Organisatie | Werkendam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Werkendam 2007 |
Citeertitel | Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Werkendam |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Archief |
Regeling vervangt Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Werkendam 2004
Wet werk en bijstand
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2007 | 22-05-2012 | Nieuwe regeling | 08-05-2007 CMS, 11-05-2007 | WE/11930 |
REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND
De raad van de gemeente Werkendam,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Werkendam van
inzake het vaststellen van een reïntegratieverordening,
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10, tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers,
gezien het advies van de cliëntenraad,
gehoord de commissie Inwoners,
besluit vast te stellen de volgende verordening
Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand
PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
vangnetbaan: een arbeidsplaats van maximaal 36 maanden als een naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling voor personen die vóór 31 december 2003 werkzaam waren op een ID-baan en waarvoor op grond van artikel 14 van deze verordening aan de werkgever een loonkostensubsidie wordt toegekend;
PARAGRAAF 2 BELEID EN FINANCIËN
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, zoals bedoeld in deze verordening in artikel 1, onder a tot en met d, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning
Artikel 4 Verplichtingen van de cliënt
Artikel 5 Rechten van de cliënt
Het college kan in individuele gevallen (gedeeltelijk) tijdelijk vrijstelling verlenen van sollicitatieverplichtingen:
Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds
Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen
Artikel 9 Reïntegratietrajecten
Indien de direct-werk voorziening binnen zes weken niet heeft geleid tot rechtstreekse uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid, of voor personen die op grond van het tweede lid geen direct-werk voorziening aangeboden hebben gekregen, wordt een ander reïntegratietraject ingezet waarvan onderstaande voorzieningen onderdeel kunnen uitmaken.
Artikel 14 Loonkostensubsidies voor werkgevers gericht op reïntegratie
Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1 onder a, b, d en f een arbeidsovereenkomst sluiten ten behoeve van de in artikel 1, onder o genoemde opstapbaan. Daarnaast kan het college subsidie verstrekken aan de werkgever ten behoeve van een werknemer die voor 31 december 2003 werkzaam was op een ID-baan en geplaatst is op de in artikel 1, punt p. genoemde vangnetbaan.
Artikel 15 Premie voor werkgevers bij doorstroom naar regulier werk
Artikel 16 Inkomstenvrijlating
De uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dat de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, vindt vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats gedurende maximaal zes maanden;
Artikel 17 Premies aan werknemers
Het college kent een premie toe aan personen die vanuit een opstapbaan of vangnetbaan algemeen geaccepteerde arbeid aanvaarden, waardoor aanspraak op de uitkering of op de subsidie genoemd in artikel 14 van deze verordening komt te vervallen. Daarnaast komt de langdurig werkloze, de alleenstaande ouder, de arbeidsgehandicapte en degene met een dienstverband als bedoeld in artikel 20 en 21 van deze verordening in aanmerking voor een premie bij het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid waardoor aanspraak op de uitkering of op de subsidie genoemd in artikel 14 van deze verordening komt te vervallen.
Het college kent een premie toe aan ouderen, arbeidsgehandicapten en personen die vanwege sociale en/of medische omstandigheden niet volledig kunnen werken, voor het blijven verrichten van arbeid, waarbij het totale netto inkomen lager is dan de bijstandsnorm en waarbij geen recht bestaat op vrijlating op grond van artikel 16;
Het college kent een premie toe aan ouderen en uitkeringsgerechtigden die wegens sociale en/of medische omstandigheden geen betaalde arbeid kunnen aanvaarden en minimaal tien uren per week vrijwilligerswerk verrichten. Voorwaarde is dat het te verrichten vrijwilligerswerk onderdeel uitmaakt van het trajectplan sociale activering als bedoeld in artikel 11.
Artikel 18 Overige vergoedingen
Artikel 19 Overige voorzieningen
Het college kan aanvullend op de in deze verordening genoemde voorzieningen, in experimentele zin een nieuwe, door de reïntegratiemarkt ontwikkelde voorziening aanbieden, mits deze gericht is op uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid.
PARAGRAAF 4 OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 20 Subsidieduur voor bestaande dienstverbanden op grond van artikel 4 en 5 van de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw)
Artikel 21 Subsidieduur voor bestaande dienstverbanden op grond van de Regeling In- en Doorstroombanen (I/D regeling)
Artikel 22 Taakstelling en verantwoording
Het college stelt jaarlijks vóór 1 januari een bedrijfsplan op, waarin een taakstelling is opgenomen ten aanzien van het reïntegratiebeleid, en legt dit ter besluitvorming voor aan de gemeenteraad. Voorafgaand aan de besluitvorming door de gemeenteraad vraagt het college de cliëntenraad advies uit te brengen. In de taakstelling wordt in elk geval opgenomen:
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening daartoe aanleiding geeft.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Werkendam.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van Werkendam van 8 mei 2007.
Mr. I. Bakker Drs. H.A.G. Hellegers
TOELICHTING OP DE REÏNTEGRATIEVERORDENING
De aanleiding voor deze verordening ligt in artikel 8 van de Wet werk en bijstand (WWB):
Artikel 8. Opdracht aan de gemeenteraad om verordeningen vast te stellen.
In dit artikel wordt verwezen naar ondersteuning en voorzieningen volgens artikel 7, eerste lid WWB:
Het college is verantwoordelijk voor:
het ondersteunen van personen die algemene bijstand ontvangen, personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden bij arbeidsinschakeling en, indien het college daarbij het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling noodzakelijk acht, voor het bepalen en aanbieden van deze voorziening.
De hier geregelde premies, onkostenvergoedingen, kosten voor kinderopvang en alle andere kosten die betrekking hebben op reïntegratie, komen ten laste van het werkdeel WWB. De loonkostensubsidies worden echter uit het inkomensdeel WWB bekostigd.
De definities behoeven geen nadere toelichting behalve algemeen geaccepteerde arbeid (onder l), de wet REA (onder i) en arbeidsgehandicapte (onder e).
Algemeen geaccepteerde arbeid:
Er mag van een persoon onder andere niet verwacht worden dat deze werk verricht dat in strijd is met de wet (criminele activiteiten), of dat het werk in strijd is met zijn persoonlijke integriteit, bijvoorbeeld godsdienstige overtuiging, prostitutie, seksindustrie of defensie.
Wet op de Reïntegratie Arbeidsgehandicapten (REA) en arbeidsgehandicapte:
Met de invoering van de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) per 28 december 2005 is de Wet REA afgeschaft. De meeste regelingen uit de Wet REA blijven bestaan maar worden opgenomen in andere wetten (bijvoorbeeld in de WIA, WAO, Wajong en WAZ). Als iemand vóór 29 december 2005 al arbeidsgehandicapt was, kan deze persoon, zolang hij arbeidsgehandicapt blijft, gebruik blijven maken van de regelingen uit de Wet REA.
Tot 29 december 2005 was een werknemer arbeidsgehandicapt als hij een WAO, WAZ of WAJONG-uitkering had (gehad) of door een arts gekeurd is als arbeidsgehandicapte. De term arbeidsgehandicapte' blijft vijf jaar geldig na indicatie.
Alle voorzieningen die het college inzet zijn primair gericht op de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het wegnemen van belemmeringen daartoe.
De doelmatigheid van de voorzieningen wordt in de praktijk beoordeeld door de consulenten uitstroom/activering (u/a). Zij plaatsen, in overleg met de klant, personen uit de doelgroep op trajecten waarvan zij verwachten dat deze het meest bijdragen aan de arbeidsinschakeling.
De diversiteit in doelgroepen en in het aanbod komt tot uitdrukking in de variatie aan instrumenten, waaronder direct-werk trajecten voor nieuwe aanvragers van een uitkering, trajecten voor personen die reeds een uitkering hebben of zonder uitkering werkzoekend zijn, trajecten voor jongeren en voor allochtonen, trajecten sociale activering en vrijwilligerswerk als opstap naar arbeidsinschakeling, losse producten als assessment en directe bemiddeling.
Personen uit de doelgroep hebben aanspraak op voorzieningen. Dat wil niet zeggen dat zij bepaalde voorzieningen kunnen afdwingen. Het college bepaalt in overleg met de klant welke voorziening het best kan worden ingezet om de klant zo efficiënt mogelijk naar algemeen geaccepteerde arbeid te laten instromen. Daarbij houdt het college rekening met de omstandigheden van de klant. Het college houdt bij het aanbieden van een voorziening zoveel mogelijk rekening met de reële voorkeuren van de klant. Bij het beoordelen van een aanvraag om toekenning van een voorziening van een niet-uitkeringsgerechtigde heeft het college een ruime mate van beoordelingsvrijheid (Rechtbank Amsterdam 10-11-2006, nr. AWB 05/4917 WWB).
