Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rhenen

Beleidsregel individuele bijzondere bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRhenen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel individuele bijzondere bijstand
CiteertitelBeleidsregel individuele bijzondere bijstand
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

beleidsregel Uitvoeringsregels bijzondere bijstand Rhenen 2004 vastgesteld in de vergadering van college B&W van 23 december 2003 wordt ingetrokken

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht art. 4:81 lid 1
  2. Wet werk en bijstand art 7,lid 1 onder b en art. 35
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-201101-01-2015Onbekend

19-04-2011

Rhenense Betuwse Courant

verord/613

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel individuele bijzondere bijstand

 

Burgemeester en wethouders van Rhenen;

Gelezen het voorstel van 12 april 2011

Overwegende dat het wenselijk is kaders vast te stellen waarbinnen individuele bijzondere bijstand kan worden verleend;

Gelet op

artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht;

artikel 7, lid 1 onder b en artikel 35 van de Wet werk en bijstand;

BESLUITEN

vast te stellen de “Beleidsregel individuele bijzondere bijstand”

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, de Algemene wet bestuursrecht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet op de huurtoeslag;

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen;

    • b.

      wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • c.

      belanghebbende: de persoon die in aanmerking wenst te komen voor bijzondere bijstand;

    • d.

      bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 van de wet;

    • e.

      voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven;

    • f.

      vermogen: het vermogen volgens artikel 34, eerste lid, sub a en b van de wet tenzij expliciet anders wordt aangegeven;

    • g.

      bijstandsniveau: de op grond van paragraaf 3.2 van de wet op de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm, vermeerderd of verminderd met de verhoging of verlaging op grond van de Toeslagenverordening of de op grond van hoofdstuk 4 van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) op de belanghebbende van toepassing zijnde inkomensvoorzieningsnorm, vermeerderd met vakantietoeslag en een eventuele toeslag kop grond van de Toeslagenverordening;

    • h.

      meerinkomen: het netto-inkomen vermeerderd met het vakantiepercentage minus het voor betrokkene geldende bijstandsniveau. Voor studenten van 21 jaar of ouder het netto-inkomen minus het bedrag voor levensonderhoud voor uitwonende studenten;

    • i.

      meervermogen: het vermogen, dat de gestelde vermogensgrenzen op grond van artikel 34 van de wet te boven gaat;

    • j.

      broodnood: indien belanghebbende geen geld meer kan opnemen door een ernstige debetstand op de bankrekening;

    • k.

      overbruggingsbijstand: een eenmalige betaling op grond van de wet ten behoeve van levensonderhoud ter overbrugging naar de eerstvolgende (reguliere) betaling van de periodieke uitkering;

    • l.

      CAZ: de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering van Menzis;

    • m.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • n.

      gezins- of familieleden: degenen die tot het gezin behoren, inclusief pleegkinderen, verdere familieleden in de eerste graad tot en met de tweede graad.

Artikel 2 Toepasselijkheid beleidsregel

  • 1.

    In principe komen alle kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking als er sprake is van noodzakelijke kosten door bijzondere individuele omstandigheden op grond van artikel 35 lid 1 van de wet;

  • 2.

    In deze beleidsregels worden kaders gegeven voor het toekennen van bijzondere bijstand;

  • 3.

    In hoofdstuk 3 van deze beleidsregel zijn kosten vermeld waarvoor andere regels gelden;

  • 4.

    Handboek Schulinck geeft nadere invulling van deze beleidsregel op detailniveau.

Hoofdstuk 2Vorm en hoogte van de bijzondere bijstand

Artikel 3 Vorm van de bijzondere bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt “om niet” verstrekt, zonder terugbetalingsverplichting, tenzij anders vermeld;

  • 2.

    In geval van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan bijzondere bijstand verleend worden in de vorm van een geldlening of op grond van de Maatregelenverordening geheel of gedeeltelijk worden geweigerd.

Artikel 4 Draagkracht

  • 1.

    Bij verstrekking van bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de draagkracht van de belanghebbende;

  • 2.

    De draagkracht wordt uitgedrukt in een percentage van het voor de bijzondere bijstand in aanmerking te nemen inkomen en vermogen;

  • 3.

    Bij de vaststelling van de financiële draagkracht behoeft niet het totale meerinkomen te worden ingezet;

  • 4.

    Bij de berekening van bijzondere bijstand worden de volgende percentages van het meerinkomen in aanmerking genomen:

    • a.

      15% tussen € 0 en € 1.090 per jaar, vermeerderd met

    • b.

      35% tussen € 1.090 en € 2.723 per jaar, vermeerderd met

    • c.

      50% van € 2.723 en meer per jaar;

  • 5.

    Wanneer sprake is van periodieke bijzondere bijstand voor de kosten van rente en aflossing lening Stadsbank wordt 50% van het meerinkomen in aanmerking genomen naast de van toepassing zijnde aflossingscapaciteit bij het wettelijk minimumloon zoals vastgesteld door de landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden (LOSR);

  • 6.

    Voor de bepaling van het vermogen is artikel 34, lid 1 onder a en b van de wet van toepassing;

  • 7.

    De draagkracht bedraagt 100% van het meervermogen;

  • 8.

    Bij het samengaan van periodieke en incidentele kosten wordt de draagkracht eerst op de incidentele kosten in mindering gebracht;

  • 9.

    Wanneer verschillende draagkrachtpercentages van toepassing zijn, wordt het hoogste percentage op het meerinkomen in mindering gebracht;

  • 10.

    De draagkrachtperiode gaat in op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt ingediend en geldt voor de duur van twaalf maanden;

  • 11.

    Lid 10 van dit artikel is niet van toepassing op kosten die eerder gemaakt zijn;

  • 12.

    De draagkracht wordt binnen de vastgestelde periode van twaalf maanden herzien indien wijziging van de omstandigheden daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5 Berekening hoogte

  • 1.

    Er bestaat op grond van artikel 15 van de wet geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening;

  • 2.

    Bij de vaststelling van het bedrag van de bijzondere noodzakelijke kosten wordt aangesloten bij bedragen zoals opgenomen in Handboek Schulinck;

  • 3.

    Bij de vaststelling van het bedrag van bijzondere bijstand voor de kosten als genoemd in artikel 6 en artikel 11 van deze beleidsregel wordt aangesloten bij het vergoedingenoverzicht van Menzis onder aftrek van de eventuele eigen bijdrage;

  • 4.

    Er wordt een drempelbedrag van 75 euro per kalenderjaar toegepast bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand;

  • 5.

    Het drempelbedrag als bedoeld in lid 7 is niet van toepassing op periodieke bijzondere bijstand.

Hoofdstuk 3 Individuele verstrekkingen

Artikel 6 Medische kosten

  • 1.

    Met de invoering van de nieuwe zorgverzekeringswet per 1 januari 2006 wordt geen bijzondere bijstand voor medische kosten op individuele basis verstrekt, behoudens zeer dringende gevallen;

  • 2.

    Indien sprake is van acute broodnood en ernstige gevolgen voor de zorgverzekering, is bijzondere bijstand voor het verplichte eigen risico ziektekostenverzekering mogelijk in de vorm van leenbijstand met aflossing volgens de LOSR normen;

  • 3.

    Bijzondere bijstand voor medische kosten wordt alleen verstrekt indien de kosten gemotiveerd zijn door een medisch advies.

Artikel 7 Uitvaartkosten

  • 1.

    Indien de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de belanghebbende niet over toereikende middelen beschikt om zijn aandeel in de uitvaartkosten te voldoen, bestaat er recht op bijzondere bijstand;

  • 2.

    De bijzondere bijstand geldt voor kosten voor zover belanghebbende aansprakelijk kan worden gesteld voor deze kosten en alleen over het deel dat voor rekening komt voor de belanghebbende.

Artikel 8 Bewindvoering, curatele en rechtsbijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering en voor kosten van curatele is mogelijk indien de kantonrechter de vergoeding hoger heeft vastgesteld dan de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen, tenzij dit salariskosten bewindvoerder WSNP betreffen;

  • 2.

    Bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand is mogelijk indien op grond van een toevoeging krachtens de wet op de rechtsbijstand de rechtsbijstand is verleend. Daarbij is geen bijzondere bijstand mogelijk op de vertaalkosten, reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen, de kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdragen op grond van de wet op de rechtsbijstand en de kosten van verdergaande rechtsbijstand ten vervolge op een spreekuur, als ook de eigen bijdrage.

Artikel 9 Jongeren van 18 t/m 20 jaar

  • 1.

    Jongeren van 18 t/m 20 jaar hebben recht op bijzondere bijstand volgens artikel 12 van de wet;

  • 2.

    Voor de hoogte van de bijzondere bijstand voor jongeren van 18 t/m 20 jaar die niet in een inrichting verblijven, wordt aangesloten bij het bijstandsniveau voor 21 jarigen;

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor zak- en kleedgeld voor jongeren van 18 t/m 20 jaar die in een inrichting verblijven, wordt afgeleid van de hoogte van het bijstandsniveau.

Artikel 10 Kinderen tot 18 jaar

  • 1.

    Een aanvraag voor babyuitzet wordt niet vóór de 6e maand van de zwangerschap afgewikkeld;

  • 2.

    Voor de bepaling van de vermoedelijke datum van de bevalling dient de belanghebbende een verklaring van de verloskundige of gynaecoloog te overleggen;

  • 3.

    Voor de kosten van een baby-uitzet wordt een leenbijstand verleend.

Artikel 11 Ouderen-, zieken- en gehandicaptenzorg

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor ouderen-, zieken- en gehandicaptenzorg wordt alleen verstrekt indien de noodzaak van de kosten gemotiveerd zijn in een medisch advies als bedoeld in afdeling 3.3. van de Awb;

  • 2.

    Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van bewassing en kosten door slijtage, waardoor bijzondere bijstand niet mogelijk is;

  • 3.

    Voor de bepaling van de extra noodzakelijke kosten van bewassing, kleding- en schoeiselslijtage wordt uitgegaan van het medisch advies en de GMD-lijst;

  • 4.

    Voor de kosten van een maaltijdvoorziening is alleen bijzondere bijstand mogelijk voor maximaal de meerkosten die Tafeltje-Dek-Je rekent;

  • 5.

    Het is alleen mogelijk bijzondere bijstand te verlenen op extra stookkosten en op extra elektriciteitskosten;

  • 6.

    Om te bepalen wat extra stookkosten of extra elektriciteitskosten zijn, moet advies worden in gewonnen bij Eneco of een vergelijking met normen uit de NIBUD-prijzengids worden gemaakt;

  • 7.

    Voor de kosten van eigen bijdragen voor de hulp in de huishouding kan bijzondere bijstand verstrekt worden aan de belanghebbende met een Wmo-indicatie voor hulp in de huishouding;

  • 8.

    Uitbetaling van eigen bijdragen voor de hulp in de huishouding vindt plaats na overleg rekening;

  • 9.

    Als bewijs voor chronisch gebruik van zelfzorgmiddelen, dient een afschrift van het recept van de arts overlegd te worden.

Artikel 12 Reiskosten

  • 1.

    Het college kan in aanvulling op de WTOS bijzondere bijstand verstrekken voor reiskosten;

  • 2.

    De reiskosten van gezins- of familieleden van gedetineerde voor bezoek aan de gedetineerde komen in aanmerking voor bijzondere bijstand;

  • 3.

    De bijzondere bijstand voor reiskosten bezoek aan gedetineerde is mogelijk voor maximaal éénmaal per maand voor twee personen of tweemaal per maand voor één persoon;

  • 4.

    De reiskosten van gezins- of familieleden voor bezoek aan zieke gezins- of familieleden komen in aanmerking voor bijzondere bijstand;

  • 5.

    De bijzondere bijstand voor reiskosten bezoek aan zieke gezinsleden is mogelijk voor maximaal zeven maal per week;

  • 6.

    De bijzondere bijstand voor reiskosten bezoek aan zieke familieleden in de eerste graad is mogelijk voor maximaal drie maal per week;

  • 7.

    De bijzondere bijstand voor reiskosten bezoek aan zieke familieleden in de tweede graad is mogelijk voor maximaal twee maal per week;

  • 8.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor reiskosten is maximaal de kosten voor openbaar vervoer of in geval van eigen vervoer maximaal de vergoeding volgens de aanvullende pakketten van Menzis;

Artikel 13 Schulden

  • 1.

    Voor kosten van een lening bij de Stadsbank is bijzondere bijstand mogelijk voor de periodiek verschuldigde rente- en aflossingsbedragen;

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de periodiek verschuldigde rente- en aflossingsbedragen aan de Stadsbank wordt berekend door van het aflossingsbedrag te verminderen met de LOSR norm.

Artikel 14 Inkomensachteruitgang

  • 1.

    Bijzondere bijstand is mogelijk in de vorm van een toeslag aan een voormalig alleenstaande ouder bij acute inkomensachteruitgang bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd door het jongste ten laste komende kind;

  • 2.

    De toeslag als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt maximaal 12 maanden verleend met een afbouw over vier periodes van drie maanden, waarbij elke periode de toeslag met 25% verminderd;

  • 3.

    De hoogte van de toeslag als bedoeld in lid 1 van dit artikel is gelijk aan het verschil tussen het inkomen dat ouder en kind tezamen hadden op het moment dat het kind nog geen 18 jaar was, inclusief de voor het kind ontvangen kinderbijslag, en het inkomen van ouder en kind tezamen vanaf het moment dat het kind 18 jaar geworden is, inclusief de eventueel door het kind ontvangen studiefinanciering conform artikel 33, lid 2 van de wet;

  • 4.

