Organisatie | Roosendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmings- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2008 |
Citeertitel | Afstemmings- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Externe bijlage | Bijlage artikelgewijze toelichting |
Deze regeling (en aanverwante regelingen) is opgenomen in het Vademecum Sociale Zaken. Dit Vademecum is te raadplegen op www.roosendaal.nl
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2008 | 01-07-2010 | art. 10, 11 18 | 31-01-2008 Gemeenteblad 2008/4, Roosendaalse Bode 10-2-2008 | AO/2008 |
Afstemmings –en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2008:
De raad van de gemeente Roosendaal, gezien het advies van de commissie samenleving,
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 oktober 2005, nr. 157.
gelet op de Wet werk en bijstand,
BESLUIT: de “Afstemmings –en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2004”, zoals vastgesteld d.d. 29 april 2004 op de navolgende wijze aan te passen:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijving
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2. Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
De hoogte en duur van de op te leggen maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging. In deze verordening wordt dit tot uitdrukking gebracht door in de hoofdstukken 2 tot en met 4 de diverse maatregelwaardige gedragingen nader te classificeren. Bij de bepaling van de zwaarte van de maatregel wordt rekening gehouden met het feit of belanghebbende zich in het in aanmerking te nemen tijdvak al eerder schuldig heeft gemaakt aan maatregelwaardige gedragingen.
Artikel 3. Berekeningsgrondslag
Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:
Artikel 5. Horen van belanghebbende
Indien het college het voornemen heeft om een maatregel op te leggen voor een gedraging zoals omschreven in artikel 10, categorieën 4 en 5, of artikel 13 wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen voordat een maatregel wordt opgelegd.
Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak
De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Indien over deze periode reeds een maatregel is toegepast, wordt de maatregel aansluitend op deze periode opgelegd. In alle gevallen wordt uitgegaan van de bijstandsnorm die geldt over de periode waarover de maatregel wordt opgelegd.
Indien het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid niet mogelijk is, wordt in afwijking hiervan de maatregel met terugwerkende kracht opgelegd indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand en wegens beëindiging van de bijstand het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid niet (geheel) mogelijk is. Bij de herziening van het recht op bijstand op grond van artikel 54 derde lid van de wet zal in deze situatie rekening worden gehouden met de met terugwerkende kracht op te leggen maatregel, alsmede met de terugvordering van de daardoor teveel of ten onrechte verstrekte bijstand. De herziening kan niet worden toegepast over een ander tijdvak dan waarop de verwijtbare gedraging betrekking heeft.
Indien een opgelegde maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet wegens voortijdige beëindiging van de bijstand en (volledige) herziening van de bijstand naar het verleden toe, niet of niet volledig kan worden geëffectueerd, wordt deze alsnog in de toekomst ten uitvoer gebracht indien belanghebbende binnen één jaar na bekendmaking van de beslissing tot oplegging van de maatregel opnieuw bijstand gaat ontvangen.
Artikel 8. Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.
Artikel 9 Tijdelijke opschorting recht op bijstand
Indien belanghebbende, gelet op het bepaalde in artikel 54 van de wet, de informatie –en/of medewerkingsplicht niet, niet tijdig of onvolledig nakomt en de te verstrekken informatie wel noodzakelijk is voor de (verdere) verlening van bijstand, wordt het recht op bijstand opgeschort voor de duur van maximaal acht weken.
Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid of gesubsidieerde arbeid
Artikel 10. Indeling in categorieën
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, worden de gedragingen van belanghebbende(n), waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, waaronder het niet daartoe verschijnen zonder bericht van verhindering. Onder een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling wordt ook verstaan een onderzoek naar de mogelijkheden tot verkrijging van gesubsidieerd werk of sociale activering als (eerste) opstap naar arbeidsinschakeling.
Artikel 11. De hoogte en duur van de maatregel
In de situatie dat door een andere organisatie dan de gemeente het periodieke inkomen van belanghebbende voor een bepaalde periode wordt verlaagd omdat belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan verwijtbaar gedrag zoals omschreven in de categorie-indeling in artikel 10, wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de zwaarte van de door de gemeente op te leggen bijstandsmaatregel afgestemd op de besluitvorming van deze derde(n). Uitzondering op deze regel wordt alleen dan toegepast indien belanghebbende door de maatregeloplegging van deze derde(n) volledig zonder middelen van bestaan is geraakt waardoor deze niet langer in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan kan voorzien.
Indien binnen één jaar na de voorgaande verwijtbare gedraging sprake is van herhaling van verwijtbaar gedrag, wordt de grotere mate van verwijtbaarheid tot uitdrukking gebracht in een verzwaring van de maatregel. Onder voorgaande verwijtbare gedragingen wordt verstaan de voorgaande gedraging die aanleiding is geweest tot het treffen van een maatregel. Dit geldt evenzo indien de maatregel wegens dringende redenen niet is geëffectueerd.
Bij het niet aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid zoals omschreven in art. 10 lid 4 en 5, wordt de hoogte van de maatregel in afwijking van het bepaalde in lid 1 categorieën 4 en 5, vastgesteld naar de mate waarin de belanghebbende inkomen zou hebben kunnen verwerven of heeft verloren.
Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 12. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen
Gelet op het bepaalde in artikel 2, tweede lid, worden de gedragingen van belanghebbende, inzake het niet, niet behoorlijk of niet tijdig nakomen van de inlichtingenplicht op grond van artikel 17 van de wet tengevolge waarvan er ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is verleend, afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag, waarbij de volgende categorieën worden onderscheiden: Eerste categorie : benadelingsbedrag tot € 1000,00; Tweede categorie : benadelingsbedrag van € 1000,00 tot € 2000,00 Derde categorie :benadelingsbedrag van € 2000,00 tot € 4000,00; Vierde categorie : benadelingsbedrag van € 4000,00 tot € 6000,00; Vijfde categorie : benadelingsbedrag van € 6000,00 of meer
Beleid van de gemeente is om, in navolging van het tot 01-01-2004 geldende Boetebesluit, geen recidivebepaling in de matrix op te nemen.
Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 13. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien belanghebbende blijk heeft gegeven van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht op bijstand heeft;
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, wordt de hoogte en duur van de maatregel die hoort bij een verwijtbare gedraging als omschreven in het eerste lid vastgesteld volgens onderstaande matrix, tenzij de gedraging betrekking heeft op onverantwoorde besteding/ intering van vermogen.
Artikel 14. Zeer ernstige misdragingen
Tweede ernstige misdraging binnen 1 jaar na de vorige misdraging |
|
Derde ernstige misdraging binnen 1 jaar na de vorige misdraging |
|
Artikel 15. Overige gedragingen
Indien belanghebbende blijk heeft gegeven van verwijtbaar gedrag wat niet nader is geregeld in de artikelen 10 tot en met 14 van deze verordening, wordt met inachtneming van artikel 18 van de wet een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de omstandigheden van het individuele geval.
Artikel 17. De inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij is geplaatst [Noot: gelet op datum publicatie: datum inwerkingtreding 30 dec. 2005].
Deze verordening wordt aangehaald als: “Afstemmings –en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2008”.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Roosendaal in zijn openbare vergadering van
Gepubliceerd in het Gemeenteblad d.d. 29 dec. 2005 en Roosendaalse Bode d.d. 08 jan. 2006.
De artikelen: 10, tweede lid, 11, derde lid en 18 zijn laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit d.d. 31 jan. 2008, welk besluit in werking is getreden op 01 febr. 2008.