Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Cuijk

Verordening op de heffing en invordering van een Baatbelasting Herinrichting Kom 1983

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCuijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van een Baatbelasting Herinrichting Kom 1983
CiteertitelVerordening Baatbelasting Herinrichting Kom 1983
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpBelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet (GW) artikel 222

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-12-2009Nieuwe regeling

14-12-2009

belastingverordeningen gemeente Cuijk c.a. 16-12-2009, Cuijks weekblad, 23-12-2009

-1.714 / -2208

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van een Baatbelasting Herinrichting Kom 1983

De raad van de gemeente Cuijk;

 

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 13 oktober 2009;

 

Gelet op artikel 222 van de Gemeentewet;

 

B e s l u i t :

 

Vast te stellen de:

“Verordening tot 8e wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van een Baatbelasting Herinrichting Kom 1983”

Artikel 1 Aard der belasting

Onder de naam van "Baatbelasting Herinrichting Kom 1983" wordt ter verkrijging van een billijke bijdrage in de ten laste der gemeente komende kosten van het tot stand brengen van voorzieningen verricht in het kader van de herinrichting van de kom, een balsting geheven van de geheel of gedeeltelijke binnen het op de bij deze verordening behorende en gewaarmerkte kaart in rode kleur omlijnde gebied gelegen onroerende goederen welke door de aanleg van die voorziening zijn gebaat.

Artikel 2 Begripsomschrijving

Voor de toepaassing van deze verordening wordt onder een onroerend goed dan wel het onroerend goed verstaan, een gebouwd eigendom met zijn gebouwde aanhorigheden.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1

    De belasting wordt geheven van degene, die van het onroerend goed als bedoeld in artikel 1 het genot heeft krachtens zakelijk recht.

  • 2

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens zakelijk recht, aangemerkt hij die bij het begin van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt, dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens zakelijk recht was.

  • 3

    Indien met betrekking tot eenzelfde onroerend goed meer dan één genothebbende krachtens zakelijk recht kan worden aangewezen wordt de aanslag gesteld ten name van een van hen met de toevoeging van de afkorting "c.s."

Artikel 4 Grondslag

  • 1

    De grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, is het langs de grond gemeten aantal strekkende meters frontbreedte van de geheel of gedeeltelijk binnen het op de in artikel 1 bedoelde tekening aangegeven gebied gelegen onroerende goederen.

  • 2

    Bij het bepalen van het aantal strekkende meters worden onderdelen minder dan een halve meter verwaarloosd en onderdelen van een halve meter of meer voor één meter in rekening gebracht.

  • 3

    Voor de toepassing van de voorafgaande leden van dit artikel, wordt met betrekking tot onroerende goederen, welke met meer dan één zijde belenden aan de in artikel 1 bedoelde voorzieningen, alleen de langste zijde in aanmerking genomen.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Tarief

De belasting bedraagt per belastingjaar € 18,32 (f. 40,38) per strekkende meter.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7a Termijnen van betaling

  • 1

    De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2

    In afwijking inzoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan € 4.000,00 dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke maandelijkse termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3

    In gevallen bedoeld in het tweede lid geldt in afwijking inzoverre van het aldaar bepaalde, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische belalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 8 Tijdsduur van de heffing

De belasting wordt, behoudens in geval van heffing ineens als bedoeld in artikel 9, jaarlijks geheven gedurende een termijn van dertig achtereenvolgende belastingjaren.

Artikel 9 Voldoening ineens van de belasting

  • 1

    Op een bij burgemeester en wethouders in te dienen schriftelijke verzoek van de belastingplichtige wordt de belasting met betrekking tot nog niet aangevangen belastingjaren ineens geheven naar een bedrag, dat gelijk is aan de contante waarde van de belastingbedragen welke geheven zouden zijn - beoordeeld naar de omstandigheden bij het begin van het belastingjaar, waarin het verzoek wordt gedaan - voor elk van de nog aan te vangen belastingjaren.

  • 2

    De contante waarde, bedoeld in het vorige lid, wordt berekend naar een rentevoet van 10,5% per jaar.

  • 3

    Een verzoek, als bedoeld in het eerste lid, moet voor 1 mei van het belastingjaar bij burgemeester en wethouders worden ingediend.

Artikel 10 Vrijstellingen

  • 1

    De belasting wordt niet geheven terzake van:

  • 1

    onroerende goederen, welke uitsluitend worden gebruikt voor woondoeleinden;

  • 2

    onroerende goederen, waarvan de gemeente de genothebbende is, en welke uitsluitend voor de publieke dienst worden gebezigd;

  • 3

    onroerende goederen, welke uitsluitend worden gebruikt voor het geven van kleuter-, lager-, en voortgezet onderwijs;

  • 4

    onroerende goederen, welke in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten in de zin van de artikelen 13 en 14 van de Wet Premie Kerkenbouw (Stb. 1962 nr. 538);

  • 5

    onroerende goederen, welke uitsluitend dienen tot algemeen nut, mits een rechtspersoonlijkheid bezittende instelling de genothebbende is en het behalen van winst niet wordt beoogd;

  • 6

    straatmeubilair, waaronder wordt verstaan alle zodanige gebouwde onroerende goederen, niet zijnde gebouwen, welke zijn geplaatst, ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiïing van het op de in artikel 1 bedoelde kaart aangegeven gebied.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de Baatbelasting Herinrichting Kom.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking;

  • 2

    De datum van de ingang van de heffing is 1 januari 2010.

     

     

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Cuijk van 14 december 2009.

C.G.W.M.Selman L.M. Schoots

Griffier, Voorzitter