Organisatie | Geldrop-Mierlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Archeologieverordening Gemeente Geldrop-Mierlo 2009 |
Citeertitel | Archeologieverordening Gemeente Geldrop-Mierlo 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Monumentenwet, art. 12, 14, 15 en 38
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-06-2011 | Onbekend | 06-06-2011 Middenstandsbelangen, 15-06-2011 | GM2011.0213 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Deze verordening verstaat onder:
onroerende zaak, die van algemeen belang is op basis van de volgende
2. Archeologisch verwachtingsgebied
Terrein dat in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening is aangewezen vanwege zijn betekenis voor de gemeentelijke archeologische monumentenzorg en geregistreerd is op de gemeentelijke archeologische beleidskaart.
Alle informatie die in de bodem ligt opgeslagen en daarin terecht is gekomen door activiteiten van mensen en door natuurlijke processen.
4. Gemeentelijke archeologische beleidskaart
Kaart met een ruimtelijke presentatie van de gemeentelijke archeologische verwachtingsgebieden en het te voeren beleid, vastgesteld door de bevoegde overheid.
5. Gemeentelijk archeologisch monument
Terrein dat in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening is aangewezen en geregistreerd als gemeentelijk monument.
6. Gebied of terrein van archeologische waarde
Gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente Geldrop-Mierlo als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 2) en waar archeologische waarden, door onderzoek en/of in combinatie met andere bronnen zijn aangetoond, die als behoudenswaardig kunnen worden gekarakteriseerd.
7. Gebied of terrein met hoge archeologische verwachting
Gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente Geldrop-Mierlo als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 3a/3b, met of zonder esdek) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een hoge dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
8. Gebied met middelhoge archeologische verwachting
Gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente Geldrop-Mierlo als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 4a/4b, met of zonder esdek) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een middelhoge dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
9. Gebied met lage archeologische verwachting
Gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente Geldrop-Mierlo als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 5) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een lage dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
10. Gemeentelijke monumentenlijst
De lijst waarop zijn geregistreerd de in overeenstemming met deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen onroerende zaken en terreinen.
11. Welstand- en erfgoedcommissie
De door het college van Burgemeester en Wethouders ingestelde commissie of aangewezen instantie, die als taak heeft het college van Burgemeester en Wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, over de gemeentelijke archeologieverordening en over het gemeentelijke erfgoedbeleid.
12. Archeologisch vooronderzoek
In schriftelijke rapportage vastgelegd inventariserend onderzoek naar de geschiedenis en de archeologische waarden van een locatie in overeenstemming met de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in de vorm van archeologisch bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek.
13. Archeologisch bureauonderzoek
Vorm van archeologisch onderzoek waarbij de aan- of afwezigheid, het karakter en de omvang, de gaafheid, de conservering en de relatieve kwaliteit van archeologische waarden worden bepaald aan de hand van bestaande bronnen over archeologische waarden die voor een bepaald gebied al bekend zijn of worden verwacht.
14. Inventariserend veldonderzoek (IVO)
Vorm van onderzoek waarbij extra informatie wordt verworven om het gespecificeerde verwachtingsmodel dat op het archeologische bureauonderzoek is gebaseerd aan te vullen en te toetsen door middel van waarnemingen in het veld.
15. Archeologische begeleiding
Vorm van onderzoek waarbij de uitvoering van niet-archeologische werkzaamheden door een archeoloog wordt begeleid. Het proces kan 3 doelen dienen:
Het vlakdekkend onderzoeken van archeologische vindplaatsen, met als doel de gegevens van de vindplaats te documenteren en daarmee de informatie te behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden. Opgravingen worden verricht door een vergunninghoudende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
Een door de opdrachtnemer op te stellen plan voor de uit te voeren werken waarmee beoogd wordt aan de vereisten zoals geformuleerd in het Programma van Eisen te voldoen. Ook wordt hierin een voorstel gedaan voor de werkwijze waarmee de in het Programma van Eisen geformuleerde resultaatsverwachtingen bereikt kunnen worden.
Het PvE is een door een bevoegde overheid opgesteld of bekrachtigd document dat de probleem- en doelstelling van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats geeft en de daaruit af te leiden eisen formuleert met betrekking tot het uit te voeren werk.
Een dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
20. Deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
Een door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de gemeentelijke archeologische monumentenzorg.
Alle grondwerkzaamheden/ activiteiten die een effect hebben op het voortbestaan van archeologische waarden in situ, ook wel bodemverstoring genoemd.
Onderzoek, in een schriftelijke rapportage vastgelegd, naar de bouwgeschiedenis, de bouwhistorische kwaliteit en de monumentale waarde van een monument.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder f of artikel 2.2 eerste lid
Bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
HOOFDSTUK 2 ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGSGEBIEDEN
Artikel 4 Aanwijzing archeologische verwachtingsgebieden
Conform de gemeentelijke archeologische beleidskaart worden de volgende archeologische verwachtingsgebieden aangewezen:
Beschermd archeologisch monument: terrein dat overeenkomstig artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of overeenkomstig de bepalingen van de Archeologieverordening Gemeente Geldrop-Mierlo is aangewezen als archeologisch monument en op de archeologische beleidskaart als zodanig is opgenomen onder categorie 1.
Gebied of terrein van archeologische waarde: gebied of terrein dat op de archeologische beleidskaart als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 2) en waar archeologische waarden door onderzoek en/of in combinatie met andere bronnen zijn aangetoond die als behoudenswaardig kunnen worden gekarakteriseerd.
Gebied of terrein met hoge archeologische verwachting: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 3a/b) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een hoge trefkans is op het aantreffen van archeologische waarden.
Gebied met middelhoge archeologische verwachting: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 4a/b) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een middelhoge trefkans is op het aantreffen van archeologische waarden.
Gebied met lage archeologische verwachting: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 5) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een lage trefkans is op het aantreffen van archeologische waarden.
Artikel 5 Wijzigen kwalificatie van een locatie
Op grond van een melding ingevolge artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en op grond van de resultaten van archeologisch onderzoek kan het college een terrein of locatie alsnog aanwijzen als gemeentelijk archeologisch monument, gebied van archeologische waarde, of gebied met hoge of middelhoge verwachting.
Artikel 6 Vergunning archeologische verwachtingsgebieden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b dan wel artikel 2.2 lid 1 onder d Wabo kan slechts worden verleend indien vooraf door de aanvrager daarvan door middel van een rapportage van archeologisch vooronderzoek conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en het Programma van eisen naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld dat bij realisatie van de bodemingrepen: a. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of b. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of c. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.
Het bevoegd gezag kan aan de verlening van de vergunning op basis van artikel 2.22 Wabo en artikel 5.2 van het Besluit omgevingsrecht voorschriften verbinden, waaronder: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van inventariserend veldonderzoek of een opgraving; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een vergunninghoudende partij op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Artikel 8 Ruimtelijke ontwikkeling
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder h Wabo voorschriften worden verbonden als bedoeld in artikel 2.22 Wabo juncto artikel 5.2 van het Besluit omgevingsrecht en voorwaarden worden verbonden als bedoeld in artikel 41 van de Monumentenwet 1988.
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo voorschriften worden verbonden als bedoeld in artikel 2.22 Wabo juncto artikel 5.2 van het Besluit omgevingsrecht en voorwaarden worden verbonden als bedoeld in artikel 41 van de Monumentenwet 1988.
HOOFDSTUK 3 GEMEENTELIJKE ARCHEOLOGISCHE MONUMENTEN
Artikel 10 De aanwijzing tot gemeentelijk archeologisch monument
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk archeologisch monument ontvangt, tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 13 plaats heeft of vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, zijn de artikelen 16 en 17 bij wijze van voorbescherming van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17 Vergunning gemeentelijke archeologische monumenten
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b dan wel artikel 2.2 lid 1 onder d Wabo kan slechts worden verleend indien vooraf door de aanvrager daarvan indien vooraf door aanvrager van de een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b dan wel artikel 2.2 lid 1 onder d Wabo door middel van archeologisch vooronderzoek conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld dat bij realisatie van de bodemingrepen:
Artikel 18 Ter inzage legging, zienswijzen, termijnen advies en vergunningverlening
Op de voorbereiding van een besluit op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 17 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat het bevoegd gezag het ontwerp van het besluit ter inzage legt. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
Na de ter inzage legging wordt de vergunningaanvraag aan de welstand- en erfgoedcommissie gezonden, vergezeld van de ingekomen zienswijzen. De welstand- en erfgoedcommissie brengt binnen 8 weken na de adviesaanvraag schriftelijk advies uit aan het bevoegd gezag en betrekt de beschrijving van het monument als bedoeld in artikel 10, lid 2 bij haar advies. Eveneens zal waar nodig worden geraadpleegd:
HOOFDSTUK 4 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Hij, die handelt in strijd met de artikelen 3 en / of artikel 16 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het bevoegd gezag aangewezen personen.
Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 lid 2 van de Monumentenwet 1988 twee maanden nadat zij ter kennis is gebracht van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, tenzij deze minister vóór die datum de verordening tot schorsing heeft voorgedragen.