Organisatie | Cuijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Cuijk 2008 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Cuijk 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Middelen en Ondersteuning / Bestuurlijk Juridische Zaken |
De Algemene Plaatselijke Verordening Cuijk 2008 is vastgesteld op 19 mei 2008, gepubliceerd op 11 juni 2008 en in werking getreden op 20 juni 2008.
De eerste wijziging is vastgesteld op 13 december 2010 en in werking getreden op 23 december 2010.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-12-2010 | 25-09-2013 | nieuwe regeling | 13-12-2010 | -1.75 / -40827 | |
23-12-2010 | nieuwe regeling | 13-12-2010 | -1.75 / -40827 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomshrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
A Weg:1. de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet
1994, alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;2. de – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke pleinen en
open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen,
ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;3. de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en
galerijen, die uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn;4. andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken,
gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of
vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.
B Openbaar water: alle wateren die – al dan niet met enige beperking – voor het publiek bevaarbaar of
C Bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben
vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet.
D. Rechthebbende: eenieder die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of
E. Voertuigen: alle voertuigen, als bedoeld in artikel 1, onder a en onder al, van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van:1. treinen en trams;2. kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen.
F. Vaartuigen: alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede
woonschepen, glijboten en ponten.
G. Woonschepen: schepen uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot woning bestemd.
H. Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de
grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
I. Gebouw: elk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
J. Vee: dieren die behoren tot de diersoorten genoemd in bijlage II, behorende bij
artikel 55 van de Meststoffenwet.K. Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk
beoogd wordt een commercieel belang te dienen.
bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten
opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen
dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter
bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en
beperkingen niet zijn of worden nagekomen;d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een
daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;e. indien de houder dit verzoekt.
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Eenieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Paragraaf 2 Optochten en betogingen
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat de betoging zal worden gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van wat in artikel 2.1.2.4, eerste lid, hierover is bepaald.
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel
2.1.2.2, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een
Artikel 2.1.2.4 Te verstrekken gegevens
De kennisgeving bevat:a. naam en adres van degene die de betoging houdt;b. het doel van de betoging;c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;d. de plaats en, voorzover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;e. voorzover van toepassing, de wijze van samenstelling;f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
Het verbod geldt niet voor:a. vlaggen, wimpels of vlaggenstokken indien deze geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt;b. zonneschermen, voorzover ze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en voorzover: - elk onderdeel zich hoger dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt, en - elk onderdeel, in welke stand het scherm ook staat, zich op meer dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt, en - elk onderdeel, in welke stand het scherm ook staat, minder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt; c. de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten draagt er zorg voor dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is; d. voertuigen;e. voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;f. evenementen als bedoeld in artikel 2.2.1;g. standplaatsen als bedoeld in artikel 5.2.3.
Het is verboden op, aan, over of boven de weg een voorwerp of stof waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien:a. deze door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengt aan de weg,b. gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik van de weg, ofc. een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
Artikel 2.1.5.2 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voorzover het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur, de Wegenverordening Noord-Brabant 2006, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening gemeente Cuijk van toepassing is.
Artikel 2.1.5.3 Maken of veranderen van een uitweg
Het college stelt voorschriften aan de gewenste uitweg indien door het realiseren ervan:a. gevaar of hinder ontstaat of dreigt te ontstaan voor het wegverkeer ter plaatse;b. het gebruik van een bestaande openbare parkeerplaats onmogelijk wordt gemaakt of dreigt te worden gemaakt;c. de groenvoorziening in de gemeente wordt geschaad of dreigt te worden geschaad.
Paragraaf 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.2 Winkelwagentjes
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2.1.6.3 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op
zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput,
brandkraan of enigerlei andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening,
Artikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp
te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 2.1.6.11 Veiligheid op het ijs
Het is verboden:a. voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;b. bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:a. bioscoop- en schouwburgvoorstellingen;b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5.2.4 van deze verordening;c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;f. activiteiten als bedoeld in artikel 2.3.3.1 van deze verordening.
