Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Burgerinitiatief 2005 |
Citeertitel | Verordening Burgerinitiatief 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2005 | 16-07-2019 | nieuwe regeling | 22-02-2005 Stadsblad, 25-02-2005 | RV 05.0013 |
Artikel 3 Uitgesloten onderwerpen
Een burgerinitiatiefvoorstel kan niet worden ingediend over de volgende aangelegenheden:
Het burgerinitiatief dient te worden ondersteund door tenminste 10 initiatiefgerechtigden die ingeschreven staan in het GBA te Leiden.
Deelname blijkt uit ondertekening door de ondersteuner van een aan het burgerinitiatief gehechte, door de gemeente verstrekte lijst, waarop naast de handtekening ook de naam, adres en geboortedatum zijn opgenomen.
Artikel 6 Behandeling in de raad
De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na ontvangst van het advies van de voorzitter als bedoeld in artikel 5 eerste lid, over de behandeling van het initiatief, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag waarop het advies van de voorzitter is ontvangen en de dag van de raadsvergadering waar op het verzoek wordt beslist.
Artikel 7 Beraadslaging en besluitvorming
De voorzitter van de raad nodigt de initiatiefnemers schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De initiatiefnemers hebben tijdens deze vergadering de gelegenheid om het burgerinitiatief mondeling toe te lichten en eventuele vragen uit de raad te beantwoorden.
Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
Indien de raad geheel of gedeeltelijk overeenkomstig het burgerinitiatief besluit, deelt het college de initiatiefnemers binnen twee weken na de raadsvergadering waarin de besluitvorming over het burgerinitiatief heeft plaatsgevonden mee, wanneer de uitvoering van het raadsbesluit zal worden gestart en bij welke medewerker van de gemeente de initiatiefnemers nadere inlichtingen kunnen inwinnen.
Gekozen is voor een korte definiëring van begrippen. De Verordening Burgerinitiatief Leiden biedt het formele kader om initiatieven van burgers op de raadsagenda te krijgen.Er zijn twee soorten burgerinitiatieven mogelijk. Ten eerste het alleen maar aandragen van een onderwerp aan de raad ter agendering, zonder nadere omschrijving.Een voorbeeld is om te discussiëren over de veiligheid in een bepaalde wijk.Ten tweede is er het gemotiveerde verzoek met omschrijving van het besluit dat de raad wordt gevraagd. Het gaat om een concreet voorstel.Een voorbeeld is om betaald parkeren in een bepaalde wijk in te voeren.Het begrip ‘onderwerp’ is ruimer. Dat biedt de mogelijkheid aan burgers een onderwerp aan de gemeenteraad aandragen, zonder dat hierbij een concreet voorstel is gevoegd.Overigens laat de agendering van een onderwerp wel de mogelijkheid voor de initiatiefnemers om met een concreet voorstel te komen.
InitiatiefgerechtigdenHet ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B3 van de Kieswet. Om ook jongeren meer te betrekken is de leeftijd waarop initiatiefvoorstellen kunnen worden ingediend verlaagd naar 16 jaar. Jongeren kunnen op deze wijze (vroegtijdig) betrokken worden bij de gemeentelijke politiek ook al omdat deze leeftijdsgroep een eigen problematiek heeft.Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 4 van deze verordening.
De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat. Hoofdstuk XIII van de Gemeentewet richt zich op het stimuleren van een goed financieel beheer. Dit door in strikte bepalingen het vaststellen van de begroting, de jaarrekening en de goedkeuring van de begroting vast te leggen. Hier worden onder andere eisen aan de te nemen besluiten gesteld en termijnen waarbinnen een en ander moet plaatsvinden neergelegd. Het is niet de bedoeling dat een burgerinitiatief deze wettelijke procedures doorkruist.Op grond van artikel 132 lid 6 van de Grondwet is het de formele wetgever die bepaalt welke belastingen door het gemeentebestuur kunnen worden geheven. Derhalve kunnen gemeentelijke belastingen geen onderwerp zijn van een burgerinitiatief.Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder.Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop kan worden bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen. Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren.
Omdat de burgemeester de voorzitter van de raad is, ligt het voor de hand om het burgerinitiatiefvoorstel bij hem te laten indienen. Aan het verzoek zal een aantal minimumvereisten gesteld moeten worden. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Om fraude met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. In de verordening is gekozen voor een handtekeningendrempel van 10 mede-ondertekenaars. Voor deze –lage- drempel is gekozen om het makkelijk te maken om een burgerinitiatief in te dienen.
De voorzitter beoordeelt of het initiatiefvoorstel aan de gestelde vereisten voldoet, zoals de uitsluitingsgronden, voldoende handtekeningen, een gemotiveerd verzoek ed. Het is niet zinvol om dit door de gehele raad te laten doen. De voorzitter rapporteert aan de raad.Er wordt een termijn van twee weken genoemd, om er voor te zorgen dat er voorgang blijft zitten in de procedure.
Na beoordeling door de voorzitter wordt het burgerinitiatief geagendeerd op de Ingekomen Stukkenlijst van de raad. De IngekomenStukkenlijst wordt drie dagen voor de raadsvergadering nog geactualiseerd. Dit betekent dat als het advies van de voorzitter uiterlijk drie dagen voor een raadsvergadering beschikbaar is, nog een procedurevoorstel voor de afhandeling van het burgerinitiatief kan worden geagendeerd op de Ingekomen Stukkenlijst. De inhoud van het burgerinitiatief is op dat moment nog niet echt van belang. Het hoeft dan ook geen probleem te zijn dat de raadsleden pas drie dagen voor de raadsvergadering de stukken ontvangen.De raad dient het burgerinitiatiefvoorstel in ieder geval inn er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. Van een geldig verzoek is sprake als (a) het verzoek door ten minste 10 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet is uitgezonderd en (c) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het college. Dat zal met name gebeuren als het college wel bevoegd is. Het ligt wel voor de hand dat de volledige raad beslist over het te volgen traject, maar een besluit over een burgerinitiatiefvoorstel wordt in een raadscommissie inhoudelijk voorbereid.
Dit artikel geeft aan dat in de raadscommissie de inhoudelijke beraadslaging over het burgerinitiatiefvoorstel plaatsvindt. De indieners van het burgerinitiatief worden hierbij uitgenodigd en mogen het voorstel toelichten.Het staat de commissie vrij om het college om advies te vragen over het voorstel. Zij kan ook besluiten een ander om advies te vragen, bijvoorbeeld een onderzoeksbureau, een organisatie die werkzaam is op het gebied waar het burgerinitiatief over handelt of een professor van de universiteit.
Met dit artikel worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad. Op grond van het tweede en vierde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling zijn dat het verzoek wordt afgewezen
of een inhoudelijk besluit zijn. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb).
De raad kan er voor kiezen om in een regeling over het burgerinitiatief de burgemeester te verplichten om jaarlijks een verslag over het burgerinitiatief uit te brengen. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de burgerinitiatiefvoorstellen en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen.