Organisatie | Cuijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling met betrekking tot de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen in de gemeente Cuijk 2010 |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Cuijk 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belastingen |
geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-12-2009 | 01-08-2017 | nieuwe regeling | 01-12-2009 Belastingverordeningen c.a. gemeente Cuijk, 16-12-2009, Cuijks Weekblad, 23-12-2009 | -1.714 / -32814 |
UITVOERINGSREGELING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN CUIJK 2010
Het college van burgemeester en wethouders van Cuijk;
Gelet op de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met de artikelen 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en 237 van de Gemeentewet, op artikel 160 van de Gemeentewet, op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede op het betreffende artikel van de in de gemeente Cuijk geldende belastingverordeningen, waarin aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen
Uitvoeringsregeling met betrekking tot de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen in de gemeente Cuijk 2010 (Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Cuijk 2010)
Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990, artikel 162 van de Gemeentewet, artikel 4:81 van Algemene wet bestuursrecht en de artikelen in de belastingverordening van de gemeente Cuijk op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen.
De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag. Artikel 2 blijft bij de op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen buiten toepassing.
De belastingplichtige voor:a. scheepvaartrechten;b. toeristenbelasting;c. hondenbelasting;d. rioolheffing;aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen één maand na het verstrijken van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.
Indien de belastingplicht voor de Hondenbelasting in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen twee weken na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet.
Artikel 3 Regels voor ontheffing van de verplichting tot het toevoegen van een accountantsverklaring bij de aangifte toeristenbelasting en gebruik van nachtverblijfregister.
Bij de aangifte dient een verklaring, van een accountant, die is ingeschreven in het accountantsregister, zoals bedoeld in de Wet op de Accountants-administratieconsulenten, te worden gevoegd, waaruit blijkt dat de aangegeven ontvangen vergoedingen in overeenstemming zijn met de maatstaf van heffing zoals bedoeld in artikel 4 van de “Verordening Toeristenbelasting Cuijk 2010”.
Aangezien de kosten van bedoelde accountantsverklaring voor de belastingplichtige in een redelijke verhouding moeten staan tot de verschuldigde belasting zal het college, op verzoek van de belastingplichtige, ontheffing van deze verplichting verlenen, onder de hierna aangegeven voorwaarden, aan de belastingplichtige wiens vergoedingen, in betreffend belastingjaar, minder bedragen dan € 125.000,--.
De in lid 2 bedoelde ontheffing wordt verleend onder de volgende voorwaarden;
A. De belastingplichtige overlegt op verzoek van het college van burgemeester en wethouders de gegevens waaruit de aangegeven ontvangen vergoedingen blijken aan het college dan wel aan een door het college aangewezen ambtenaar belast met de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen.
B. De gegevens als bedoeld onder a. zijn de gegevens uit het nachtverblijfregister, indien belastingplichtige uit hoofde van artikel 2.3.2.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening verplicht is een nachtverblijfregister bij te houden, dan wel de gegevens uit de administratie die gevoerd wordt uit hoofde van artikel 52 van de Algemene wet rijksbelastingen.
C. Het college kan aan gemeenteambtenaren belast met de heffing en inning van de gemeentelijke belastingen opdracht geven de bovengenoemde gegevens te controleren en na te gaan of deze in overeenstemming zijn met de aangifte.
De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar legt een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt.
De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan kan:
A. voor de rioolheffing en scheepvaartrechten geschieden op grond van de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over, dan wel met betrekking tot het meest recente tijdvak of kalenderjaar, met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de gemeentelijke belasting alsmede met andere wijzigingen die voor de heffing van de gemeentelijke belasting van belang kunnen zijn, Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag;
B. voor de toeristenbelasting geschieden op grond van het gemiddelde dat voortvloeit uit de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over elk van de twee voorafgaande jaren, met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de gemeentelijke belasting van belang kunnen zijn. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag.