of de openbare orde worden teruggevorderd.

Artikel 10 Begrotingsvoorbehoud

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat door de raad voldoende gelden beschikbaar worden gesteld.

Artikel 11 Vermogensvorming

  • 1.

    Het college kan bij de verlening van subsidies, aan een subsidieontvanger de vorming dan wel het hebben van reserves of voorzieningen toestaan.

  • 2.

    Het college kan aanvullende regels vaststellen ten aanzien van het maximumbedrag en het doel van de reserves en voorzieningen.

Artikel 12 De subsidiebeschikking

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 2.

    De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

  • 3.

    Tevens vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:

    • a.

      het subsidiebedrag dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en wordt betaald;

    • b.

      het tijdvak waarvoor het subsidie wordt verleend;

    • c.

      welke verplichtingen aan de subsidieverlening zijn verbonden;

    • d.

      welke bepalingen van deze verordening niet van toepassing zijn;

    • e.

      welke (aanvullende) onderwerpen eventueel nader dienen te worden geregeld als onderdeel dan wel bijlage van de beschikking.

Artikel 13 Beslistermijn

  • 1.

    Op een aanvraag wordt, zodra deze volledig is, uiterlijk binnen acht weken beslist.

  • 2.

    In gevallen waarin de aanvraag betrekking heeft op het boekjaar volgende op dat waarin de aanvraag is ingediend, vangt de in het tweede lid genoemde termijn aan op de dag na die waarop de gemeentebegroting voor dat boekjaar door de raad is vastgesteld, en indien aan de orde, zonodig door Gedeputeerde Staten respectievelijk de Kroon is goedgekeurd.

Artikel 14 Schenkingen

De instelling behoeft de machtiging van het college voor het doen van schenkingen en voor het aanvaarden van schenkingen, erfstellingen of legaten onder belastende voorwaarden.

Artikel 15 Weigering subsidieverlening

De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:35 van de Wet genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a.

    niet voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in deze verordening en in nadere gestelde regels;

  • b.

    de activiteiten van de aanvrager niet vallen binnen de in artikel 2 genoemde reikwijdte of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente;

  • c.

    de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed aan het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • d.

    de gelden niet of niet doelmatig zullen worden besteed;

  • e.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met een wet, het algemeen belang of de openbare orde.

 

Hoofdstuk 4 Bijzondere bepalingen

Artikel 16 Aanvraag van een subsidie voor een specifiek evenement in kern Heerjansdam

  • 1.

    Bij Raadsbesluit van 20 mei 2003 is de bevoegdheid tot subsidieverlening en subsidievaststelling met betrekking tot subsidieaanvragen voor specifieke activiteiten binnen de dorpskern Heerjansdam overgedragen aan de Dorpsraad Heerjansdam.

  • 2.

    Op besluiten met betrekking tot de in lid 1 overgedragen bevoegdheden is deze gehele verordening van toepassing.

  • 3.

    Bij toepassing van deze verordening als bedoeld in lid 2 dient voor “het college” te worden gelezen “de Dorpsraad Heerjansdam”.

Artikel 17 Algemene criteria

  • 1.

    Het college kan bij het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen, bepalen dat de activiteit of de accommodatie bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar is voor gehandicapten en mindervaliden.

  • 2.

    Het college kan aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen, voorwaarden verbinden inzake samenwerking met andere organisaties.

  • 3.

    Het college kan aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen, voorwaarden verbinden inzake de hoogte van contributies, eigen bijdrage van de deelnemers en te hanteren tarieven.

  • 4.

    Het college kan aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen, voorwaarden verbinden inzake prioritering van bevolkingscategorieën.

  • 5.

    Het college kan aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen, voorwaarden verbinden inzake emancipatie- of non-discriminatiebeleid.

  • 6.

    Het college kan aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen, voorwaarden verbinden inzake andere te behartigen belangen.

Artikel 18 Subsidievoorwaarden rijksoverheid, provincie of Europese Unie (EU)

  • 1.

    In het geval de organisatie behalve subsidie van de gemeente een subsidie van of het Rijk, en/of de provincie en/of de EU ontvangt en de bepalingen van deze verordening wijken af van de voorwaarden waaronder men de subsidie van het Rijk, de provincie of de EU ontvangt, gelden voor de betreffende afwijkende bepalingen de voorwaarden van het Rijk, provincie of EU.

