Organisatie | Apeldoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Rentesubsidieregeling 2011 (versie 2) |
Citeertitel | Rentesubsidieregeling 2011 (versie 2) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
gelet op artikel 160 van de Gemeentewet, Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Apeldoorn en de Uitvoeringsregeling Algemene subsidieverordening
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-07-2014 | 25-04-2014 | Rentesubidieregeling is niet meer van toepassing op instellingen op het terrein van sport | 25-04-2014 Officiele bekendmakingen, d.d. 16 juli 2014 | 2014-506597 | |
16-06-2011 | 17-07-2014 | Onbekend | 16-06-2011 Apeldoorns Stadsblad, d.d. 6 juli 2011 | 2011-025597 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;
dat het college bevoegd is voor bepaalde vormen van subsidie nadere regels te stellen dan wel specifieke regelingen vast te stellen;
gelet op artikel 160 van de Gemeentewet, Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Apeldoorn en de Uitvoeringsregeling Algemene subsidieverordening;
1.1 Tenzij in deze regeling uitdrukkelijk anders wordt vermeld, gelden de voorwaarden en bepalingen in de Algemene subsidieverordening (Asv) en de Uitvoeringsregeling Algemene Subsidieverordening;
1.2Voor toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
instelling: een binnen de gemeente Apeldoorn gevestigde vereniging, instelling of andere rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie op het terrein van cultuur,en welzijn, die haar activiteiten in hoofdzaak binnen de gemeente Apeldoorn uitvoert, waarbij de algemene ledenvergadering dan wel een daarmee te vergelijken orgaan een bepalende invloed heeft op het gehele instellingsbeleid
Het college kan, voorzover de raad in enig begrotingsjaar daartoe voldoende financiële middelen beschikbaar stelt - aan een instelling onder de hierna vermelde voorwaarden subsidie verstrekken in de rentekosten van leningen, die worden afgesloten voor de investeringen passend binnen het doel van deze regeling.
Wanneer de instelling geen aanspraak maakt op een gemeentelijke garantie tot betaling van rente en aflossing op de totaal af te sluiten geldlening, kan het in lid 1 bedoelde maximale leningsbedrag van € 25.000,=, waarover subsidie wordt berekend, worden verdubbeld voorzover het beschikbare budget - rekening houdend met het aantal en omvang van ingediende subsidieverzoeken en de daartoe door het college aangegeven prioriteiten - dat toelaat.
Voor het bepalen van de prioriteitsvolgorde van ingediende aanvragen worden deze getoetst aan de volgende voorrangsbepalingen:
Het college stelt vóór 1 januari van het begrotingsjaar voor elk van de beleidsvelden cultuur en welzijn een verdelingsvoorstel op voor het nieuw beschikbaar komende gedeelte van het jaarbudget.
TOELICHTING RENTESUBSIDIEREGELING 2011
Hieronder moet ook worden begrepen ingeval door een instelling een stichting in het leven wordt geroepen om investering en exploitatie van een accommodatie tot stand te brengen. De instelling, die 'aanjager' is van de beoogde investering moet echter de hoofdgebruiker van de voorziening zijn en bovendien haar invloed kunnen uitoefenen op het stichtingsbeleid.
Bij bijzondere gevallen moet worden gedacht aan instellingen, die weliswaar de accommodatie niet in eigendom hebben maar daarvan wel langdurige gebruiksrechten hebben (meerjarige huurovereenkomst, die in relatie staat tot de afschrijvingsduur van de te treffen voorziening).
Hier worden beoogd groepen, die in een achterstandssituatie verkeren dan wel waarvoor specifiek voorrangsbeleid is geformuleerd.
De regeling richt zich uitsluitend op het 'vrijwilligers verenigingsleven'. Ook bij die instellingen kunnen beroepskrachten in dienst zijn (instructeurs, trainers, etc.), die echter het vrijwilligerskarakter van de instelling niet beïnvloeden. Duidelijk mag zijn dat beroepsinstellingen, die ook wel gebruik maken van vrijwillig medewerkenden niet onder de werking van deze regeling worden bedoeld.
Jaarlijks wordt in de gemeentebegroting geraamd het totaalbedrag voortvloeiend uit de eerder verstrekte subsidies - berekend naar verhouding van de subsidielooptijd conform artikel 8, lid 2 - met daarboven de ruimte voor nieuw te verstrekken subsidies.
Het kan natuurlijk voorkomen dat de - voorafgaand aan het begrotingsjaar - ingediende subsidieaanvragen nog niet tot volledige besteding van het beschikbare budget leiden. Nadien ingediende aanvragen kunnen dan alsnog in behandeling worden genomen.
Het rentesubsidie is gelijk aan het rentepercentage dat de instelling voor de banklening moet betalen. Dit leningspercentage kan lager of hoger zijn dan het omslagrentepercentage dat voor de begrotingsraming wordt gehanteerd. Op rekeningsbasis kan daaruit een voordeel c.q. nadeel voor de gemeente ontstaan voor wat betreft de in dat jaar nieuw uit te zetten subsidies. Het leningsvolume, waarover de rente wordt vergoed bepaalt de besteedbare ruimte (en dus niet: bij een lagere werkelijke rentestand dan het omslagpercentage kan een groter leningsvolume worden uitgezet).
Tegenover het verkrijgen van rentesubsidie dient de instelling (nog) wel een leningsschuld te hebben. Gehele vervroegde aflossing van de lening dan wel gedeeltelijke leidt tot beëindiging of vermindering van het jaarlijks te ontvangen subsidiebedrag.