Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Roosendaal

Reïntegratieverordening 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRoosendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReïntegratieverordening 2007
CiteertitelReïntegratieverordening 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

1) Deze regeling vervangt de Reïntegratieverordening 2006

2) Deze regeling (en aanverwante regelingen) is opgenomen in het Vademecum Sociale Zaken. Dit Vademecum is te raadplegen op www.roosendaal.nl

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand , art. 8, lid 1a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Reïntegratieplan

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2012wijziging artikel 28

21-12-2011

Gemeenteblad 2011/98, Roosendaalse bode 28-12-2011

591705
29-06-200701-01-2012nieuwe regeling

27-06-2007

Gemeenteblad 2007/22, Roosendaalse bode 8-7-2007

2007/14968

Tekst van de regeling

Intitulé

Reïntegratieverordening 2007

De raad van de gemeente , gezien het advies van de commissie samenleving,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 mei 2007, nr. AO/2007 - 53,

gelet op de Wet werk en bijstand,

overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder a Wet werk en bijstand de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling;

besluit vast te stellen de volgende:

Re-integratieverordening 2007

 

“Re-integratieverordening 2007”:

 

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • a)

    De wet: Wet werk en bijstand;

  • b)

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • c)

    Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • d)

    Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • e)

    De raad: de gemeenteraad van de gemeente ;

  • f)

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ;

  • g)

    UWV: Uitvoeringinstituut Werknemersverzekeringen;

  • h)

    Gemeentelijke doelgroep: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet voor zover zij binnen de gemeente Roosendaal woonachtig zijn als bedoeld in art 10, eerste lid en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek;

  • i)

    Uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering, dan wel personen die naar verwachting binnen afzienbare tijd recht gaan hebben op een uitkering, ingevolge de wet, de Ioaw of de Ioaz;

  • j)

    Anw-ers: werkzoekenden met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet;

  • k)

    Nuggers: werkzoekenden die geen uitkeringsgerechtigden zijn als bedoeld in sub i en geen uitkering ontvangen van het UWV;

  • l)

    Jongeren: uitkeringsgerechtigden of Nuggers in de leeftijd van 18 tot 23 jaar die werkzoekend zijn;

  • m)

    Belanghebbende: een persoon als bedoeld in art 1:2 lid 1 Awb;

  • n)

    Werkzoekenden: personen zonder dienstverband voor meer dan 12 uur en die als werkzoekend zijn ingeschreven bij het Centrum voor werk en inkomen te (CWI);

  • o)

    Traject: een aaneenschakeling van voorzieningen met als doel het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid of als dit vooralsnog niet mogelijk is, het verhogen van de maatschappelijke participatie;

  • p)

    Voorzieningen: de instrumenten die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet en passen binnen het traject;

  • q)

    Algemeen geaccepteerde arbeid: alle algemeen aanvaarde betaalde arbeid, met uitzondering van arbeid in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening, waarbij de arbeid bereikbaar is binnen 1 uur enkele reis berekend op basis van het beschikbare eigen vervoer of op basis van openbaar vervoer via het snelste traject of ander beschikbaar gesteld vervoer;

  • r)

    Werkstage: een werkplek gericht op het aanleren van beroepsgerichte vaardigheden;

  • s)

    Proefplaatsing: een werkplek als fase voordat de werkgever belanghebbende een dienstverband aanbiedt. De werkplek is bedoeld als mogelijkheid voor de werkgever om te bekijken of de potentiële werknemer past binnen het bedrijf en de functie. Voor de werknemer biedt het de mogelijkheid om nog specifieke, binnen het bedrijf, benodigde kennis op te doen;

  • t)

    Werkactiveringsplaats: een werkplek met als doel het opdoen van werkritme, het leren wennen aan arbeidsverhoudingen, het opdoen van werkervaring;

  • u)

    Maatschappelijke activeringsplaats: een werkplek met als doel toeleiding naar werk door de persoonlijke ontwikkeling van mensen te stimuleren, het opbouwen van een netwerk, voorkoming sociaal isolement;

  • v)

    Hij: daar waar een verwijzing wordt gemaakt naar personen in de mannelijke vorm worden ook personen in de vrouwelijke vorm bedoeld.

  • w)

    Werkgeverssubsidie: subsidie die wordt verstrekt aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1 sub i van deze verordening een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling. De te verstrekken subsidie betrekking hebben op loonkosten, kosten voor scholing en additionele kosten.

Artikel 2. Opdracht aan het college

  • 1.

    Het college biedt ondersteuning aan die personen die vallen onder de gemeentelijke doelgroep met als doel het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid en indien dit vooralsnog niet mogelijk is, zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • 2.

    Het college bij het bepalen van de wijze waarop zij ondersteuning biedt prioriteiten stellen in verband met haar financiële mogelijkheden en de maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

Hoofdstuk 2. kader

Artikel 3. Gemeenteraad

  • 1.

    De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een re-integratieplan vast waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven. Het re-integratieplan kent een looptijd van vier jaar.

  • 2.

    Dit re-integratieplan omvat in elk geval:

    • a.

      een beschrijving van het doel van het beleid;

    • b.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • c.

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij, met inachtneming van artikel 25 van deze verordening, in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg;

    • d.

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

  • 3.

    Het re-integratieplan als bedoeld in het eerste lid, alsmede het verslag als bedoeld in het 3e lid van artikel 4, bevat het oordeel van de cliëntenraad (of een vertegenwoordiging van de doelgroep).

Artikel 4. College

  • 1.

    Het college op basis van het re-integratieplan als bedoeld in artikel 3 lid 1 één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2.

    Het college een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3.

    Het college zendt jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

  • 4.

    Behalve het verslag zoals bedoeld in lid 3 stelt het college per kwartaal een rapportage op ten behoeve van de raad en een vertegenwoordiging van de doelgroep (of de cliëntenraad);

  • 5.

    Bij uitvoeringsbesluit het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de hoofdstukken 3 t/m 6, artikel 27 lid 4 en artikel 25 van deze verordening, nadere regels stellen.

  • 6.

    Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of – vaststelling;

    • d.

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies;

    • h.

      terugvorderen van kosten van voorzieningen voor personen als bedoeld in artikel 1 sub j en k van deze verordening;

    • i.

      de voorwaarden en de periode tot het verlenen van ontheffing van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 25 van deze verordening.

Artikel 5. Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in de wet, deze verordening, het re-integratieplan als bedoeld in artikel 3 lid 1, en de door het college vervaardigde uitvoeringsregels.

  • 3.

    Bij de inzet van voorzieningen wordt gekozen voor dat instrument dat beschikbaar is en dat adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

  • 4.

    Voorzieningen die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

Artikel 6. Sluitende aanpak

  • 1.

    Personen behorende tot de gemeentelijke doelgroep krijgen, met in achtneming van hetgeen is gesteld in de wet, de verordening, het re-integratieplan als bedoeld in artikel 3 lid 1 en de uitvoeringsregels, binnen 2 maanden na inschrijving bij het CWI of binnen maximaal 2 maanden na aanvraag van een uitkering ingevolge de wet, een traject gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid of, indien dit vooralsnog niet mogelijk is, maatschappelijke participatie.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt;

    • b.

      voor Nuggers en Anw-ers ouder dan 23 jaar.

  • 3.

    Het college in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

Hoofdstuk 3 voorzieningen

Artikel 7. Algemeen

  • 1.

    Ondersteuning wordt geboden door het aanbieden van een traject, waarbij zonodig voorzieningen kunnen worden ingezet, of door het bieden van praktische hulp, advies en/of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 2.

    Bij de afweging welke voorziening het meest geschikt is voor welk persoon uit de doelgroep, worden de mogelijkheden en belemmeringen van de persoon en het belang van de gemeente tegen elkaar afgewogen.

  • 3.

    Het college voor de uitvoering van voorzieningen afspraken maken met derden waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven.

Artikel 8. Onderzoek

  • 1.

    Het college stelt, voordat besloten wordt tot een traject en/of tot de inzet van voorzieningen, een onderzoek in naar de mogelijkheden van de belanghebbende op de arbeidsmarkt en naar de geschiktheid voor hem van de voorzieningen of andere vormen van begeleiding.

  • 2.

    Dit onderzoek worden uitgevoerd door een externe partij waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten.

  • 3.

    Een dergelijk onderzoek ook bestaan uit een indicatiestelling WSW.

Artikel 9. Begeleiding

  • 1.

    Het college begeleiding aanbieden met als doel de belanghebbende te ondersteunen bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2.

    Dit instrument worden ingezet als door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat belanghebbende op korte termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk, maar begeleiding bij het vinden van werk geïndiceerd is.

Artikel 10. Proefplaatsing

  • 1.

    Het college aan de personen, bedoeld in artikel 1 sub i en l, met behoud van uitkering, een proefplaatsing aanbieden.

  • 2.

    Dit instrument ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een proefplaatsing geïndiceerd is.

  • 3.

    Het doel van dit instrument is te leren functioneren binnen een arbeidsrelatie om zo te wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid en/of vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied.

  • 4.

    De proefplaatsing duurt maximaal drie maanden.

  • 5.

    Het college plaatst belanghebbende alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 6.

    In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de proefplaatsing, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 11. Scholing

  • 1.

    Het college een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college bij uitvoeringsbesluit regels stellen ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 12. Werkstage

  • 1.

    Het college aan de personen, bedoeld in artikel 1, sub i en l, met behoud van uitkering, een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Dit instrument ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een werkstage geïndiceerd is.

  • 3.

    Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring alsmede het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 4.

    Deze werkstage duurt maximaal 9 maanden.

  • 5.

    Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 6.

    In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 13. Werkactiveringsplaats

  • 1.

    Het college aan personen, bedoeld in artikel 1, sub i en l, een werkactiveringsplaats aanbieden.

  • 2.

    Dit instrument ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte dan wel (middel)lange termijn een reëel perspectief, heeft op regulier werk en dat inzet van het instrument geïndiceerd is.

  • 3.

    Het doel van de werkactiveringsplaats is het opdoen van werkritme en leren wennen aan arbeidsverhoudingen.

  • 4.

    De werkactiveringsplaats steeds voor een periode van maximaal 6 maanden worden vastgesteld. Alvorens een nieuwe periode van zes maanden aanvangt, beoordeelt het college of de werkactiveringsplaats nog een geïndiceerde voorziening is.

  • 5.

    Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 6.

    In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkactiveringsplaats, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 14. Maatschappelijke activeringsplaatsen

  • 1.

    Het college aan personen, bedoeld in artikel, 1 sub i en l, een maatschappelijke activeringsplaats aanbieden.

  • 2.

    Dit instrument ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende (mogelijk) op lange termijn perspectief heeft op regulier werk en dat inzet van het instrument geïndiceerd is.

  • 3.

    Het doel van een maatschappelijke activeringsplaats is het versterken van de zelfstandige maatschappelijke participatie, voorkoming van sociaal isolement en het versterken van aanwezige capaciteiten.

  • 4.

    Jaarlijks dient te worden bepaald in hoeverre op de korte of (middel) lange termijn een reëel perspectief op regulier werk is ontstaan.

  • 5.

    Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 6.

    In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de maatschappelijke activeringsplaats, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 15. Persoonsgebonden re-integratiebudget

Het college kan aan personen, bedoeld in artikel 1 sub h, een budget toekennen in de vorm van een op arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden reïntegratiebudget, als aan de hand van onderzoek als bedoeld in artikel 8, is vastgesteld dat belanghebbende op korte dan wel (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk, en als de inzet van dit instrument is geïndiceerd.

Onder een persoonsgebonden reïntegratiebudget wordt verstaan een subsidie ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van voorzieningen die zijn gericht op arbeidsinschakeling.

Hoofdstuk 4. Aanvullende voorzieningen

Artikel 16. Kinderopvang

  • 1.

    Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor personen zoals bedoeld in artikel 1 sub i van deze verordening, voor zover die opvang noodzakelijk is voor deelname aan een voorziening.

  • 2.

    Indien het aanvaarden van regulier werk door het ontbreken van kinderopvang belemmerd wordt, kan aan een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4 sub b van de wet, voor een periode van maximaal 6 maanden na beëindiging van de uitkering in het kader van de wet, de voorziening als bedoeld in lid 1 worden gecontinueerd voor zover:

    • a.

      de werkgever van belanghebbende geen kinderopvangregeling kent;

    • b.

      belanghebbende vooralsnog niet in aanmerking komt voor een gesubsidieerde kindplaats;

    • c.

      er geen mogelijkheden zijn om kinderen op te laten vangen door familie en/of kennissen.

Artikel 17. Reiskosten

  • 1.

    Het college verstrekt aan personen, bedoeld in artikel 1 sub h, een vergoeding voor reiskosten die noodzakelijk zijn in verband met deelname aan een voorziening, dan wel het onderzoek zoals genoemd in artikel 8 van deze verordening, voor zover activiteiten buiten Roosendaal worden uitgevoerd.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kunnen reiskosten binnen Roosendaal worden vergoed, indien belanghebbende vanwege lichamelijke en/of psychische reden niet in staat is om zich op een reguliere manier te vervoeren en er geen sprake is van een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 5, sub f van de wet.

  • 3.

    De hoogte van de vergoeding wordt bepaald op kosten voor basis van openbaar vervoer.

Artikel 18. Overige kosten

In aanvulling op artikel 16 en 17 kan het college een vergoeding verstrekken voor kosten voor zover deze kosten direct gerelateerd zijn aan deelname aan voorzieningen en er geen sprake is van een voorliggende voorziening.

Hoofdstuk 5 Stimuleringspremie

Artikel 19. Stimuleringspremie

  • 1.

    Het college kan per kalenderjaar een eenmalige premie ter hoogte van maximaal een bedrag als bedoeld in artikel 31 lid 2 sub j van de wet verstrekken aan personen als bedoeld in artikel 25 die gedurende een kalenderjaar minimaal 20 uur per week activiteiten verrichten als bedoeld in artikel 14.

  • 2.

    indien de persoon, met uitzondering van de 4 weken als genoemd in artikel 24 van de verordening, niet voldoet aan het urencriterium dan wel de periode als bedoeld in lid 1, wordt de vergoeding,,naar rato lager vastgesteld.

Hoofdstuk 6. Subsidies voor de werkgever

Artikel 20. Werkgeverssubsidie

  • 1.

    Het college werkgeverssubsidies verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1 sub i van deze verordening een arbeidsovereenkomst voor de duur van minimaal 6 maanden sluiten. .

  • 2.

    het college kan meerjarige werkgeverssubsidies verstrekken aan werkgevers indien en voor zover deze tenminste gedurende een tweetal jaren jaarlijks met een persoon als bedoeld in artikel 1 sub i van deze verordening een arbeidsovereenkomst sluiten voor de duur van tenminste 6 maande gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de werkgeverssubsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 4.

    De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor het interstatelijke handelsverkeer niet ongunstig wordt beïnvloed, er geen verdringing plaatsvindt en met in achtneming van hetgeen is gesteld in “subsidiering arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie werkzoekenden: beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand”, zoals gepubliceerd in Verzamelbrief april 2004 van 7 april 2004 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Hoofdstuk 7. Rechten en plichten

Artikel 21. Weigeren van een voorziening

  • 1.

    Het college weigert een voorziening indien:

    • a.

      de aanvrager, niet zijnde een werkgever in de zin van artikel 20 lid 1 van deze verordening, niet behoort tot de gemeentelijke doelgroep;

    • b.

      de kosten van de gevraagde voorziening het budgetplafond als bedoeld in art 4 lid 1 van deze verordening te boven gaan;

    • c.

      het aantal deelnemers het deelnemersplafond als bedoeld in artikel 4 lid 2 van deze verordening bereikt heeft.

  • 2.

    Het college een voorziening weigeren indien de aanvrager:

    • a.

      bij de afhandeling van de aanvraag van de voorziening de op hem rustende inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk is nagekomen door geen, onjuiste of onvolledige mededelingen te doen of door het niet verstrekken van de gevraagde informatie;

    • b.

      onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek als bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

    • c.

      de persoon waarmee aanvrager een gezamenlijke huishouding voert als bedoeld in de wet, reeds gebruik maakt van een voorziening dan wel een voorziening is aangeboden

Artikel 22. Beëindigen van voorzieningen

Het college een voorziening beëindigen:

  • a.

    indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

  • b.

    indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van deze voorziening;

  • c.

    indien naar het oordeel van het college de voorziening en/of voortzetting daarvan, onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

  • d.

    indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen bedoeld in de artikelen 9, 17 en 55 van de wet en/of de verplichtingen als bedoeld in artikel 23 van deze verordening niet nakomt.

Artikel 23. Verplichtingen

  • 1.

    Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken als het onderzoek zoals bedoeld in artikel 8 uitwijst dat de aangeboden voorziening noodzakelijk is voor het overeengekomen traject.

  • 2.

    De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, dan wel Ioaw of Ioaz, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3.

    Onverminderd andere verplichtingen die gelden op grond van de wet of van andere wetten, bijvoorbeeld in verband met een uitkering die de belanghebbende ontvangt, gelden voor de belanghebbende de volgende verplichtingen:

    • a.

      Het verstrekken van inlichtingen aan het college die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikt re-integratie-instrument;

    • b.

      het verlenen van medewerking aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8;

    • c.

      het naar vermogen uitvoering geven aan de verschillende onderdelen van het traject;

    • d.

      na te laten hetgeen de realisatie van het doel van het traject of van de re-integratie-instrumenten belemmert.

Artikel 24. Vakantie

  • 1.

    Het college verleent aan belanghebbende toestemming om tijdelijk het traject te onderbreken voor zover dit het doel van het traject of de ingezette voorziening niet negatief beïnvloedt.

  • 2.

    De periode als genoemd in lid 1 wordt bepaald op maximaal vier weken.

  • 3.

    Belanghebbende dient minimaal 2 maanden voorafgaand aan de eerste dag van de tijdelijke onderbreking als bedoeld in lid 1 een verzoek tot tijdelijke onderbreking in te dienen.

  • 4.

    Het college in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 25. Ontheffing

  • 1.

    Het college kan met inachtneming van artikel 9 tweede lid van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a van de Ioaw en de Ioaz, bepalen dat aan belanghebbende, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 23 van deze verordening genoemde verplichtingen indien:

    • a.

      voor alleenstaande ouders, als bedoeld in artikel 4 sub b van de wet, de combinatie van zorg en arbeid of de combinatie van zorg en voorziening niet mogelijk is en dit niet kan worden opgeheven door de inzet van voorzieningen als bedoeld in artikel 16 van deze verordening;

    • b.

      belanghebbende om objectief vastgestelde psychische dan wel medische redenen niet in staat is om zijn verplichtingen op basis van deze verordening na te komen.

    • c.

      belanghebbende de zorg heeft voor bloedverwanten tot de tweede graad of voor een partner (voor zover er sprake is van duurzame samenwoning) tot een maximum van 6 maanden en voor het aantal uur dat belanghebbende zorg dient te verlenen.

    • d.

      belanghebbende op het moment van aanvraag 60 jaar of ouder is en naar het oordeel van het college er geen perspectief op reguliere arbeid is.

  • 2.

    Ontheffing van de arbeidsplicht wordt, met in achtneming van de onder lid 1 sub c genoemde periode en met uitzondering van artikel 1 sub d, voor een door het college vast te stellen periode, doch uiterlijk voor een periode van een jaar, verleend.

  • 3.

    Op basis van een herbeoordeling het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

Artikel 26. Wwb in combinatie met uitkering UWV

De in hoofdstuk 3 en 4 genoemde artikelen zijn voor personen die, naast een uitkering ingevolge de Wwb, een uitkering ontvangen van het UWV, slechts van toepassing indien er overeenstemming is bereikt met het UWV inzake de inzet van de voorziening en de kostenverdeling tussen gemeente en UWV.

Artikel 27. Sanctie

  • 1.

    Als een persoon als bedoeld in artikel 1 sub i van deze verordening zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 23 van deze verordening niet is nagekomen of niet nakomt, kan het college de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Wwb.

  • 2.

    Als een persoon die een uitkering ontvangt op grond van de Ioaw of de Ioaz, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 23 van deze verordening niet nakomt, kan het college de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de Ioaw en de Ioaz en het Maatregelbesluit Abw, Ioaw en Ioaz.

  • 3.

    Het niet nakomen van de verplichting als genoemd in artikel 24 lid 2 wordt gezien als een gedraging in de derde categorie conform artikel 10 lid 3 sub b van de Afstemmingsverordening, respectievelijk een gedraging in de derde categorie van het Maatregelbesluit Abw, Ioaw en Ioaz.

  • 4.

    Indien een persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan de verplichtingen als gesteld in artikel 23 dan wel artikel 24 van deze verordening het college de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Hoofdstuk 8. Overgangsrecht

Artikel 28. Wiw en ID

    • 1.

      De voorziening in de vorm van een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 4 van de Wet inschakeling werkzoekenden, zoals deze luidde op 31 december 2003, wordt beëindigd met ingang van 1 juli 2012.

    • 2.

      In uitzondering op het bepaalde in het eerste lid, wordt de uitvoering van de dienstbetrekkingen gecontinueerd voor de werknemers die op 1 januari 2003, 55 jaar of ouder waren.

    • 3.

      De subsidiering van dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit in- en doorstroombanen, zoals dit luidde op 31 december 2003 wordt volledig beëindigd met ingang van 1 januari 2013.

    • 4.

      Het college kan na beëindiging van de dienstbetrekking als bedoeld in artikel 4 van de Wet inschakeling werkzoekenden, zoals deze luidde op 31 december 2003, de dienstbetrekking als bedoeld in artikel 6 van het Besluit in- en doorstroombanen, zoals dit luidde op 31 december 2003 en de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet inschakeling werkzoekenden, zoals deze luidde op 31 december 2003:

    • a.     voor de duur van maximaal 2 jaar een financiële vergoeding verstrekken voor inkomensderving, of;

    • b.    voor de duur van maximaal drie maanden een overbruggingskrediet verstrekken.

    • 5.

      De subsidie als bedoeld in het derde lid wordt in de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2013 afgebouwd in vier gelijke termijn van 25%, waarbij de eerste termijn ingaat op 1 januari 2012.

    • 6.

      Het college kan een werkgever van een werknemer als bedoeld in het derde lid een tegemoetkoming in de juridische kosten voor een ontslagprocedure en voor de afvloeiingsregeling ten aanzien van de werknemer verlenen, indien deze niet uitstroomt voor 1 juli 2012.

Artikel 29. “Verordening subsidiebeleid uitstroom 2001";

Ten aanzien van in het verleden ontstane (periodieke) maar nog niet (volledig) geëffectueerde premierechten blijft de “oude” verordening van toepassing tot het moment waarop die aanvragers het “premietraject” van de oude verordening geheel hebben doorlopen.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 30. Innovatie

  • 1.

    Het college bij wijze van experiment, met het oog op het onderzoeken van mogelijkheden om de toeleiding naar algemeen geaccepteerde arbeid te vergroten, afwijken van het bepaalde in deze verordening

  • 2.

    Een experiment als bedoeld in het eerste lid duurt ten hoogste twee jaar en bedraagt maximaal 10% van beschikbare budget als bedoeld in artikel 69 lid sub a van de wet.

  • 3.

    Indien het experiment leidt tot bijstelling van de verordening de periode zoals genoemd in het tweede lid worden verlengd met de periode tot aan het vaststellen van de verordeningswijziging.

Artikel 31. Hardheidsclausule

Het college in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen

in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 32. De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij is geplaatst

Artikel 33. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Re-integratieverordening 2007”

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Roosendaal in zijn openbare vergadering van 27 juni 2007.

 

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,