  • 2.

    Het college kan van het bepaalde in het vorige lid afwijken, als de gemeentelijke subsidie hoger is dan de subsidie van het Rijk, de provincie of de EU.

Hoofdstuk 5 Aanvraagprocedure

Artikel 19 Aanvraag van een structureel subsidie

  • 1.

    De aanvraag wordt uiterlijk op 1 juni voor de aanvang van het boekjaar schriftelijk bij het college ingediend en door de aanvrager ondertekend.

  • 2.

    De aanvraag bevat in elk geval:

    • a.

      een activiteitenplan;

    • b.

      een begroting voor het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd;

    • c.

      overige door de Wet voorgeschreven documenten.

  • 3.

    Indien de aanvrager voor de eerste keer een per boekjaar te verstrekken subsidie aanvraagt bevat de aanvraag tevens:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • b.

      de laatst opgemaakte jaarrekening dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag;

    • c.

      namen, adressen en functies van de zittende bestuursleden.

  • 4.

    Het college kan bepalen dat bepaalde stukken, genoemd onder lid 2 van dit artikel niet hoeven te worden overgelegd. Het college doet het verzoek om overlegging van aanvullende stukken of informatie binnen een termijn van vier weken na ontvangst van het verzoek om structurele subsidie.

  • 5.

    Het college kan aanvullende regels vaststellen waaraan te overleggen stukken dienen te voldoen.

  • 6.

    Indien subsidie wordt verleend voor een meerjarige periode, kan worden volstaan met één aanvraag op uiterlijk 1 juni voor de aanvang van de meerjarige periode. De stukken bedoeld in het tweede lid moeten dan betrekking hebben op de gehele periode.

Artikel 20 Aanvraag van een incidenteel subsidie

  • 1.

    Een aanvraag voor een incidentele subsidie wordt door de aanvrager tenminste 8 weken voor de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd bij het college ingediend.

  • 2.

    Bij een aanvraag voor een incidentele subsidie wordt door de aanvrager tenminste overgelegd:

    • a.

      een activiteitenplan, waarin tevens de beoogde doelstelling(en) is (zijn) vermeld;

    • b.

      een gespecificeerde opgave van het bedrag dat de aanvrager nodig heeft voor de uitvoering van de activiteit of activiteiten. Indien de aanvrager rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is, overlegt hij tevens de stukken genoemd in artikel 8, derde lid.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat bepaalde stukken, genoemd in lid 2 van dit artikel niet hoeven te worden overgelegd, dan wel dat aanvullende stukken of aanvullende informatie dienen te worden overgelegd. Het college doet het verzoek om aanvullende informatie binnen een termijn van vier weken na ontvangst van het verzoek om een incidentele subsidie.

  • 4.

    Het college kan aanvullende regels vaststellen waaraan te overleggen stukken moeten voldoen.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 van dit artikel, voor zover het betreft het vereiste dat de aanvraag wordt ingediend voor de aanvang van de activiteit(en). 

Artikel 21 Aanvraag van een Investering subsidie

Bij een aanvraag om de verlening van een investeringssubsidie worden naast de in artikel 8 genoemde stukken de volgende stukken overgelegd:

  • a.

    een investerings- en financieringsplan;

  • b.

    een kostenspecificatie of -raming van de voorgenomen investering;

  • c.

    de raming van de gevolgen voor de exploitatie die uit de investering voortvloeien.

Hoofdstuk 6 Subsidievaststelling

Artikel 22 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidieontvanger dient na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling van een structurele subsidie moet worden ingediend voor 1 juni volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling van de incidentele subsidie moet worden ingediend binnen 8 weken na afloop van de activiteit(en) of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

  • 4.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang wordt vastgesteld.

  • 5.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 6.

    Het college kan de subsidieontvanger verplichten tot medewerking aan een aanvullend accountantonderzoek.

  • 7.

