Organisatie | Werkendam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand gemeente Werkendam 2009 |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag Werkendam 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Archief |
Geen
Wet Werk en Bijstand, art. 8, lid 1
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-06-2009 | 01-01-2009 | 22-05-2012 | Nieuwe regeling | 26-05-2009 Altena Nieuws, 11-06-2009 | WE/16477 |
De raad van de gemeente Werkendam,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d 7 april 2009;
gelet op artikel 8, eerste lid onderdeel d en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;
gezien het advies van de cliëntenraad sociale zekerheid van 25 februari 2009;
gehoord de commissie Inwoners;
vast te stellen de verordening:
Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Werkendam 2009
HOOFDSTUK I AGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
Tevens wordt als laag inkomen aangemerkt het inkomen dat gedurende de referteperiode gemiddeld hoger is dan 115% van het wettelijk sociaal minimum, maar waarvan dat meerdere is aangewend ter aflossing van een schuldenlast in het kader van een minnelijke schuldregeling of een opgelegde schuldregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag
Het college kan nadere beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitvoering van deze regeling.
Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van het bepaalde in deze verordening.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag Werkendam 2009.
Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Werkendam van 26 mei 2009. 2
de raadsgriffier, de voorzitter,
mr. I. Bakker drs. J.A.M. van Agt
Deze verordening is tot stand gekomen als gevolg van een wetswijziging waarin van de langdurigheidstoeslag een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand is gemaakt. Hiermee staat de regeling open voor eigen beleidsregels van de gemeente. Deze benadering sluit aan bij het uitgangspunt om daar waar het kan, de gemeente de vrijheid en verantwoordelijkheid te geven zelf invulling te geven aan een regeling en op die manier optimaal maatwerk te kunnen leveren.
Een aantal punten vult de wetgever zelf in, onder meer de wijziging van de minimale leeftijd van 23 naar 21 jaar. De doelstelling van de Langdurigheidstoeslag blijft onveranderd, te weten het bieden van financiële ondersteuning wanneer men langdurig op een laag inkomen is aangewezen en geen perspectief heeft op verbetering van dit inkomen.
De gemeente kan zelf de hoogte van de Langdurigheidstoeslag vaststellen en de doelgroep bepalen. Om de doelgroep af te bakenen dient de gemeente een aantal criteria nader in te vullen, zoals het begrip ‘laag inkomen’ en welke termijn aan het begrip ‘langdurig’ verbonden wordt.
In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.
Gekozen is, de referteperiode vast te stellen op drie jaar, ofwel 36 maanden voorafgaand aan de eerste dag van het jaar waarin de aanvraag is ingediend. Hiermee is meteen invulling gegeven aan het begrip ‘langdurig’. Dus over de duur van de referteperiode wordt bepaald of iemand langdurig een laag inkomen heeft.
De doelgroep is in feite iedereen die aan de criteria voldoet welke in deze verordening nader zijn ingevuld.
Bepaalde groepen zijn uitgesloten van het recht op de Langdurigheidstoeslag. Het gaat hier om personen die in principe wel aan de voorwaarden zouden voldoen, maar van wie gesteld kan worden dat een recht op de Langdurigheidstoeslag niet overeen zou komen met de aard en doelstelling ervan.
Van studenten wordt per definitie gesteld dat zij perspectief op verbetering van hun inkomen hebben. Om te voorkomen dat degene met een baan met een minimuminkomen, die zijn positie door middel van avondstudie probeert te verbeteren, niet in aanmerking zou komen, is bepalend of de studerende in de referteperiode studiefinanciering heeft genoten. Studiefinanciering is immers alleen mogelijk bij een dagstudie en bij studenten beneden een bepaalde leeftijd. Als het gaat om gehuwden, of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn, waarvan één van beiden een uitkering op grond van de Wet op de Studiefinanciering heeft genoten in een periode waarin beiden niet als gehuwd zijn aan te merken, komt het recht de ander toe, voor zover aan de overige voorwaarden is voldaan.
Het doel van de Langdurigheidstoeslag is een inkomensondersteuning voor grote uitgaven, zoals bijvoorbeeld vervangingsuitgaven. Daklozen hebben in de periode dat zij dakloos zijn niet te maken met (onverwachte) hoge kosten van dien aard. Voor deze groep bestaan bovendien andere regelingen. Enerzijds in de vorm van een inkomensondersteuning voor kleinere uitgaven, anderzijds in de vorm van bijzondere bijstand voor een woninginrichting zodra zij een vaste woon- of verblijfplaats hebben.
We hebben het hier niet per definitie over een AWBZ-instelling. De term AWBZ-instelling kan namelijk verwarring veroorzaken. Dit omdat bijvoorbeeld zowel verpleeghuizen en verzorgingshuizen als instellingen voor begeleid kamerbewonen zogenoemde AWBZ-instellingen zijn. De bedoeling van de regeling is echter alleen die bewoners tot de doelgroep te rekenen, die redelijkerwijs ook de kosten maken waarvoor de Langdurigheidstoeslag is bedoeld. De bewoners van een verpleeghuis komen niet voor hoge kosten zoals vervangingsuitgaven te staan. Bewoners van verzorgingshuizen en instellingen van begeleid kamerbewonen hebben die kosten nadrukkelijk wel. Daarom worden zij niet van het recht op Langdurigheidstoeslag uitgesloten.
Mensen met een inkomen boven de hier gestelde inkomensgrens, die middels een minnelijk of wettelijk traject aflossen op schulden, houden van hun inkomen niet meer over dan maximaal 95% van de bijstandsnorm. Omdat hun feitelijk inkomen hoger kan zijn dan het te toetsen inkomen, bestaat de kans dat deze groep buiten de armoedevoorzieningen valt. Omdat ze ook al huur- en zorgtoeslag mislopen, wordt dat onredelijk geacht. Voor deze groep wordt het besteedbaar inkomen dat overblijft na schuldsanering getoetst.
Het inkomen over de referteperiodes wordt zoveel mogelijk getoetst met behulp van jaaropgaven. Getoetst wordt met het hoogste bedrag dat op een jaaropgave is vermeld. Dit bedrag wordt omschreven als belastbaar loon en bestaat uit netto inkomen, loonheffing en werkgeversdeel premie Zorgverzekeringswet.
Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag
Voor de hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt aansluiting gezocht bij de bedragen die van toepassing waren in 2008.