Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Cuijk

Verordening Baatbelasting (druk)riolering buitengebied Cuijk 2000

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Cuijk
Officiële naam regelingVerordening Baatbelasting (druk)riolering buitengebied Cuijk 2000
CiteertitelVerordening Baatbelasting (druk)riolering buitengebied Cuijk 2000
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet (Gw), art. 222, Bekostigingsbesluit Baatbelasting (druk)riolering buitengebied Cuijk 1998.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-12-200919-12-2014nieuwe regeling

14-12-2009

Belastingverordeningen c.a. gemeente Cuijk 16-12-2009, Cuijks Weekblad, 23-12-2009 en belastingverordeningen c.q., 16-12-2009

-1.714 / -8722

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Cuijk;

 

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 13 oktober 2009;

 

Gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het "Bekostigingsbesluit Baatbelasting(druk)riolering buitengebied Cuijk 1998", vastgesteld bij raadsbesluit van 26 oktober 1998;

 

B e s l u i t:

 

vVast te stellen de:

 

“Verordening tot 3e wijziging van de verordening op de heffing en invordering van een Baatbelasting (druk)riolering buitengebied Cuijk 2000”. 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 Deze verordening verstaat onder:

  • a een onroerende zaak:

    1. een gebouw eigendom;

    2. een gedeelte van een onder 1. bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    3. een samenstel van twee of meer van de onder 1. bedoelde eigendommen of onder 2 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

  • b een bedrijfspand: een onroerende zaak waarvoor op grond van de inrichting een milieuvergunning is vereist waarbij de verplichting geldt dat het afvalwater op een verantwoorde wijze moet worden afgevoerd;

  • c een burgerwoning:alle onroerende zaken die niet vallen onder de begripsomschrijving "bedrijfspand".

  • d een cluster:een op een bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart afgebakende groep van onroerende zaken.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1 Onder de naam "Baatbelasting (druk)riolering buitengebied Cuijk 2000" wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaarten, die op 1 januari 2000 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten de aanleg van (druk)riolering.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1 De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse aanslag, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registers is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5 Belastingtarief

  • De belasting bedraagt:

  • a voor een bedrijfspand     € 5.672,25 (f. 12.500,00)

  • b voor een burgerwoning    € 3.403,35 (f. 7.500,00)

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 20 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen 4 weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b. van de Gemeentewet be-doelde ambtenaar te worden ingediend.

  • 2 Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3 De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 20 jaren en een rentevoet van 6,5 %.

  • 4 De belasting voor de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar op verzoek worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 6,5 %. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient vóór 15 maart van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b. van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar te worden ingediend.

  • 5 A. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd.

    B. De belasting kan na wijziging van de belastingplicht als bedoeld in dit lid onder a, over-eenkomstig het vierde lid van dit artikel worden afgekocht.

  • 6 Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1 De aanslagen als bedoeld in artikel 2 (heffing ineens) moeten worden betaald binnen 3 maanden na de dagtekening van de aanslag.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid gelden voor aanslagen als bedoeld in artikel 6 (jaarlijkse belasting) de navolgende termijnen van betaling:

    a. De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

    b. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan € 4.000,00 dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke maandelijkse termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

    c. In gevallen bedoeld in het tweede lid, onder b. geldt in afwijking in zoverre van het aldaar bepaalde, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalings-incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 9 Kwijtschelding

  • Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

  • Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 3 Deze verordening wordt aangehaald als Verordening tot 3e wijziging van de “Verordening Baatbelasting (druk)riolering buitengebied Cuijk 2000"

     

     

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Cuijkop 14 december 2009,

    De raad voornoemd,

     

     

    C.G.W.M. Selman                L.M. Schoots

    Griffier,                             Voorzitter,

    TOELICHTING VERORDENING "BAATBELASTING (DRUK)RIOLERING BUITENGEBIED CUIJK 2000".

    1. ALGEMENE INLEIDING

     

    Het is bij landelijke wetgeving gebruikelijk een zogenaamde “Memorie van toelichting” op de betreffende wet te maken. In deze toelichting kan worden verduidelijkt wat met de wet en de onderscheidene artikelen wordt beoogd. Dit heeft niet alleen voor Uw raad voordelen, ook in eventuele fiscale procedures heeft de belastingrechter meer aanknopingspunten voor een afgewogen rechtspleging. Om die reden is bij deze nieuwe gemeentelijke belastingverordening eveneens een toelichting opgesteld. Deze belastingverordening is een direct gevolg van het raadsbesluit van 26 oktober 1998. In deze vergadering is het "Bekostigingsbesluit Baatbelasting (druk)riolering buitengebied Cuijk 1998" vastgesteld. Genoemd bekostigingsbesluit was een uitvloeisel van het raadsbesluit van 6 mei 1996 waarbij werd besloten, mits de gemiddelde kosten van aanleg niet boven de f. 15.000,-- (€ 6.806,70) zouden uitkomen, om grote delen van het buitengebied te voorzien van riolering. Daarbij werd tevens besloten om van de eigenaren van de aan te sluiten panden een eigen bijdrage te verlangen van f. 7.500,-- (€ 3.403,35) voor een burgerwoning en f. 12.500,-- (€ 5.672,25) voor een bedrijfspand. Kostenverhaal geschiedt uitsluitend in de vorm van een in te voeren baatbelasting. Aan alle wettelijke voorwaarden is inmiddels voldaan. Er is tijdig een bekostigingsbesluit genomen en het besluit tot vaststelling van de belastingverordening wordt ruimschoots genomen binnen de (wettelijke) termijn van twee jaren nadat de voorzieningen zijn voltooid. Een baatbelasting heeft overigens een objectief karakter. Het toevallige gebruik dat de belastingplichtige van een gebaat object maakt, heeft geen invloed op de belastingplicht.Beslissend is of de onroerende zaak door de voorzieningen (in dit geval de aanleg van (druk)riolering) is gebaat. Nadere informatie over de inhoud van de belastingverordening is hierna uitgewerkt in een artikelgewijze toelichting. Tenslotte wordt opgemerkt dat bij de opstelling van de belastingverordening gebruik is gemaakt van de “Modelverordening Baatbelasting, opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

     

     

    2. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • Om misverstanden bij het belastingobject te voorkomen is in dit artikel (sub a.) onder meer een omschrijving van het begrip "onroerende zaak" opgenomen. Daarbij is - zoveel mogelijk - aangesloten bij de objectafbakening van de Onroerendezaakbelastingen en de Rioolrechten. Hierdoor is het mogelijk om in jaarlijkse aanslagen omgezette bijdragen ineens gecombineerd op te leggen met de andere gemeentelijke jaarheffingen zoals OZB, Rioolrechten, Hondenbelasting en Afvalstoffenheffing. Voorts zijn ten behoeve van het onderscheid in belastingtarieven (artikel 5) de begrippen "bedrijfspand" (artikel 1, sub b.) en "burgerwoning" (sub c.) nader uitgewerkt.Er is sprake van een "bedrijfspand" als daarvoor op grond van de inrichting een milieuvergunning is vereist waarbij de verplichting geldt dat het afvalwater op een verantwoorde wijze moet worden afgevoerd. Alle andere onroerende zaken vallen onder het begrip "burgerwoning". Omdat er bij de voorbereiding van de aanleg een clusterindeling is gemaakt, is het begrip "cluster” eveneens uitgewerkt.

Artikel 2 Belastingbaar feit

  • Via artikel 2 maakt de kaart waarop het gebate gebied is aangegeven deel uit van de belastingverordening. Voorts is het tijdstip van “het gebaat zijn” vermeld. Naar de feitelijke toestand op dit tijdstip dient te worden beoordeeld of de onroerende zaken gebaat zijn door de getroffen of nog te treffen voorzieningen. Er vindt dus een eenmalige beoordeling plaats over de vraag of een onroerende zaak gebaat is door de getroffen voorzieningen. Dit brengt mee dat latere wijzigingen in het gebaat zijn van een onroerende zaak geen invloed hebben op de verschuldigde belasting. Ook latere bijbouw of afbraak van objecten kan niet leiden tot wijziging in het totaalbestand van belaste objecten. Het begrip "voorzieningen" sluit aan bij de bestaande jurisprudentie. In dit geval wordt de aanleg van (druk)riolering als voorziening aangemerkt, die door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand is of wordt aangebracht.. De gemeente kan dus zelf voor de totstandkoming van de voorzieningen zorgdragen of daaraan medewerking geven. Wie uitvoerder is doet niet terzake. Van medewerking is sprake in-ien de kosten mede door de gemeente worden gedragen.Er is volgens constante jurisprudentie sprake van "baat" als een onroerende zaak door de ge-meentelijke voorziening in een "voordeliger positie" is gekomen. Het is niet noodzakelijk dat de "baat" gepaard gaat met een aantoonbare waardestijging. De mogelijkheid tot aansluiting op het rioolstelsel is in ieder geval een aspect dat er toe leidt dat een onroerende zaak, naar objectieve maatstaven beoordeeld, in een gunstiger positie is gekomen. 

Artikel 3 Belastingplicht

  • In dit artikel wordt de belastingplicht omschreven. Belastingplichtig zijn natuurlijke personen en rechtspersonen zoals vennootschappen, stichtingen en verenigingen, die van de door gemeentelijke voorzieningen gebate onroerende zaken, zoals vermeld in artikel 2, het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • Er is in de Gemeentewet geen heffingsmaatstaf opgenomen voor de baatbelasting. Dit houdt in dat de gemeentelijke wetgever vrij is in het bepalen van de heffingsmaatstaf. Bij de keuze van de heffingsmaatstaf - een vast bedrag per onroerende zaak - is aansluiting gezocht bij de in de praktijk meest gebruikte maatstaven.Een vast bedrag per onroerende zaak wordt bijna overal gebruikt als het gaat om voorzieningen inzake aanleg van riolering en van gas-, water- en elektriciteitsleidingen waarvan alle aangesloten of aan te sluiten objecten in gelijke of nagenoeg gelijke mate profiteren. 

Artikel 5 Belastingtarief

  • In dit artikel zijn de belastingtarieven opgenomen. Deze tarieven zijn gebaseerd op het raadsbesluit van 26 oktober 1998. In deze vergadering is het "Bekostigingsbesluit Baatbelasting (druk)riolering buitengebied Cuijk 1998" vastgesteld. Genoemd bekostigingsbesluit is weer een uitvloeisel van het eerdere raadsbesluit van 6 mei 1996 waarbij werd besloten, mits de gemiddelde kosten van aanleg niet boven de f. 15.000,-- zouden uitkomen, om grote delen van het buitengebied te voorzien van riolering. Daarbij is tevens besloten om van de eigenaren van de aan te sluiten panden een eigen bijdrage te verlangen van f. 7.500,-- voor een burgerwoning en f. 12.500,-- voor een bedrijfspand.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse heffing

  • Baatbelasting is in beginsel een heffing ineens. De belastingplichtige dient de heffing ineens te betalen. Op verzoek van de belastingplichtige kan de baatbelasting echter in de vorm van een jaarlijkse belasting worden geheven gedurende ten hoogste dertig jaren. Een gemeente is verplicht daarvoor een regeling te treffen in de verordening. Hierin is dan ook voorzien. Gelet op de geschatte levensduur van de drukriolering en gelet op de hoogte van de bijdrage ineens, respectievelijk f. 12.500 en f. 7.500,--, is een termijn van twintig jaren opgenomen waarin de betaling van de heffing ineens kan worden omgezet in een jaarlijkse belasting. In de jaarlijkse heffing (annuïteit) moet een rentecomponent worden opgenomen. De rentevoet is bepaald op 6,5%. Deze rentevoet is namelijk analoog aan de rente die door de gemeenteraad is vastgesteld ten behoeve van de berekening van de kapitaallasten (rente en afschrijving) van het krediet "Aanleg (druk)riolering buitengebied.

    Hoeveel bedraagt de jaarlijkse aanslag (tijdvak 20 jaar, rente 6,5%):

    Belasting ineens:           Jaarlijkse aanslagf. 12.500,--                        f. 1.134,46f. 7.500,--                          f. 680,67

    Voorts is in artikel 6, lid 4 een bepaling opgenomen dat een in een jaarlijkse heffing omgezette aanslag op elk moment weer kan worden afgekocht. De afkoopsom bedraagt in dergelijke gevallen:  

    Bij afkoopt voor:             Restant looptijd bedrijfspand:           Bedrag afkoop burgerwoning:

    15 maart 200119 jaar (2001 t/m 2019)f.12.178,10f. 7.306,80
    15 maart 200218 jaar (2002 t/m 2019)f. 11.835,22f. 7.101,07
    15 maart 200317 jaar (2003 t/m 2019)f. 11.470,04f. 6.881,97
    15 maart 200416 jaar (2004 t/m 2019)f. 11.081,14f. 6.648,62
    15 maart 200515 jaar (2005 t/m 2019)f. 10.666,95f. 6.400,11
    15 maart 200614 jaar (2006 t/m 2019)f. 10.225,84f. 6.135,45
    15 maart 200713 jaar (2007 t/m 2019)f. 9.756,06f. 5.853,59
    15 maart 200812 jaar (2008 t/m 2019)f. 9.255,75f. 5.553,40
    15 maart 200911 jaar (2009 t/m 2019)f. 8.722,91f. 5.233,70
    15 maart 201010 jaar (2010 t/m 2019)f. 8.155,44f. 4.893,22
    15 maart 20119 jaar (2011 t/m 2019)f. 7.551,08f. 4.530,61
    15 maart 20128 jaar (2012 t/m 2019)f. 6.907,44f. 4.144,43
    15 maart 20137 jaar (2013 t/m 2019)f. 6.221,97f. 3.733,15
    15 maart 20146 jaar (2014 t/m 2019)f. 5.491,94 f. 3.295,13
    15 maart 20155 jaar (2015 t/m 2019) f. 4.714,45 f. 2.828,65
    15 maart 20164 jaar (2016 t/m 2019) f. 3.886,43 f. 2.331,84
    15 maart 20173 jaar (2017 t/m 2019) f. 3.004,59 f. 1.802,74
    15 maart 20182 jaar (2018 t/m 2019) f. 2.065.43 f. 1.239,25
    15 maart 20191 jaar (2019) f. 1.065,22 f. 639,13

     Artikel 6, lid 5 bepaalt vervolgens dat indien een onroerende zaak wordt verkocht gedurende de verdere looptijd van de heffing de baatbelasting in de vorm van een jaarlijkse aanslag wordt gecontinueerd. Deze regeling wordt ook toegepast bij de bestaande baatbelastingen in onze gemeente. Artikel 6, lid 6 ziet toe op situaties waarbij een gebaat object in de loop van het tijdvak in eigendom wordt gesplitst. De maatstaf wordt dan opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren. Als er twee nagenoeg gelijkwaardige nieuwe onroerende zaken ontstaan ligt het in de rede de jaarlijkse heffing te splitsen in de verhouding 50 : 50. Bij andersoortige splitsingen zal de verdeling naar de omstandigheden moeten worden beoordeeld. Is de aanslag reeds ineens voldaan dan heeft splitsing uiteraard geen gevolgen meer voor de aanslag.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • Uit doelmatigheidsoverwegingen is gekozen voor heffing bij wege van aanslag. Hierdoor is combinatie van de jaarlijkse aanslag met andere gemeentelijke aanslagen op één aanslagbiljet mogelijk . Overigens zal in de loop van februari 2000 aan alle belastingplichtigen, conform de bepalingen in deze verordening, de aanslag ineens afzonderlijk worden opgelegd. Deze aanslag dient binnen 3 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet te worden betaald. Bij de aanslag zal een formulier worden gevoegd waarmee kan worden verzocht de aanslag “ineens” om te zetten in een jaarlijkse aanslag.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • Zoals reeds opgemerkt dient de heffing ineens binnen 3 maanden na dagtekening (29 februari 2000) te zijn betaald. Als de heffing ineens wordt omgezet in een jaarlijkse aanslag wordt deze aanslag gecombineerd op één aanslagbiljet met de andere gemeentelijke jaarheffingen zoals de Onroerendezaakbelastingen, de Rioolrechten en de Afvalstoffenheffing. Reden waarom de regels voor betaling in die situatie gelijk gesteld zijn aan die voor genoemde jaarheffingen.

Artikel 9 Kwijtschelding

  • 1 Omdat men betaalt voor door de gemeente aangelegde voorzieningen wordt het verlenen van kwijtschelding uitgesloten. Bij de andere in onze gemeente geheven baatbelastingen is kwijtschelding evenmin mogelijk.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

  • Door de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht en de daarop gebaseerde aanpassingswetgeving zijn een aantal bevoegdheden van de gemeenteraad met ingang van 1 januari 1998 overgegaan naar het college van burgemeester en wethouders.Reden waarom door het college voor alle gemeentelijke belastingen een nadere regeling is vastgesteld. In deze regeling zijn voorschriften opgenomen over aangifte, renteberekening en voorlopige aanslag . 

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • Deze bepaling is conform de modelbepalingen.