    Bij de aanvraag voegt de subsidieontvanger een inhoudelijk en financieel verslag, waarin in ieder geval zijn beschreven:

    • a.

      de aard en omvang van de verrichte activiteiten;

    • b.

      een beschrijving in hoeverre de door de gemeente nagestreefde doelstellingen zijn gehaald en een toelichting op verschillen tussen de nagestreefde doelstellingen en behaalde resultaten.

  • 8.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling is een goedkeurende accountantsverklaring vereist.

  • 9.

    Het college kan regels stellen met betrekking tot de verplichtingen en stukken genoemd in de leden 1 tot en met  8 van dit artikel. Het college kan ontheffing verlenen van de verplichting in lid 8.

Artikel 23 De beschikking tot subsidievaststelling

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het college de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld:

    • a.

      op grond van het bepaalde in artikel 4:46 van de Wet;

    • b.

      indien uit de aanvraag tot vaststelling blijkt dat de werkelijke kosten lager zijn dan de verleende subsidie.

Artikel 24 Ambtshalve vaststelling

Het college kan de subsidie geheel of gedeeltelijk op grond van artikel 4:47 van de Wet ambtshalve vaststellen.

Artikel 25 Intrekken of wijzigen

  • 1.

    Het college kan een verleende of vastgestelde subsidie conform de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de Wet intrekken of te nadele van de subsidieontvanger wijzigen.

  • 2.

    Een instelling geeft van elke omstandigheid die kan leiden tot het intrekken, terugvorderen of beëindigen van de subsidie, onmiddellijk schriftelijk kennis aan het college.

  • 3.

    Het college kan onverminderd afdeling 4.2.6 van de Wet, besluiten tot intrekking of wijziging van de subsidie als:

    • a.

      de instelling schriftelijk te kennen heeft gegeven geen beroep meer te willen doen op de gemeentelijke subsidie;

    • b.

      de instelling in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling is verleend of wordt opgeheven;

    • c.

      conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de instelling;

    • d.

      sprake is van ernstige tekortkomingen in de wijze waarop de instelling haar financiële middelen beheert;

    • e.

      de instelling haar activiteiten of werkzaamheden beëindigt;

    • f.

      naar het oordeel van het college andere redenen aanwezig zij.

  • 4.

    Het college hoort de instelling voordat wordt besloten tot intrekking of wijziging van de subsidie.

Hoofdstuk 7 Betaling, voorschotten en terugvordering

Artikel 26 Subsidiebetaling

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaalbaar gesteld, onder verrekening van betaalde voorschotten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaalbaar gesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust kan bij de subsidieverlening of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling een andere termijn worden bepaald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

  • 4.

    Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits in de subsidiebeschikking is aangegeven hoe de gedeelten worden berekend en op welke wijze zij worden betaald.

  • 5.

    De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstig vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan de bepalingen in de Wet ter zake wijziging, intrekking of beëindiging van de subsidie, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sinds de kennisgeving van het ernstig vermoeden dertien weken zijn verstreken.

 

Artikel 27 Voorschotten

  • 1.

    Het college kan op basis van nader vast te stellen regels een voorschot verlenen op de subsidie tijdens het boekjaar waarvoor deze subsidie is verleend voor maximaal 100% van de verleende subsidie.

  • 2.

    De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 28 Onverschuldigde betaling

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel wijziging of intrekking van de subsidievaststelling heeft plaatsgevonden, nog geen vijf kalenderjaren zijn verstreken.

Hoofdstuk 8 Onderzoek

Artikel 29 Onderzoek

  • 1.

    Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, doet het college ten minste éénmaal in de vijf kalenderjaren een onderzoek naar de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.

  • 2.

    Het college doet over de resultaten van dit onderzoek verslag aan de raad.

  • 3.

    Over de wijze van onderzoek wordt overlegd met belanghebbenden.

Hoofdstuk 9 Administratieve bepalingen

Artikel 30 Informatie

De instelling verstrekt zonder enig voorbehoud alle gegevens die in verband met de subsidieverstrekking door of namens het college wordt gevraagd.

Artikel 31 Statuten enz.

De gesubsidieerde instelling is verplicht het college binnen een maand na de wijziging of besluit schriftelijk te informeren over:

  • a.

    wijzigingen in de statuten en de organisatievorm, onder toezending van een afschrift van de notariële akte waarin de wijziging is opgenomen;

  • b.

    wijzigingen in de samenstelling van het dagelijks bestuur;

  • c.

    besluiten of procedures die (kunnen) leiden tot beëindiging van de activiteiten dan wel ontbinding van de organisatie.

Hoofdstuk 10 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 32 Ontheffing

In voorkomende gevallen kan het college voor één of meer bepalingen van deze verordening en op grond van deze verordening gegeven voorschriften ontheffing verlenen, voor zover niet in strijd met de Wet of de doelstellingen van deze verordening.

Artikel 33 Onvoorzien

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is treft het college de nodige voorzieningen c.q. maatregelen, na overleg met belanghebbenden.

Artikel 34 Toezichthouders

Het college kan toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Wet aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de voorwaarden en verplichtingen die aan een subsidieontvanger zijn opgelegd.

Artikel 35 Hardheidsclausule

Het college kan bepalingen uit deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 36 Overgangsrecht

  • 1.

    Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld.

  • 2.

    Vaststelling van voor inwerkingtreding van deze verordening verleende subsidies vindt plaats overeenkomstig de voor inwerkingtreding van deze verordening geldende bepalingen.

  • 3.

    Deze verordening is van toepassing op alle aanvragen voor subsidieverlening, ongeacht de datum van indiening, met betrekking tot subsidies die worden verleend voor een tijdstip of periode gelegen op of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 37 Beleidsregels

  • 1.

    Het college is bevoegd, de betreffende raadscommissie gehoord, jaarlijks beleidsregels vast te stellen waarbij een overzicht wordt gegeven waarin vermeld staat welke subsidiesoorten worden onderscheiden, welke activiteiten subsidiabel zijn, de subsidieplafonds per werksoort en de richtlijnen waar aan het zich dient te houden bij het toekennen en afwijzen van de subsidies.

  • 2.

    In dit overzicht zal tevens aangegeven worden welke voorwaarden aan het verlenen van subsidies kunnen worden verbonden.

  • 3.

    Het overzicht wordt vastgesteld voorafgaand aan het jaar waarop het overzicht betrekking heeft.

  • 4.

    In het overzicht kan worden bepaald dat tot een daarin aangegeven bedrag subsidies kunnen worden toegekend voor onvoorziene activiteiten. Aan het gebruik van deze bevoegdheid kunnen nadere voorwaarden worden gesteld.

Artikel 38 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene Subsidieverordening Zwijndrecht 2005”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2005.

  • 3.

    Met inwerkingtreding van deze verordening komen te vervallen:

    • a.

      de Algemene subsidieverordening 1995, d.d. 24 november 1994;

    • b.

      de verordening tot wijziging van de Algemene subsidieverordening 1995, d.d. 18 december 1997.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 7 december 2004

 

De voorzitter,                                                  De griffier,

 

Nota-toelichting  

Toelichting op de Algemene subsidieverordening gemeente Zwijndrecht.

 

Op veel beleidsterreinen is subsidiëring een belangrijk of zelfs essentieel beleidsinstrument. Om de met de subsidieverlening beoogde doelen te kunnen bereiken, misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies te kunnen tegengaan en subsidieontvangers voldoende rechtszekerheid te verschaffen, moeten de rechten en plichten en bevoegdheden van subsidiegevers en subsidieontvangers op heldere wijze worden vastgelegd, een evenwichtig geheel vormen en goed kenbaar zijn.

 

De behoefte aan een betere beheersing van het proces van subsidieverlening heeft geresulteerd in de opname van een aparte titel over subsidies in de Algemene wet bestuursrecht. De gewijzigde wet is op 1 januari 1998 in werking getreden.

 

De Algemene subsidieverordening van de gemeente Zwijndrecht bevat alle spelregels met betrekking tot subsidiëring, zodat de instelling of burger die voor subsidie in aanmerking wenst te komen in één regeling kennis kan nemen van de regels die daarbij gelden. Naast deze verordening is het noodzakelijk om ook kennis te nemen van de Algemene wet bestuursrecht aangezien de hoofdstukken 1 tot en met 4.1 van deze wet ook van kracht zijn op subsidiebesluiten.

De verordening bevat slechts formele bepalingen en geen beschrijving van (inhoudelijk) beleid.

 

Hoofdstuk 1  Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van de verordening. Voor zover het begrippen betreft die in de Wet zijn opgenomen zijn de in deze wet opgenomen definities overgenomen.

 

Artikel 2 Reikwijdte

De algemene subsidieverordening is in beginsel van toepassing op alle door de gemeente te verlenen subsidies voor activiteiten die door de subsidieontvangers in het belang van de gemeente worden uitgevoerd. Het gemeentelijke belang staat dus voorop. Welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen wordt vastgelegd in beleidsregels.

 

De subsidieverordening richt zich in principe op rechtspersonen. Het college kan de verordening echter ook van toepassing verklaren op natuurlijke personen die activiteiten in het belang van de gemeente ondernemen. Bij aanvragen voor een eenmalige subsidie kan het college bepalen dat de verordening geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is.

 

Artikel 3 Subsidievormen

Van de bevoegdheid genoemd onder lid 2 zal alleen gebruik worden gemaakt wanneer dat noodzakelijk is.

 

Artikel 4 Beslissend orgaan

Het college is belast met de uitvoering van deze verordening, wat inhoudt het verlenen en vaststellen van subsidies, het aangaan van subsidieovereenkomsten en het verlenen van voorschotten.

Een overzicht van in een jaar vastgestelde subsidies wordt jaarlijks in de jaarrekening die over het betreffende jaar wordt uitgebracht, opgenomen.

 

Hoofdstuk 2  Kaders subsidieverlening

 

Artikel 5 Richtlijnen

Voor het opstellen van hun begrotingen is het voor instellingen van belang om tijdig te worden geïnformeerd over de richtlijnen die de gemeente voor het betrokken begrotingsjaar gaat hanteren. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de hantering van zaken als het prijsindexcijfer, enz.

Het gaat hierbij niet om een wettelijk voorschrift maar om een inspanningsverplichting van de gemeente.

 

Artikel 6 Vaststelling subsidieplafond

Met het vaststellen van een subsidieplafond worden de aanspraken op subsidies beperkt tot een bepaald bedrag en wordt een open eind regeling voorkomen.

Het enkele feit dat een begrotingspost is overschreden is onvoldoende reden om een subsidie te weigeren. Met het vaststellen van een subsidieplafond wordt dit probleem opgelost. Jaarlijks kan de raad een subsidieplafond vaststellen, waarbij eveneens moet worden bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld. De verdeling van de beschikbare subsidie wordt vastgelegd in de gemeentebegroting. Het spreekt voor zich dat de subsidieplafonds op tijd, maar in elk geval voor het begin van het tijdvak waarvoor ze zijn vastgesteld, bekend worden gemaakt.

 

Hoofdstuk 3  Algemene eisen

 

Artikel 7 Verplichtingen

In dit artikel zijn de verplichtingen van de subsidieontvanger opgenomen. In het eerste lid gaat het om inlichtingenverplichtingen die betrekking hebben op het niet (langer) uitvoeren van de activiteiten. De in het tweede lid opgenomen bepalingen hebben betrekking op de doelmatigheid en rechtmatigheid van het subsidiebeleid. Het derde lid opent voor het college de mogelijkheid om aanvullende verplichtingen op te leggen.  

 

Artikel 8 Algemene criteria

Behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 9 Wet en Openbare orde

Behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 10 Begrotingsvoorbehoud

Dit voorbehoud heeft geen formele rechtskracht. Dit betekent dat, zo er een begrotingsvoorbehoud wordt gemaakt, dat in de beschikking moet worden opgenomen.

 

Artikel 11 Vermogensvorming

Dit artikel maakt de vorming van reserves of voorzieningen mogelijk. Aan de vorming van reserves of voorzieningen moet in beginsel een besluit van het college ten grondslag liggen, dan wel een beleidsregel. Zonder een dergelijk besluit of beleidsregel is de vorming van reserves of voorzieningen niet toegestaan.

 

Artikel 12 De subsidiebeschikking

Om de aanvrager duidelijkheid te verschaffen over de inhoud van de rechtsbetrekking moet de subsidiebeschikking de hoogte van de subsidie aangeven. Dit kan door een bedrag te noemen of de wijze te vermelden waarop het subsidiebedrag is vastgesteld.

Het noemen van een nominaal bedrag is mogelijk als het subsidiebedrag niet afhankelijk is van kosten van gesubsidieerde activiteiten of van door de subsidieontvanger geleverde prestaties, dus bijvoorbeeld bij een niet-kostendekkende aanmoedigingspremie.

 

Als de subsidieregeling uitgaat van een bedrag per tijdvak, mag worden volstaan met het noemen van dat bedrag in plaats van het totaalbedrag van de subsidie.

 

Als het subsidiebedrag wel afhankelijk is van de kosten van de activiteiten of van de door de subsidieontvanger geleverde prestaties, kan geen nominaal bedrag worden genoemd en moet daarom de berekeningswijze worden vermeld.

Als de beschikking tot subsidieverlening volstaat met het aangeven van de berekeningswijze van het subsidiebedrag, moet de subsidie in de beschikking wel aan een maximum worden gebonden. De wetgever acht een systeem waarbij ongelimiteerd kosten kunnen worden gedeclareerd namelijk ongewenst.

 

Subsidies worden niet voor onbepaalde tijd verstrekt maar voor een bepaald tijdvak.

 

Artikel 13 Beslistermijn

Behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 14 Schenkingen

Het is niet de bedoeling dat de noodzaak om te subsidiëren en de mate waarin dat moet gebeuren, wordt beïnvloed door het doen van schenkingen of door het aanvaarden van schenkingen en dergelijke onder belastende voorwaarden.

 

Artikel 15 Weigering subsidieverlening

Naast de in de wet genoemde algemene gronden, kan de subsidie worden geweigerd als gegronde redenen bestaan dat de activiteiten niet in overwegende mate in het belang van de gemeente zullen worden uitgevoerd. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan subsidieverzoeken van algemene (veelal landelijk opererende) belangenverenigingen. Subsidie wordt ook geweigerd als er gegronde twijfels zijn of de gelden wel aan het juiste doel, of niet of niet doelmatig zullen worden besteed.     

 

Hoofdstuk 4  Bijzondere bepalingen

 

Artikel 16 Bijzondere bepalingen

In de Verordening Dorpsraad Heerjansdam d.d. 20 mei 2003 is geregeld dat de Dorpsraad beslissingen neemt over incidentele specifieke subsidies betreffende de kern Heerjansdam. Bij de uitvoering van deze bevoegdheid zijn de artikelen 12 tot en 24 van deze algemene subsidieverordening van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 17 Algemene criteria

Behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 18 Subsidievoorwaarden rijksoverheid, provincie of Europese Unie (EU)

Behoeft geen nadere toelichting.

 

Hoofdstuk 5  Aanvraagprocedure

 

Artikel 19 Aanvraag van een structureel subsidie

Dit artikel stelt regels met betrekking tot de indiening van aanvragen van structurele subsidies. Aangegeven wordt welke bescheiden de aanvrager moet overleggen. Het college kan hiervan afwijken en bijvoorbeeld bepalen dat voor kleinere instellingen een eenvoudiger procedure geldt. Het zesde lid opent de mogelijkheid voor het aanvragen van een meerjarige subsidie. In te dienen stukken moeten in dat geval op de gehele periode betrekking hebben (o.a. meerjarenbegroting).     

 

Artikel 20 Aanvraag van een incidenteel subsidie

Dit artikel stelt regels voor het indienen van een incidenteel subsidie. Om de gemeente in de gelegenheid te stellen een aanvraag adequaat te behandelen, moet deze 8 weken voor het moment waarop de activiteit zal plaatsvinden, worden ingediend.  

 

Artikel 21 Aanvraag van een Investeringssubsidie

Dit artikel geeft aan welke bescheiden moeten worden overgelegd in het geval een investeringssubsidie wordt ingediend.

  

Hoofdstuk 6  Subsidievaststelling

 

Artikel 22 Aanvraag subsidievaststelling

Voor structurele en incidentele subsidies gelden afwijkende procedures. Bij de aanvraag tot vaststelling moet een goedkeurende accountantsverklaring worden overgelegd. Voor kleine instellingen staan de kosten van een dergelijk verklaring niet in verhouding tot het subsidiebedrag. Deze verplichting gaat dan ook gelden voor de grotere instellingen.  Bij de ontwikkeling van de beleidsregels zal worden bepaald wanneer instellingen wel en wanneer zij geen accountantsverklaring moeten overleggen.

