Organisatie | Cuijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Parkeerverordening Cuijk 2004 |
Citeertitel | Parkeerverordening Cuijk 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | ruimtelijk beheer / belastingen |
geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | nieuwe regeling | 28-09-2009 Belastingverordeningen c.a. gemeente Cuijk, 29-09-2009 en Cuijks Weekblad, 07-10-2009 | -1.811.32 / -27649 |
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 juli 2009;
Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994,
Overwegende, dat het wenselijk is om regels vast te stellen voor een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en voor het uitgeven van ontheffingen aan belanghebbenden bij parkeerplaatsen:
Verordening tot 1e wijziging van de Parkeerverordening Cuijk 2004
Afdeling I Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
A. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;
B. Motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;
C. Parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
D. Houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
E. Parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeerders en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;
F. Parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorend bij parkeerapparatuur;
G. Belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:- is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of- gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;
H. Vergunning: onder vergunning worden de volgende vergunningen verstaan:- Bedrijfsvergunning: een vergunning als bedoeld in afdeling II, artikel C, lid 2;- Bewonersvergunning: een vergunning als bedoeld in afdeling II, artikel C, lid 3;- Tijdelijk vergunning: een vergunning als bedoeld in afdeling II, artikel C, lid 4;
I. Vergunninghouder: De natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;
J. Eigen parkeerplaats: een parkeergelegenheid die ter beschikking staat aan de houder van een voertuig krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of een persoonlijk recht.K Straatgedeelten: Een straat, plein, terrein of zone.
Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders vergunningen en vergunningbewijzen
Een tijdelijke vergunning kan worden verleend aan diegene die:a. een beroep of bedrijf uitoefent en die een motorvoertuig bezigt bij het verrichten van herstelwerkzaamheden, onderhoudswerkzaamheden of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden in een gebied met belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen en aantoont dat het noodzakelijk is dit motorvoertuig voor het uitoefenen van die werkzaamheden in de onmid-dellijke omgeving van de betreffende locatie op een belanghebbende en/of parkeerapparatuurplaatsen te parkeren, dan wel;b. door herstelwerkzaamheden, onderhoudswerkzaamheden of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden zijn of haar eigen parkeerplaatsen niet kan bereiken.
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:
A. op verzoek van de vergunninghouder;
B. wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;
C. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;
D. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;
E. wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;
F. wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;
Afdeling III Verbodsbepalingen
Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:
B. zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;
C. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.
Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen
Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door de burgemeester en wethouders aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 142 van het wetboek van strafvordering, belast.