Tegenover de inzet van voorzieningen staat de verplichting hiervan gebruik te maken. Dat geldt voor alle voorzieningen die aan de persoon beschikbaar worden gesteld en die zijn opgenomen in het reïntegratieplan. De aangeboden voorzieningen worden steeds in een beschikking kenbaar gemaakt. De belanghebbende kan hiertegen bezwaar en beroep instellen.
Daarnaast kan het college andere verplichtingen opleggen, bedoeld in het derde lid. Een medisch onderzoek, behandeling van een verslaving of begeleiding bij schuldenproblematiek zijn hiervan voorbeelden.
Ten aanzien van het vierde lid is in het uitvoeringsbesluit aangegeven welke criteria worden gehanteerd buiten het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid en het gebruik van de aangeboden voorzieningen. Deze laatste twee verplichtingen zijn vastgelegd in artikel 9, eerste lid van de wet.
Dit artikel noemt de rechten van de cliënt als het gaat om reïntegratietrajecten. Voorop staat dat de cliënt recht heeft op voorzieningen die hem in staat stellen aan een traject deel te nemen. Hierbij moet gedacht worden aan een vergoeding voor kinderopvang, reiskosten etc.
De cliënt heeft er recht op te weten welke informatie over hem beschikbaar is en in hoeverre die informatie gebruikt wordt bij de keuze voor een traject. Als de cliënt het met die informatie niet eens is kan hij daartegen bezwaar maken. Hetzelfde geldt ten aanzien van alle andere afspraken rond het reïntegratietraject.
Een vaste contactpersoon en goede informatie over alle rechten en plichten zullen bijdragen aan het succesvol doorlopen van het reïntegratietraject. Binnen het aanbod van mogelijkheden houdt het college zoveel mogelijk rekening met de voorkeuren van de cliënt. Bijvoorbeeld, als de cliënt zelf concrete voorstellen heeft om tot het verkrijgen van een betaalde baan te komen, wordt dat plan serieus bekeken. Indien het college het plan van de cliënt niet overneemt, wordt dit op verzoek van de cliënt schriftelijk gemotiveerd.
Een reïntegratietraject moet uitzicht bieden op volwaardige en duurzame arbeid. Dat wil zeggen dat het uitgangspunt steeds is dat de cliënt kan uitstromen naar een baan met een dienstverband dat langer duurt dan een paar maanden. Het kan echter zinvol zijn dat de cliënt in de aanloopfase naar een duurzame baan tijdelijk een of meerdere kortdurende banen accepteert. Zolang een duurzame baan niet voorhanden is, is kortdurende gangbare arbeid ook passend. Er moet echter gewaakt worden voor een opeenstapeling van kortdurende dienstverbanden, daar dit niet leidt tot een structurele financiële zelfstandigheid van de betrokkene.
Alle reïntegratieafspraken en vervolgstappen in het traject worden steeds in de vorm van een beschikking aan de klant kenbaar gemaakt. Dit biedt hem de gelegenheid om tegen elke nieuwe stap in het traject bezwaar en beroep in te stellen.
De categoriale vrijstelling, zoals die onder de Abw nog mogelijk was, kan onder de WWB niet meer worden gehanteerd. Elke vorm van vrijstelling moet worden gemotiveerd op basis van persoonlijke omstandigheden van de cliënt. Hetgeen genoemd staat in lid 1 t/m 3 wordt geacht te vallen onder zwaarwegende persoonlijke omstandigheden, waarop vrijstelling van toepassing is. In de leden 4 en 5 worden de omstandigheden genoemd waarin de cliënt een scholingstraject volgt of een traject sociale activering. In die gevallen zal het soms geen zin hebben om de sollicitatieverplichting op te leggen.
Het betreft hier nadrukkelijk vrijstelling van sollicitatieverplichtingen en niet van arbeidsverplichtingen. Arbeidsverplichtingen zijn ruimer en bevatten naast de sollicitatieverplichting ook verplichtingen als inschrijving bij het CWI, het volgen van een traject sociale activering of scholing.
Het instellen van subsidieplafonds dient twee doelen: a) Het voorkomt dat (posten in) de begroting worden overschreden en b) het vormt een juridische weigeringsgrond voor het beschikbaar stellen van een specifieke voorziening. Als het budget voor een specifieke voorziening is uitgeput, dan kan deze voorziening niet meer worden aangeboden. In dat geval wordt een andere voorziening ingezet. De
wettelijke basis voor het instellen van subsidieplafonds is geregeld in artikel 4.22 van de Algemene wet bestuursrecht.
De WWB stelt wel dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient in dat geval na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open naar andere instrumenten uit te wijken.
In artikel 4.21 van de Algemene wet bestuursrecht is de aanspraak op bepaalde voorzieningen geregeld. De voorzieningen worden beschikbaar gesteld met bepaalde doeleinden. De gebruiker wordt geacht medewerking te geven aan de doeleinden van de voorzieningen. De aanspraak geldt dus onder die voorwaarde. Waar in dit artikel sprake is van nadere bepalingen in een uitvoeringsbesluit, zijn die bepalingen ook opgenomen in het uitvoeringsbesluit.
Artikel 17 van de WWB bepaalt dat personen op wie een voorziening van toepassing is verplicht zijn mee te werken aan het verstrekken van gevraagde informatie.
Dit artikel regelt onder andere de sluitende aanpak voor jongeren en nieuwe aanvragers van een uitkering. Deze sluitende aanpak was tot de inwerkingtreding van de WWB geregeld in de Wiw en in de afspraken onder de Agenda voor de Toekomst.
Gedeeltelijke vrijstelling als gevolg van zorgtaken vraagt om een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van de cliënt. Zorgtaken zullen te allen tijde noodzakelijk en onvermijdbaar moeten zijn.
Bij een reïntegratietraject gaat het er om dat de cliënt op termijn een volwaardige en duurzame baan vindt. Dat zal echter in veel gevallen niet meteen mogelijk zijn. De overstap van een uitkering naar een voltijdsbaan met een contract van bijvoorbeeld minimaal een jaar is groot. Om uiteindelijk wel op dat punt te komen kan het nodig zijn dat de cliënt eerst een deeltijdbaan accepteert met een looptijd korter dan een jaar. Zie in dit verband de opmerkingen bij de toelichting bij artikel 5.
Artikel 9 van de wet betreft de verplichting algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden en gebruik te maken van de aangeboden voorzieningen.
In artikel 7, eerste lid van de wet wordt melding gemaakt van voorzieningen, zonder dat deze concreet worden genoemd. Dat kan ook niet, omdat gemeenten daaraan hun eigen invulling kunnen geven. In artikel 10 t/m 13 wordt een aantal specifieke voorzieningen genoemd dat het college kan inzetten.
Een direct-werk voorziening wordt in beginsel aan alle nieuwe uitkeringsgerechtigden, waaronder met name alle jongeren, aangeboden. Meteen na het indienen van een aanvraag om uitkering worden de kandidaten die hiervoor in aanmerking komen overgedragen aan het reïntegratiebedrijf dat de direct-werk voorziening uitvoert. Tijdens de inschrijving bij het CWI wordt de betrokkene hierover reeds geïnformeerd.
De overdracht aan het reïntegratiebedrijf vindt al plaats voordat een besluit is genomen op de uitkeringsaanvraag. De periode van direct-werk duurt maximaal 6 weken. Het kan ook korter zijn. De periode is bedoeld om een beeld te krijgen van de mogelijkheden van de deelnemer t.a.v. werkritme, sociale vaardigheden, arbeidskwaliteiten etc. Het is een observatieperiode, waarbij het verrichten van productieve arbeid niet voorop staat.
Bij weigering om deel te nemen aan de direct-werk voorziening zal de maatregelenverordening om de hoek komen kijken. Juridisch is het niet toegestaan om de kandidaat te verplichten aan direct-werk deel te nemen en bij weigering een uitkeringsaanvraag niet in behandeling te nemen of af te wijzen. Iedere persoon heeft immers recht op het indienen van een aanvraag.
Na de periode van direct-werk koppelt het reïntegratiebedrijf terug naar Buro Altena. In overleg met de consulent van Buro Altena, het reïntegratiebedrijf en de cliënt worden afspraken gemaakt over het vervolgtraject. Er zijn verschillende mogelijkheden: uitstroom naar een reguliere werkgever, uitstroom naar een opstapbaan bij een reguliere werkgever (dit kan ook een reïntegratiebedrijf zijn), een leerwerkstage, scholing, sociale activering etc.
Een leerwerkstage houdt in dat de cliënt arbeidservaring gaat opdoen met gerichte leerdoelen op het gebied van werk- en/of functievaardigheden. Aan de leerwerkstage is geen afzonderlijk scholingstraject gekoppeld. Bij de leerwerkstage gaat het om het aanleren van werkervaring en vaardigheden waardoor de mogelijkheden vergroot worden om in een later stadium een betaalde baan te kunnen aanvaarden. Andere benamingen die voor een leerwerkstage worden gebruikt zijn: leerwerkbaan, leerwerkplek, leerwerktraject en werkstage. In al deze gevallen komt het er op neer dat de deelnemer geen salaris ontvangt: met behoud van uitkering wordt de leerwerkstage uitgevoerd. Voorop staat al-tijd dat niet het leveren van productieve arbeid centraal staat, maar het aanleren van de genoemde vaardigheden.
Gepoogd zal worden om de periode van de leerwerkstage zo kort mogelijk te laten duren. Gemiddeld wordt uitgegaan van een termijn van drie maanden. Na deze periode zal in de meeste gevallen voldoende duidelijk zijn in hoeverre er mogelijkheden zijn voor de deelnemer om door te stromen naar een reguliere baan of een opstapbaan. Na afloop van de leerwerkstage worden in overleg met de consulent van Buro Altena, het reïntegratiebedrijf en de cliënt afspraken gemaakt over het vervolgtraject. Als een opstapbaan niet mogelijk blijkt, zal in beginsel een traject sociale activering gestart worden.
Met de loonkostensubsidie worden mogelijkheden geboden voor gesubsidieerde arbeid als vervanging van subsidie op basis van de Wiw en de I/D regeling.
Gesubsidieerde arbeid kan worden ingezet door de belanghebbende te plaatsen op een opstapbaan. Deze opstapbaan vormt het voortraject naar reguliere arbeid. Deze voorziening heeft per definitie een tijdelijk karakter. De maximale duur van de opstapbaan is 12 maanden. In een incidentele situatie kan deze termijn met een beperkte periode worden verlengd, indien er een grote mate van zekerheid is dat na deze verlengde termijn de belanghebbende een reguliere baan kan aanvaarden.
Voor sommige personen is gesubsidieerde arbeid het hoogst haalbare. Wettelijk mag geen structurele gesubsidieerde arbeid als voorziening worden aangeboden, zo blijkt uit de toelichting op artikel 9 van de wet. De Flexwet bepaalt, dat aansluitend op een tijdelijke arbeidsovereenkomst van maximaal 36 maanden een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moet worden aangeboden. Daarmee wordt een grens gesteld aan de inzetbaarheid van een gesubsidieerde baan.
Het is dus mogelijk de duur van de gesubsidieerde arbeid langer te stellen dan de periode van twaalf maanden. In een dergelijk geval wordt niet meer gesproken van een opstapbaan, maar van een vangnetbaan. Vooralsnog wordt de voorziening vangnetbaan niet ingezet voor nieuwe deelnemers. M.a.w., vooralsnog worden geen nieuwe gesubsidieerde banen gecreëerd waarvan de duur langer is dan 12 maanden.
Artikel 15 Gesubsidieerde arbeid is een tijdelijke voorziening, bedoeld als opstap naar regulier werk. Om te voor-
komen dat de inspanningen stoppen zodra een persoon gesubsidieerde arbeid is ingestroomd, wordt de werkgever met deze regeling beloond voor zijn inspanningen om die persoon uit gesubsidieerde arbeid uit te laten stromen naar reguliere betaalde arbeid.
Uitkeringsgerechtigden mogen naast hun uitkering bescheiden inkomsten ontvangen, zoals dat onder de Abw ook het geval was. Dit artikel regelt de criteria waaronder dat is toegestaan. Deze regeling is in de verordening zelf opgenomen en niet in het uitvoeringsbesluit, omdat de genoemde criteria langdurig toepasbaar zijn. Bij de WWB worden de inkomsten netto gekort, bij de IOAW/Z bruto. Dit verklaart het verschil tussen de bedragen. Uitgangspunt van het college is dat in alle gevallen waarin een uitkeringsgerechtigde deeltijd arbeid verricht, dit bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.