 

Artikel 23 De beschikking tot subsidievaststellingIn deze bepaling is de betekenis van de beschikking tot subsidievaststelling neergelegd: zij verplicht -  definitief - tot betaling van het vastgestelde bedrag. De beschikking moet het bedrag van de subsidie vermelden. De hoogte van het te betalen bedrag moet ondubbelzinnig vaststaan, reden waarom niet kan worden volstaan met het vermelden van de berekeningswijze.

De Wet noemt in artikel 4:46 een viertal situaties waarin de subsidie lager kan worden vastgesteld, t.w. indien:

  • a.

    De activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    De subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    De subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

  • d.

    De subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Overeenkomstig het bepaalde in het derde lid, onder b kan de subsidie ook lager worden vastgesteld indien blijkt dat de werkelijke kosten lager zijn dan het verleende subsidiebedrag.

 

Artikel 24 Ambtshalve vaststelling

In artikel 4:47 van de Wet is een limitatieve opsomming opgenomen van de drie gevallen waarin een subsidie zonder aanvraag van de subsidieontvanger kan worden vastgesteld, t.w.:

  • a.

    Indien de termijn waarbinnen de aanvraag tot vaststelling moet zijn ingediend, is verstreken en geen aanvraag tot vaststelling is ingediend;

  • b.

    Indien de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken en

  • c.

    Indien bij wettelijk voorschrift of bij subsidieverordening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld.

 

Voordat tot ambtshalve vaststelling wordt overgegaan nadat de termijn voor indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling is verstreken, moet de subsidieontvanger in de gelegenheid worden gesteld, binnen een redelijke termijn alsnog een aanvraag in te dienen. Als een aanvraag dan uitblijft, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Onder b) is de mogelijkheid opgenomen om bij een gedeeltelijke intrekking van subsidie het resterende bedrag vast te stellen en bij gehele intrekking van de vaststelling waaraan een verlening is vooraf gegaan de subsidie op nihil vast te stellen. Immers kan dan niet worden verwacht dat de subsidieontvanger nog een aanvraag tot vaststelling zal indienen.

Op mogelijkheid onder c) heeft betrekking op gevallen waarin geen behoefte bestaat aan een afzonderlijke aanvraag tot subsidievaststelling, omdat reeds over de benodigde gegevens wordt beschikt. Dit kan zich voordoen indien tussentijds door de subsidie-ontvanger gegevens worden verstrekt.    

 

Artikel 25 Intrekken of wijzigen

Tussen subsidieverlening en subsidievaststelling kan de subsidie worden ingetrokken of gewijzigd. De Wet geeft hiervoor een aantal redenen.

Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan de subsidieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:

  • a.

    De activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b.

    De subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    De subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid;

  • d.

    De subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

  • e.

    Onder toepassing van artikel 4:34, lid 5 een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  

 

De subsidievaststelling kan op een drietal gronden worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd:

  • a.

    Op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

  • b.

    Indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten; of

  • c.

    Indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

 

Hoofdstuk 7  Betaling, voorschotten en terugvordering

 

Artikel 26 Subsidiebetaling

Door de vaststelling van de subsidie verplicht het bestuursorgaan zich tot daadwerkelijke uitbetaling van het vastgestelde bedrag. Eventueel verstrekte voorschotten worden verrekend.

De rechtszekerheid vereist, dat de subsidieontvanger weet wanneer hij de betaling van een subsidie tegemoet kan zien. In het algemeen wordt een termijn van vier weken voldoende geacht.

Het vierde lid van dit artikel regelt de mogelijkheid om het subsidiebedrag in termijnen te betalen.

Indien wordt overwogen de subsidieverlening of de subsidievaststelling met terugwerkende kracht in te trekken of ten nadele van de ontvanger te wijzigen, ligt daar veelal een aan de subsidieontvanger toe te rekenen handeling aan ten grondslag. Het kan dan ongewenst zijn, dat gedurende de periode van de voorbereiding van de intrekkings- of wijzigingsbeschikking toch nog betalingen aan de ontvanger moeten worden gedaan. Daarom is voorzien in de mogelijkheid de subsidie onmiddellijk stop te zetten, waar door wordt voorkomen dat de subsidie later moet worden teruggevorderd.

