Organisatie | Cuijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Kraaijenbergse plassen en Heeswijkse plas 2005 |
Citeertitel | Verordening Kraaijenbergse plassen en Heeswijkse plas 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Ruimte |
geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-04-2010 | 30-03-2016 | nieuwe regeling | 28-09-2009 Cuijks Weekblad, 21-04-2010 | -1.75 / -32289 |
Kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt als recreatief nachtverblijf.
Artikel 10 Samenscholing en ongeregeldheden
Eenieder, die binnen het gebied aanwezig is bij enig voorval waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie dan wel een toezichthouder zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 11A Loslopende honden.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen: a. op de oeverstroken zonder dat die hond is aangelijnd;b. binnen het gebied zoals aangegeven met de aanduiding “ZW” op de overzichtskaart;c. op een andere door burgemeester en wethouders aangewezen plaats.
Artikel 12 Gebruik van water en oeverstroken
Het is verboden binnen het gebied:
A. te varen met een waterscooter, jetski of hovercraft of andere vergelijkbare gemotoriseerde objecten;
B. zeilen van een vaartuig alsmede wasgoed te laten drogen in of aan bomen, struiken en beplanting;
C. met een vaartuig te varen op plaatsen, die door burgemeester en wethouders als zodanig zijn aangewezen;
D. zich met een voer- of vaartuig zodanig te gedragen dat daardoor schade wordt toegebracht aan flora of fauna of dat daardoor overlast ontstaat voor de omgeving;
E. te zwemmen of te surfen nabij onderdoorgangen van bruggen alsmede op plaatsen die door burgemeester en wethouders als zodanig zijn aangewezen.
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders binnen het gebied:
A. havens, aanleginrichtingen, botenhellingen, afmeerconstructies en steigers, golfbrekers, be-schoeiingen of daarmee gelijk te stellen werken, te maken, te hebben en te onderhouden;
B. palen, masten, kranen en hijsinrichtingen te plaatsen, te hebben en te onderhouden.
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders binnen het gebied een kampeermiddel te plaatsen of geplaatst te houden ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Een dergelijke vergunning kan uitsluitend worden verleend voor de oeverstrook:a. nabij het verenigingsschip zoals aangegeven met (VS) op de ligplaatsenkaart;b. aan de zuidzijde van het gebied zoals aangegeven met (2) en (3) op de overzichtskaart.
Artikel 13 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden met een vaartuig:
A. tussen zonsondergang en zonsopgang ligplaats te nemen of te hebben aan de passantensteiger;
B. ligplaats te nemen of te hebben binnen de op de overzichtskaart aangegeven gedeelten van het openbaar water;
C. een ligplaats te nemen of te hebben binnen het gebied gedurende een langere periode dan zes opeenvolgende nachten, waarbij als nacht geldt de periode tussen 20:00 en 08:00 uur. Bij con-statering van het ligplaats hebben op enig moment gedurende de nacht, wordt men vermoed de gehele nacht ligplaats te hebben. Na het verlaten van de ligplaats na bedoelde periode mag binnen 3 x 24 uur niet opnieuw ’s nachts een ligplaats binnen het gebied worden ingenomen.
D. langs de als ligplaats ingerichte oevers met de lange zijde van het vaartuig langs die oever aan te leggen en/of ligplaats te hebben.e. met een vaartuig af te meren anders dan aan de daartoe bestemde afmeerconstructies.
Artikel 15 Veiligheid op wateren en oeverstroken
Het is verboden binnen het gebied:
A. putten of kuilen te graven of anderszins de grasmat, beplanting, oevers, werken of gronden te beschadigen;
B. een vliegtuigje of een ander voorwerp voorzien van een voortstuwingsinrichting en niet vallende onder de bepalingen van de Luchtvaartwet, op te laten of boven het gebied te laten vliegen;
C. vanaf kunstwerken, steigers en/of afmeerconstructies te springen of te duiken;
D. touwen, kettingen, metalen draden of kabels, voor zover deze niet worden gebruikt voor het meren en/of slepen van een vaartuig, te leggen, te doen leggen, te spannen, te hebben en te onderhouden in, onder, op of boven de wateren;
E. een vaartuig, zonder toestemming van de rechthebbende op dat vaartuig, te betreden dan wel daarmee te varen;
F. een vaartuig dat in verwaarloosde staat verkeert, te laten liggen.
Een ligplaatsvergunning wordt geweigerd indien:
A. voor de ligplaats al een vergunning is verleend;
B. het verenigingsschip langer, breder, hoger of dieper is dan aangegeven op de ligplaatsenkaart;
C. het verenigingsschip belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land;
D. de aanvraag niet in overeenstemming is met de door burgemeester en wethouders gestelde regels op het gebied van de bijbehorende voorzieningen.
Artikel 20 Ligplaatsvergunning
Een ligplaatsvergunning wordt geweigerd indien:
A. voor de ligplaats al een vergunning is verleend;
B. het woonschip langer, breder, hoger of dieper is dan aangegeven op de ligplaatsenkaart;
C. het woonschip belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land;
D. het uiterlijk van het woonschip afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente, of het landschap verstoort;
E. het woonschip niet voldoet aan eisen van veiligheid en gezondheid;
F. de aanvraag niet in overeenstemming is met de door burgemeester en wethouders gestelde regels op het gebied van de bijbehorende voorzieningen.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 7 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 27 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van de door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in een of meer van de navolgende artikelen van deze verordening groepsgewijs niet naleven:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:
A. de buitengewone opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, die zijn aangesteld bij de afdeling Ruimtelijk Beheer dan wel de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling;
B. de algemene opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering.
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een vaartuig zonder toestemming van de bewoner.
Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens de verordeningen bedoeld in artikel 31, tweede lid, blijven – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordeningen bedoeld in artikel 31, tweede lid, blijven – indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van een verordening bedoeld in artikel 31, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 31, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 31, tweede lid.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
Gebods- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtensdeze verordening en niet voorkomend in een verordening als bedoeld in artikel 31, tweede lid, zijn niet van toepassing:
A. gedurende 12 weken na het in werking treden van deze verordening;
B. ook na de onder a. bepaalde termijn, voor zover degene die de vergunning of ontheffing nodig heeft, binnen deze termijn een aanvraag heeft ingediend, totdat onherroepelijk op deze aanvraag is beslist.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 31, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn geba-seerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.