Het verbod van het eerste lid geldt niet voor eendaagse evenementen, indien: a. het evenement betreft een kleinschalige activiteit in de buitenlucht en heeft gezien de aard geen invloed op de openbare orde en veiligheid, zoals een straatfeest, barbecue, rommelmarkt.b. het aantal bezoekers, inclusief deelnemers, bedraagt niet meer dan 250 personen tegelijkertijd;c. het evenement vindt plaats tussen 10.00 en 24.00 uur;d. het evenement omvat niet meer dan 2 straten;e. niet langer dan tot 23.00 uur wordt muziek ten gehore gebracht die een geluidsniveau van 70 dB(A), gemeten op de gevel van de dichtstbijzijnde gevel, niet mag overstijgen; versterkte livemuziek is niet toegestaan. Ingeval van overtreding van dit voorschrift zullen kosten van metingen bij de melder in rekening worden gebracht.f. er zijn geen ingrijpende verkeersmaatregelen vereist, anders dan het onttrekken van parkeer- plaatsen en het eventueel afsluiten van een straat met een beperkte verkeersfunctie. Doorgaande wegen worden niet afgesloten. Kosten van deze maatregelen komen voor rekening van de organisator.g. er worden slechts kleine objecten geplaatst met een oppervlakte van minder dan80 m2. Indien dit object een tent of tijdelijk bouwsel betreft,dan dient aan een aantal brandveiligheidsvoorschriften te worden nageleefd. Deze worden na de melding toegezonden. Brandkranen dienen vrij gehouden te worden van obstakels; h. de doorgang van de hulpverleningsdiensten dient gewaarborgd te zijn. Er dient op de weg een vrije ruimte beschikbaar te zijn van 3,50 meter;i. er is een organisator die direct aanspreekbaar is en verantwoordelijk is voor de naleving van de algemene regels en de criteria van de melding;j. de locatie dient beschikbaar en toegankelijk te zijn. De gemeente bepaalt of de locatie hieraan voldoet;k. er is geen inzet van hulpdiensten nodig;l. het is niet toegestaan drank te schenken in glaswerk;m. de organisator stelt de burgemeester tenminste vier weken voorafgaand aan het evenement in kennis met een door de burgemeester vastgesteld meldingsformulier;n. Indien binnen twee weken na ontvangst van het meldingsformulier door de burgemeester geen tegenbericht is verzonden kan het evenement zoals gemeld plaatsvinden.
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Deze paragraaf verstaat niet onder bezoekers:a. de gezinsleden van de houder, alsmede zijn elders wonende bloed en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;b. de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede personen bedoeld in artikel 438, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht;c. de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 2.3.1.4 Sluitingstijden
Het is de houder van een horecabedrijf, waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet is verleend, verboden dit voor bezoekers open te hebben, aldaar bezoekers toe te laten en te laten verblijven:- op maandag tussen 01.00 uur en 05.00 uur;- op dinsdag tussen 01.00 uur en 05.00 uur;- op woensdag tussen 01.00 uur en 05.00 uur;- op donderdag tussen 01.00 uur en 05.00 uur;- op vrijdag tussen 01.00 uur en 05.00 uur;- op zaterdag tussen 03.00 uur en 07.00 uur;- op zondag tussen 03.00 uur en 07.00 uur;- op carnavalsmaandag, carnavalsdinsdag tussen 03.00 uur en 07.00 uur;- op Koninginnedag, Tweede Paasdag, Tweede Pinksterdag, Hemelvaartsdag, Eerste Kerstdag en Tweede Kerstdag tussen 03.00 uur en 07.00 uur;- op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag in het betreffende deel van de gemeente waar de jaarlijkse kermis wordt gehouden tussen 03.00 uur en 07.00 uur.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het de houder van een horecabedrijf waarvoor géén vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet is verleend, verboden dit voor bezoekers open te hebben, aldaar bezoekers toe te laten en te laten verblijven:- op maandag tussen 02.00 uur en 05.00 uur;- op dinsdag tussen 02.00 uur en 05.00 uur;- op woensdag tussen 02.00 uur en 05.00 uur;- op donderdag tussen 02.00 uur en 05.00 uur;- op vrijdag tussen 02.00 uur en 05.00 uur;- op zaterdag tussen 03.30 uur en 07.00 uur;- op zondag tussen 03.30 uur en 07.00 uur; - op carnavalsmaandag, carnavalsdinsdag tussen 03.30 uur en 07.00 uur;- op Koninginnedag, Tweede Paasdag, Tweede Pinksterdag, Hemelvaartsdag, Eerste Kerstdag en Tweede Kerstdag tussen 03.30 uur en 07.00 uur;- op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag in het betreffende deel van de gemeente waar de jaarlijkse kermis wordt gehouden tussen 03.30 uur en 07.00 uur.
Onverminderd het bepaalde in de vorige leden is het de houder van een inrichting behorende bij of op of in een sportaccomodatie verboden om zonder ontheffing van de burgemeester deze voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende de tijd gelegen een uur voor en vanaf een uur na het gebruik overeenkomstig de bestemming van die accomodatie.
Artikel 2.3.1.5 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.4 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2.3.1.6 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd
dat dit bedrijf krachtens artikel 2.3.1.4 of ingevolge een op grond van
artikel 2.3.1.5 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Artikel 2.3.1.8 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 geen inrichting is in de zin van artikel 174
van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd bestuursorgaan
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:1. inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening
van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot
kamperen wordt verschaft;2. houder: degene die een inrichting exploiteert dan wel daarin de feitelijke leiding heeft.
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een
inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk
De houder van een inrichting is verplicht een register, als bedoeld in
artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat ingericht
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht
onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar
naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.3.3.1 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op: a. speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;b. speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
De burgemeester weigert de vergunning:a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;b. indien de exploitatie van een speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Artikel 2.3.3.2 Speelautomaten
In dit artikel wordt verstaan onder:a. Wet: de Wet op de kansspelenb. speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;e. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.2 Plakken en kladden
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is:a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;b. met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het is verboden tussen 22.00 en 06.00 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.4.7 Hinderlijk gedrag op of aan de weg
Het is verboden:a. op of aan de weg te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;b. zich op of aan de weg zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt.
Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden
in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een
openbaarvervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het
publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander
Artikel 2.4.10a Gebiedsontzegging / verblijfsverbod
Het is degene aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare
orde of zedelijkheid is bekendgemaakt, verboden zich anders dan in een openbaar middel
van vervoer te bevinden op of aan door of namens de burgemeester aangewezen wegen en
plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd. Dit verbod geldt gedurende de in de
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan
tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang
van een portiek indien:a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen
uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door
het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis,
uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits
Artikel 2.4.17 Loslopende honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is;b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;d. buiten de bebouwde kom op de weg of op een voor het publiek toegankelijke plaats, zonder toezicht op die hond.
De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voorzover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden
De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:a. binnen de bebouwde kom op de weg;b. binnen de bebouwde kom op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;c. op een andere door het college aangewezen plaats.
Degene, bedoeld in het eerste lid is verplicht binnen de bebouwde kom een deugdelijke voorziening bij zich te hebben waarin of waarmee hij/zij de uitwerpselen kan meenemen zoals een hondenpoepzakje of een hondenpoepschepje. Deze voorziening moet op eerste vordering getoond worden aan de met het toezicht belaste ambtenaar.
Artikel 2.4.19 Gevaarlijke honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander:a. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het college is bevoegd buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen aan te wijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:a. aanwezig te hebben; dan welb. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid gestelde regels; dan welc. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven of mede is aangegeven.
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het college is aangegeven.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:a. Handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel
van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;b. Verkoopregister: het aantekening houden van het verkopen of op andere wijze
overdragen van alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar.
Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voorzover dat mogelijk is – soort, merk en nummer van het goed;d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.6.2 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig tev bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.7.1a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opimumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingshandelingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2.1.7b Verzamelingen van personen in verband met drugs
Het is verboden op of aan de wegen, die door de burgemeester zijn aangewezen, aan een verzameling van twee of meer personen deel te nemen, indien redelijkerwijze kan worden aangenomen dat de verzameling verband houdt met het openlijk gebruik van of de handel in middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, of indien deze verzameling verband houdt met de handel in middelen als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet.
Afdeling 8 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in een of meer van de navolgende artikelen van deze verordening groepsgewijs niet naleven:- artikel 2.1.1.1 (samenscholing en ongeregeldheden);- artikel 2.1.2.1 (optochten);- artikel 2.1.5.1 (voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg);- artikel 2.1.5.2 (aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg);- artikel 2.1.6.4 (openen straatkolken e.d.);- artikel 2.1.6.7 (gevaarlijk of hinderlijk voorwerp);- artikel 2.4.7 (hinderlijk gedrag op of aan de weg);- artikel 2.4.8 (hinderlijk drankgebruik);- artikel 2.4.9 (hinderlijk gedrag bij of in gebouwen);- artikel 2.4.10 (hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten);- artikel 2.6.3 (bezigen van vuurwerk tijdens de jaarwisseling)- artikel 5.5.2 (verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken)
Afdeling 9 Preventief fouilleren
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotischemassagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:1. de exploitant;2. de beheerder;3. de prostituee;4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2;6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder avan het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtredingvan:1. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;2. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a(oud), 250, 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;3. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;4. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;5. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;6. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe te zien dat in deseksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotischpornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste vier weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij het voorschrift 4.113, eerste lid van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste vier weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.1.5 Onversterkte muziek
Op het ten gehore brengen van onversterkte muziek binnen inrichtingen is de onder c. opgenomen tabel van toepassing.
de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;1. bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel wordt geen bedrijfsduurcorrectie toegepast.2. Tabel:07:00–19:00 19:00–23:00 23:00–07:00 uurLAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen 50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A) LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen 35 dB(A) 30 dB(A) 25 dB(A) LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen 70 dB(A) 65 dB(A) 60 dB(A) LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen 55 dB(A) 50 dB(A) 45 dB(A)
2. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het besluit van toepassing.3. Het college kan ontheffing verlenen van de gestelde normen in dit artikel.
Artikel 4.1.6 Overige geluid- en lichthinder
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1994, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provincialem milieuverordening.
Afdeling 2 Bodem-, weg en milieuverontreiniging
Artikel 4.2.2 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.2.3 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.3.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom in de zin van de Boswet indien het betreft:
houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en, ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20.
Indien een vergunning wordt verleend of geweigerd, wordt deze beslissing binnen 2 weken openbaar gemaakt in een lokaal dag- of nieuwsblad.
Artikel 4.3.6 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik
Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment van definitief worden van vergunning, oftewel tot het moment dat:
Artikel 4.3.8 Bijzondere vergunningvoorschriften
Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, bomen-, groen-, of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zoveel mogelijk, een herplantplicht opgelegd.
Ingeval in ruimtelijke zin niet kan worden voldaan aan de door het bevoegd gezag opgelegde herplantingsplicht kan het bevoegd gezag volstaan met het opleggen van een vergoeding gebaseerd op de boomwaarde van de herplantplicht. Dit bedrag wordt gestort in de “reserve” bestemd voor de instandhouding c.q. de uitbreiding van het gemeentelijk bomenbestand.
Artikel 4.3.9 Herplanting / instandhoudingsplicht
Indien houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, danwel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.3.10 Schadevergoeding
Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 juncto artikel 13 vierde lid van de Boswet.
Artikel 4.3.11 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.
Artikel 4.3.12 Bestrijding van iepziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.4.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels:
Artikel 4.4.1a Stankoverlast door gebruik van dierlijke meststoffen
emissiearm aanwenden: gebruiken van dierlijke meststoffen op de wijze die is aangegeven in de bij het Besluit gebruik meststoffen behorende bijlage II, met dien verstande echter dat onder 3, punt a onder 2e gelezen moet worden: ‘tijdens het uitrijden van de dierlijke mest deze gelijktijdig wordt ondergewerkt’;
Artikel 4.4.2 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan:Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5.2.3.1 Begripsomschrijving standplaats
In deze paragraaf wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5.2.3.3 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen
Artikel 5.2.3.5 Aanhoudingsplicht
Het college houdt de aanvraag om een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het tweede lid, tot de dag waarop is beslist op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.
Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten e.d.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester:
toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.
Artikel 5.3.1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voorde bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5.3.3 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.3.2 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5.3.2, tweede lid, en 5.3.3 bepaalde.
Artikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbaar water, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.3.6 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid vanpersonen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven – indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven – indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is in gediend.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.