Organisatie | Deventer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel proceskosten en wegingsfactoren bij vergoeding in de bezwaar- en beroepsfase 2011 (2) |
Citeertitel | Beleidsregel proceskosten en wegingsfactoren bij vergoeding in de bezwaar- en beroepsfase 2011 (2) |
Vastgesteld door | geattribueerde functionaris |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-05-2011 | 07-03-2012 | Onbekend | 16-05-2011 Gemeenteblad, 20-05-2011 | Onbekend |
De gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet van de gemeente Deventer;
Gelet op artikel 1:3 lid 7 Algemene wet bestuursrecht, artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht;
vast te stellen de volgende beleidsregel:
Beleidsregel proceskosten en wegingsfactoren bij vergoeding in de bezwaar- en beroepsfase 2011
Artikel 1 Begripsbepalingen en algemene uitgangspunten
Onrechtmatigheid moet worden opgevat als "genomen in strijd met het recht". Indien een gebonden beschikking wordt herroepen staat de onrechtmatigheid vast. Als de heroverweging daarentegen plaatsvindt op beleidsinhoudelijke gronden, is er geen sprake van onrechtmatigheid. Alléén vormfouten of motiveringsgebreken leiden evenmin tot een vergoedingsplicht. Vergoedingsplicht kan wel bestaan als het inhoudelijk foutieve besluit een gevolg is van reken- invoer- en schrijffouten etc.
Voor de vaststelling van het ontstaan van een recht op te vergoeden kosten die door belanghebbende zijn gemaakt kan een bewijs van gemaakte kosten worden verlangd, bestaande uit een factuur en een bank- giro afschrift of ander betalingsbewijs ter zake van verrichtte werkzaamheden door een derde of een door of namens hem ingeschakelde deskundige.
Bij het vaststellen van de vergoeding van de kosten die een belanghebbende maakt in verband met een door hem ingediend bezwaar- of beroepschrift is het Besluit proceskosten bestuursrecht, met uitzondering van artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, van overeenkomstige toepassing, alsmede de volgende artikelen.
Artikel 3 Kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand
Het bedrag van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand wordt vastgesteld door aan de hand van de in artikel 4 benoemde proceshandelingen punten toe te kennen.
Deze punten worden vermenigvuldigd met de waarde per punt, vermeld in artikel 5. Het aldus berekende bedrag wordt vermenigvuldigd met een wegingsfactor op basis van artikel 6.
Artikel 4 Punten proceshandelingen
Aan de hierna genoemde door een derde beroepsmatig verrichte proceshandelingen worden de volgende punten toegekend:
Indien in een bezwaarschrift meerdere geschilpunten zijn te onderkennen wordt het gewicht van de zaak tot uitdrukking gebracht in een wegingsfactor. Deze wegingsfactor is samengesteld uit de volgende deelwegingsfactoren: belang, proceskosten, objectafbakening/objectkenmerken en taxatietechnische berekeningen. De wegingsfactor is de som van de deelwegingsfactoren.
Artikel 7 Kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht
Het te vergoeden bedrag voor een ten behoeve van de bezwaar – of beroepsfase opgemaakt taxatierapport bedraagt voor:
Artikel 8 Gedeeltelijk in gelijkstelling
Bij een partij of een belanghebbende die gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, wordt het op grond van deze beleidsregel vastgestelde bedrag aan kostenvergoeding verminderd. Het op grond van deze beleidsregel vastgestelde bedrag wordt eveneens verminderd indien het beroep bij de administratieve rechter is ingetrokken omdat gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen.
Artikel 9 Gemotiveerd afwijken
De heffingsambtenaar heeft de bevoegdheid om, in afwijking van hetgeen gesteld is in artikel 3, 4, 6 en 7, een lagere of hogere wegingsfactor toe te kennen. Het afwijken van hetgeen gesteld is in artikel 3, 4, 6 en 7 wordt in de beslissing op bezwaar gemotiveerd.
Als uitgangspunt wordt voorop gesteld dat voor vergoeding van proceskosten slechts plaats is indien door de belanghebbende kosten zijn gemaakt: geen kosten, geen vergoeding. In de regel dient er van te worden uitgegaan dat het in rechte verschijnen van een professionele rechtshulpverlener betekent dat deze daarvoor een declaratie zal indienen. Indien een belanghebbende geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, wordt zijn wederpartij, het bestuursorgaan, in principe in de kosten van het geding veroordeeld. Behoefte aan bewijs dat een op zichzelf professionele gemachtigde voor de verleende rechtsbijstand kosten in rekening heeft gebracht, kan ontstaan bij betwisting door het bestuursorgaan of als er aanwijzingen zijn dat geen kosten in rekening worden gebracht. Dat geldt ongeacht of de gemachtigde tot de belanghebbende in een persoonlijke relatie staat. Het kan zich overigens voordoen dat een dergelijke betwisting verband houdt met de constatering dat de rechtsbijstandverlener in een persoonlijke relatie staat tot de belanghebbende. Van belanghebbende kan bij betwisting bewijs van gemaakte kosten worden verlangd. Dat is alsdan te leveren door overlegging van een declaratie en eventueel van bewijs van betaling, of op andere wijze.
Ten aanzien van bureaus of organisaties die aangeven of waarvan is vastgesteld dat ze werken op basis “no cure no pay” worden ter verifiëring van gemaakte kosten een factuur, een betaling van deze factuur, alsmede een factuur en een betaling van de factuur van een ingeschakelde deskudige gevraagd. Een vergoeding van in de bezwaarfase gemaakte kosten wordt toegekend indien deze kosten aantoonbaar zijn gemaakt. Dit betekent dat de kosten aangetoond moeten worden aan de hand van een nota én een betaling die daadwerkelijk op deze nota heeft plaatsgevonden. De betaling kan worden aangetoond door overlegging van een kwitantie of een bank- of giroafschrift waaruit de betaling blijkt.
Aangezien er een betalingsrelatie met belanghebbende is wordt bij betaling eerst beoordeeld of nog belastingschulden open staan. Indien dit het geval is wordt het bedrag van de vergoeding verrekend met de openstaande belastingschuld. De teruggave van de te veel geheven belasting en de betaling van bezwaarkosten wordt op het reeds bekende nummer van belanghebbende gedaan.
De belanghebbende kan als schuldeiser een bankrekeningnummer aanwijzen waarop een betaling plaats moet vinden (artikel 4:89, eerste lid Awb). Uit de Wettekst en de Memorie van Toelichting blijkt dat het om een aangewezen bankrekening ten name van belanghebbende gaat. Indien er geen belastingschuld is of het bedrag van de vergoeding hoger is dan de nog openstaande belastingschuld wordt het bedrag uitbetaald op het door belanghebbende aangegeven banknummer.
In het bezwaarschrift moet sprake zijn van een geschil over de waarde van een object en daarmee de hoogte van de aanslag, de proceskosten en de objectafbakening. Het bezwaarschrift kan worden onderbouwd met taxatietechnische berekeningen van enige omvang, hierbij valt te denken aan excelbladen etc. Er moet sprake zijn van een inspanning van de indiener van een bezwaarschrift tot een motivering. Het enkele verzoek tot het indienen van een proceskostenvergoeding is niet voldoende. Om de factor tot te kennen moet er sprake zijn van een verschil van mening over het wel of niet toekennen van de vergoeding of over de hoogte van de toegekende vergoeding. Indien dit het enige geschilpunt is dan bedraagt de factor 0,25.
Indien een procedure meerde geschilpunten in zich heeft bijvoorbeeld over de afbakening, de waarde van een object en de waarde wordt onderbouwd met een (Excel)berekening dan bedraagt de vergoeding 0,75 (0,25 voor de afbakening, 0,25 voor een gering verschil over het aanslagbedrag en 0,25 voor de berekening van de waarde).
Indien de beschikking/ aanslag aan de verkeerde belastingplichtige is opgelegd en deze schakelt een derde in die zich beroepsmatig bezig houdt met het verlenen van rechtsbijstand dan bedraagt de factor 0,25.
Artikel 6 lid 3 Samenhangende zaken
Samenhangende zaken zijn: gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig door één of meer belanghebbenden n tegen nagenoeg identieke besluiten op vergelijkbare gronden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1 , onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht is verleend door één of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.
De gestelde voorwaarden zijn cumulatief. Van een samenwerkingsverband kan worden gesproken als bijvoorbeeld hetzelfde belastingadvieskantoor het bezwaar indient.
Het taxatierapport moet speciaal ten behoeve van de lopende bezwaar- of beroepsprocedure zijn vervaardigd.
Het voor een taxatierapport te vergoeden bedrag is opgebouwd uit een gemiddeld aantal uren vermenigvuldigd met een ter plaatse geldend marktconform uurtarief voor de taxatietechnische werkzaamheden.
Op basis van artikel 2, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht bestaat de mogelijkheid indien een belanghebbende gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld tot een vermindering van het bedrag van de kostenvergoeding over te gaan. In artikel 8 wordt dit concreet ingevuld.
De vermindering wordt berekend aan de hand van het percentage waarmee de vastgestelde waarde wordt verminderd. Bij een geringe aanpassing van de waarde van een object wordt het bedrag van de vergoeding relatief veel verminderd. Bij een forse aanpassing van de waarde wordt het bedrag van de kostenvergoeding niet of beperkt aangepast.
De berekening van de te betalen vergoeding geschiedt als volgt. De kostenvergoeding wordt berekend op basis van de artikelen 3 t/m 7 van deze beleidsregel. Daarna vindt een correctie plaats op basis van artikel 8. Het uit te betalen bedrag wordt verrekend met een eventuele belastingschuld of aan belanghebbende uitbetaald.
Rekenvoorbeeld: De WOZ-waarde van een object bedraagt € 400.000,-.
Belanghebbende is van mening dat de warde moet worden verlaagd tot € 320.000,-. In de bezwaarfase wordt de waarde gedeeltelijk verminderd en aangepast tot € 360.000,- (een verlaging met 10%). Op basis van artikel 8 bedraagt de vermindering dan 75%.
Indien het aantal punten voor proceshandelingen op 1 is berekend (artikel 4 en 6) door bijvoorbeeld de deelfactoren van 2a, 2b, 2c en 2d op te tellen dan bedraagt de vergoeding 1 x € 218,-. Indien belanghebbende echter gedeeltelijke in het gelijk wordt gesteld zoals in dit voorbeeld dan bedraagt de vergoeding € 218,- minus 75% van € 218,- (= € 163,50) = € 54,50. Er wordt dan € 54,50 uitbetaald.
Indien de heffingsambtenaar van mening is dat de toepassing van de beleidsregel tot ongewenste gevolgen leidt heeft hij de bevoegdheid om van de beleidsregel af te wijken. Deze afwijking moet in de beschikking worden gemotiveerd.