Deze bevoegdheid kent twee beperkingen. In de eerste plaats moet er een ernstig vermoeden zijn dat er grond is voor intrekking of wijziging. In de tweede plaats kunnen betalingen niet onbeperkt worden opgeschort, maar voor maximaal 13 weken. De maatregel is dus van tijdelijke aard. Binnen 13 weken moet er definitief zijn beslist over intrekking of wijziging.

 

Artikel 27 Voorschotten

De verplichting om het subsidiebedrag te betalen ontstaat door de subsidievaststelling, dus veelal pas na afloop van de gesubsidieerde activiteit. Om die activiteiten toch te kunnen verrichten heeft de wetgever de mogelijkheid gecreëerd om voorschotten te verstrekken (4:54 van de Wet). Het tweede lid legt de eis vast dat uit de beschikking tot voorschotverlening het bedrag van de bevoorschotting kan worden afgeleid. Gekozen kan worden voor vermelding van het bedrag of van de wijze waarop het voorschotbedrag is berekend. 

 

Artikel 28 Onverschuldigde betaling

Het spreekt voor zich, dat onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten kunnen worden teruggevorderd, maar ook dat die bevoegdheid in de tijd begrensd moet zijn. Door de wetgever is gekozen voor een termijn van vijf jaar (artikel 4:57 van de Wet). Terugvordering is dus niet meer mogelijk als vijf jaar zijn verstreken sinds de vaststelling van de subsidie dan wel sinds het tijdstip waarop de subsidieontvanger een verplichting niet is gaan naleven.

De terugvordering geschiedt langs de gebruikelijke weg, door het instellen van een vordering. Uiteraard kunnen onverschuldigd betaalde voorschotten of subsidies in voorkomende gevallen ook worden verrekend met voorschotten of subsidies voor een volgend tijdvak.  

 

Hoofdstuk 8  Onderzoek

 

Artikel 29 Onderzoek

Op grond van artikel 4:24 van de Wet wordt, in het geval een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, tenminste een maal in de vijf jaar een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Over de vorm van het verslag zijn geen voorschriften gesteld. Het kan doelmatig zijn een apart verslag te publiceren, maar evenzeer om de rapportage op te nemen in de toelichting bij de begroting of in een beleidsnota. Evenmin zijn eisen gesteld aan de inhoud van het verslag. Als algemene eis geldt dat een adequaat inzicht wordt gegeven in doeltreffendheid en effecten van de subsidie in de praktijk.   

 

Hoofdstuk 9  Administratieve bepalingen

 

Artikel 30 Informatie

De instelling is verplicht het college die gegevens te verstrekken die zij voor de subsidievaststelling noodzakelijk acht.

 

Artikel 31 Statuten enz.

Indien een instelling haar statuten wijzigt kan dit gevolgen hebben voor haar doelstelling. Deze doelstelling moet wel corresponderen met de gesubsidieerde activiteiten. Als dit niet het geval blijkt is er vanzelfsprekend actie vanuit de subsidiegever nodig.

 

Hoofdstuk 10            Slot- en overgangsbepalingen

 

Artikel 32 Ontheffing

Op grond van dit artikel kan het college bij bijzondere omstandigheden afwijken van de bepalingen in deze verordening.

 

Artikel 33 Onvoorzien

Dit artikel maakt het voor het college mogelijk een besluit te nemen in gevallen waarin de verordening niet voorziet.

 

Artikel 34 Toezichthouders

Behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 35 Hardheidsclausule

Artikel 35 bevat een hardheidsclausule. Indien toepassing van bepalingen van de verordening tot onredelijke situaties leidt, kan het college besluiten van die bepalingen af te wijken.

 

Artikel 36 Overgangsrecht

Behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 37 Beleidsregels

De beleidregels zullen apart worden vastgesteld door burgemeester en wethouders.

 

Artikel 38 Slotbepalingen

Behoeft geen nadere toelichting.