Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Roosendaal

Verordening op de heffing en invordering van rioolafvoerrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRoosendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van rioolafvoerrecht
CiteertitelVerordening op de heffing en invordering van rioolafvoerrecht
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciën en economie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De verordening van 2008 wordt ingetrokken op 1 januari 2009 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor deze datum hebben voorgedaan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 229, lid 1a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-12-200801-01-2010nieuwe regeling

18-12-2008

Gemeenteblad 2008/77, Roosendaalse bode 21-12-2008

Griffie/101

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolafvoerrecht

 

 

De raad van de Gemeente Roosendaal;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 december 2008;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet;

HEEFT BESLOTEN:

vast te stellen de: “Verordening op de heffing en de invordering

van rioolafvoerrecht”.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeentelijke riolering het gemeentelijk rioolstelsel alsmede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater;

  • b.

    afvalwater: water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

  • c.

    eigendom: een roerende of een onroerende zaak;

  • d.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam “rioolafvoerrecht” wordt een recht geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd;

  • 2.

    het rioolafvoerrecht als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd;

  • 3.

    Met betrekking tot het recht, als bedoeld in het eerste en het tweede lid, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 – ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt het recht geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande, dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven

    • a.

      per eigendom

    • b.

      indien meer dan 300 kubieke meters afvalwater is afgevoerd voor het meerdere naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd;

  • 2.

    Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water, dat in de laatste aan het einde van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. In geval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3.

    De gebruiker, die voor de verkrijging van water gebruik maakt van een eigen pompinstallatie, kan verplicht worden deze installatie te voorzien van een door burgemeester en wethouders goedgekeurde en te verzegelen:

    • c.

      meter, waarvan afgelezen kan worden de hoeveelheid opgepompt water of

    • d.

      teller, waarvan afgelezen kan worden het aantal uren dat de pompinstallatie in bedrijf is geweest, alsmede de capaciteit van de pompinstallatie.

  • 4.

    Indien de gebruiker van een waterverbruikend productieproces doet blijken, dat meer dan 10% van de hoeveelheid toegevoerd en/of opgepompt water niet als afvalwater is afgevoerd doch in het productieproces is opgenomen, wordt op aanvraag de op de voet van het tweede lid berekende toegevoerde en/of opgepompt water dienovereenkomstig verminderd.

Artikel 5 Belastingtarieven

  • 1.

    Het rioolafvoerrecht bedraagt per perceel per belastingjaar € 248,16

  • 2.

    onverminderd het bepaalde in lid 1 bedraagt het rioolafvoerrecht

    bij een hoeveelheid afgevoerd water van:

301

tot en met

350 m3

€ 261,00

351

tot en met

400 m3

€ 305,00

401

tot en met

450 m3

€ 356,00

451

tot en met

500 m3

€ 405,00

501

tot en met

600 m3

€ 477,00

601

tot en met

700 m3

€ 579,00

701

tot en met

800 m3

€ 663,00

801

tot en met

900 m3

€ 737,00

901

tot en met

1000 m3

€ 817,00

1001

tot en met

1250 m3

€ 958,00

1251

tot en met

1500 m3

€ 1.180,00

1501

tot en met

1750 m3

€ 1.383,00

1751

tot en met

2000 m3

€ 1.584,00

2001

tot en met

2500 m3

€ 1.919,00

2501

tot en met

3000 m3

€ 2.342,00

3001

tot en met

4000 m3

€ 3.161,00

4001

tot en met

5000 m3

€ 3.762,00

5001

tot en met

7500 m3

€ 5.227,00

7501

tot en met

10000 m3

€ 7.319,00

10001

tot en met

15000 m3

€ 10.847,00

15001

tot en met

20000 m3

€ 14.637,00

20001

tot en met

100000 m3

€ 45.483,00

100001

tot en met

300000 m3

€ 91.487,00

300001

tot en met

600000 m3

€ 137.884,00

alsmede met een bedrag van € 0,14 per m3 water voor de afvoer boven 300000 m3

600001

tot en met

1000000 m3

€ 188.854,00

alsmede met een bedrag van € 0,13 per m3 water voor de afvoer boven 600000 m3

1000001

tot en met

2000000 m3

€ 251.589,00

alsmede met een bedrag van € 0,12 per m3 water voor de afvoer boven 1000000 m3

2000001

tot en met

3000000 m3

€ 395.348,00

alsmede met een bedrag van € 0,10 per m3 water voor de afvoer boven 2000000 m3

3000001

en meer

 

€ 526.051,00

alsmede met een bedrag van € 0,09 per m3 water voor de afvoer boven 3000001 m3

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

Het recht wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Het recht bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid is niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

  • 5.

    Het recht bedoeld in artikel 4, eerste lid 1, onderdeel b, is verschuldigd bij het einde van de verbruiksperiode die in het belastingjaar eindigt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet het recht bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen fiscale heffingen meer bedraagt dan € 3000,00 dat dit bedrag moet worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde gemeentelijke fiscale heffingen € 100,00 of meer doch niet meer dan € 3000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elke van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    Het recht bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, moet worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de 2e maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 6.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het rioolafvoerrecht.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De “Verordening op de heffing en de invordering van rioolafvoerrecht ” vastgesteld door de raad van de Gemeente Roosendaal d.d. 20 december 2007 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening rioolafvoerrecht”.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de Gemeente Roosendaal in zijn openbare vergaderingvan 18 december 2008.

 

De griffier, De voorzitter,