    Door berekening van de bijzondere bijstand volgens lid 3 van dit artikel is vaststelling van de draagkracht niet van toepassing op de toeslag als bedoeld in lid 1 van dit artikel;

  • 5.

    De vastgestelde toeslag als bedoeld in lid 3 van dit artikel wijzigt niet tussentijds door aanpassing van de normbedragen, maar wel door wijzigingen in de inkomsten van ouder en/of kind.

Artikel 15 Woonkosten

  • 1.

    Voor het bepalen van de hoogte van de woonkostentoeslag, wordt de standaard berekening volgens de wet op de huurtoeslag (WHT-systematiek) gehanteerd;

  • 2.

    In het geval belanghebbende een alleenstaande is, kan bijzondere bijstand verleend worden voor vaste lasten als belanghebbende opgenomen wordt in een inrichting;

  • 3.

    De bijzondere bijstand volgens lid 2 van dit artikel wordt voor maximaal één jaar vastgesteld met mogelijkheid tot eenmalige verlenging van maximaal één jaar;

  • 4.

    Bijzondere bijstand voor de kosten van opvang en verzorging is mogelijk in het Johanniter tehuis te Bennekom;

  • 5.

    De bijzondere bijstand volgens lid 4 van dit artikel wordt voor maximaal drie maanden vastgesteld met mogelijk tot eenmalige verlenging van maximaal drie maanden.

Artikel 16 Overige bijzondere kosten

  • 1.

    Bij broodnood kan eenmalig bijzondere bijstand verleend worden ten behoeve van eten en drinken ter overbrugging naar de eerstvolgende betaling van de periodieke inkomsten;

  • 2.

    De bijzondere bijstand als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt verstrekt in de vorm van een geldlening;

  • 3.

    Indien er sprake is van ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid of van een vermogen in de vorm van een eigen woning of de verwachting bestaat dat belanghebbende slechts een korte periode een beroep op de wet doet, wordt overbruggingsbijstand in de vorm van een geldlening verstrekt;

  • 4.

    De hoogte van de overbruggingsbijstand is gebaseerd op het bijstandsniveau verminderd met het aanwezige huishoudgeld, de eventueel reeds betaalde vaste lasten en de volledige reserveringsruimte in het bijstandsniveau.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 17 De aanvraag

  • 1.

    Voor het aanvragen van bijzondere bijstand dient gebruik te worden gemaakt van het door het college beschikbaar gestelde aanvraagformulier;

  • 2.

    Bijde aanvraag worden die gegevens overlegd die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om de aanpsraak op bijzondere bijstand te kunnen beoordelen;

  • 3.

    Een aanvraag moet worden ingediend binnen een maand nadat de kosten zijn gemaakt, tenzij;

    • a.

      met de cliënt voor geringe kosen afspraken zijn gemaakt over het declaratietijdstip van de kosten;

    • b.

      de aanvraag opgespaard is vanwege het drempelbedrag, waardoor de belanghebbende de aanvraag nog tussen 1-1 en 1-4 kan inleveren in het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel 18 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregel, indien toepassing van de beleidsregel tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 19 Beslissing college waarin de beleidsregel niet voorziet

In gevallen, die uitvoering van de beleidsregel betreffende, waarin de beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

Artikel 20 Overgangsregeling

  • 1.

    In geval dat het nieuwe bijzondere bijstandsbeleid nadelige gevolgen heeft voor klanten die periodieke bijzondere bijstand ontvingen voor inwerkingtreding van deze beleidsregel geldt dat zij maximaal één jaar recht hebben op de vergoeding die zij in 2010 ontvingen;

  • 2.

    Het recht als bedoeld in lid 1 komt te vervallen bij een hercontrole of hernieuwde aanvraag;

  • 3.

    Alle aanvragen die op of na 1 mei 2011 worden ingediend vallen onder het nieuwe bijzondere bijstandsbeleid.

Artikel 21 Intrekking oude beleidsregel

De beleidsregel “Uitvoeringsregels bijzondere bijstand Rhenen 2004 van 15 december 2003, vastgesteld in de vergadering van college B&W van 23 december 2003 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 22 genoemde datum van inwerkingtreding.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking acht dagen na publicatie, maar uiterlijk 1 mei 2011.

Artikel 23 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel individuele bijzondere bijstand”.

 

Burgemeester en wethouders van Rhenen,

M.A.J. Oosterwijk-Keulers

J.van Oostrum

secretaris

burgemeester