Deze premieregeling vervangt de premieregeling zoals die onder de Abw van toepassing was. De in dit artikel genoemde premies zijn beloningen, bestemd voor uitkeringsgerechtigde werkzoekenden en stimuleringspremies voor het verrichten van vrijwilligerswerk. Het college mag echter geen structurele premie toekennen, het mag m.a.w. geen automatisme zijn. Jaarlijks moet het college een besluit nemen op basis van de reïntegratievoortgang van betrokkene. Daarbij moet worden vastgesteld of de betrokkene nog steeds voldoet aan de voorwaarden om voor de premie in aanmerking te komen.
De in dit artikel genoemde voorzieningen zijn noodzakelijk om een persoon in staat te stellen werk te aanvaarden. Het betreft vergoedingen voor kosten die niet als inkomen worden aangemerkt en die over het algemeen in elke CAO als zodanig zijn opgenomen. In lid 2 is bepaald dat het college beleidsregels hierover vaststelt. Deze zijn neergelegd in de Beleidsregels reiskostenvergoeding reïntegratieactiviteiten. Artikel 19
Met dit artikel wordt de mogelijkheid opengehouden om in de toekomst voorzieningen in te zetten die nu nog niet bekend of ontwikkeld zijn. Dit artikel is vergelijkbaar met het experimenteerartikel 144 uit de Abw.
Met de invoering van de WWB vervallen alle landelijke regelingen voor gesubsidieerde arbeid. Het is beleidsmatig en arbeidsrechtelijk niet wenselijk en mogelijk om arbeidsovereenkomsten op gesubsidieerde arbeid af te breken als gevolg van het wegvallen van landelijke regelgeving. Vooral omdat het kwetsbare mensen betreft die al geruime tijd gesubsidieerd, vaak maatschappelijk nuttig werk verrichten.
Artikel 20 betreft personen met een Wiw dienstverband. Uitgangspunt is dat er geen mensen gedwongen ontslagen worden. Dat houdt in dat ten aanzien van degene met een dienstverband voor onbepaalde tijd het dienstverband permanent wordt voortgezet. Ten aanzien van degene met een dienstverband voor bepaalde tijd geldt dat dit dienstverband wordt verlengd c.q. omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd, indien er geen reële mogelijkheden zijn voor het kunnen verkrijgen van een reguliere niet-gesubsidieerde baan.
Om te stimuleren dat Wiw-ers de mogelijkheden blijven nagaan om over te stappen naar een niet-gesubsidieerde baan, komen zij in aanmerking voor een premie als bedoeld in artikel 16.
Artikel 21 heeft betrekking op personen met een ID-baan. Het regelt een afbouw van de subsidie. Het tweede lid voorziet er in dat na de afbouwperiode (tot 1-1-2005) voor personen met een gesubsidieerde baan nog 3 jaar een gesubsidieerde baan beschikbaar blijft. Deze personen worden in een vangnetbaan geplaatst.
Ook hier geldt de Flexwet (zie ook toelichting artikel 14), waarin is bepaald dat, aansluitend op een tijdelijke arbeidsovereenkomst van maximaal 36 maanden, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moet worden aangeboden. De periode van afbouw, gevolgd door toepassing van de Flexwet, maakt het tot 2008 mogelijk voor dezelfde persoon aansluitende arbeidsovereenkomsten voor gesubsidieerde arbeid aan te gaan.
Jaarlijks stelt het college een bedrijfsplan op. De reïntegratietaakstelling wordt daarin opgenomen. Doordat de gemeenteraad het bedrijfsplan vaststelt neemt hij tevens een besluit over de reïntegratietaakstelling.
Het college legt aan de raad verantwoording af over het gevoerde beleid. De wet stelt dat het college evenwichtige aandacht moet geven aan de verschillende doelgroepen. Daartoe zal het college deelbudgetten vaststellen voor de verschillende doelgroepen. Daarbij is van belang dat alle genoemde doelgroepen evenveel mogelijkheden hebben om van de voorzieningen gebruik te maken. Als dat niet het geval blijkt te zijn geweest kan de raad bepalen dat het beleid wordt bijgestuurd. Bij de verantwoording zal het college een overzicht verstrekken van de ingezette financiële middelen en de gerealiseerde resultaten.