Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Werkendam

Beleidsregel 'Tijdelijke verstrekking van uitkering aan pseudo-adreslozen in de gemeente Werkendam'

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWerkendam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel 'Tijdelijke verstrekking van uitkering aan pseudo-adreslozen in de gemeente Werkendam'
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpArchief

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 40

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-05-201101-09-2017Nieuwe regeling

19-04-2011

Altena Nieuws, 19-05-2011

WE/20464

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel 'Tijdelijke verstrekking van uitkering aan pseudo-adreslozen in de gemeente Werkendam'

 

Beleidsregel ‘Tijdelijke verstrekking van uitkering aan pseudo-adreslozen in de gemeente Werkendam’.

 

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam,

 

Overwegende dat het gewenst is nadere regels vast te stellen met betrekking tot het toekennen c.q. voortzetten van een uitkering WWB / WIJ aan pseudo-adreslozen;

 

Gelet op de notitie van de gemeente Breda d.d. maart 2011 over pseudo-adreslozen;

 

Gelet op het advies van de cliëntenraad sociale zekerheid Werkendam / Woudrichem van 25 mei 201;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 40 van de Wet werk en bijstand;

 

 

B e s l u i t e n

 

Vast te stellen de beleidsregel ‘Tijdelijke verstrekking van uitkering aan pseudo-adreslozen in de gemeente Werkendam’

 

 

  • 1.

    Aan de persoon die reeds een uitkering WWB / WIJ ontvangt en niet langer op zijn adres verblijft of kan verblijven, kan in principe geen bijstand meer verleend worden op grond van het bepaalde in artikel 40 lid 3 WWB. De uitkering dient in dat geval te worden opgeschort.

  • 2.

    De bijstand kan tijdelijk worden voortgezet, indien de situatie van de betrokkene zodanig is dat het recht op bijstand redelijkerwijs blijft bestaan. Het is daarvoor noodzakelijk dat de unit servicecentrum het briefadres Raadhuisplein 1, Werkendam aan betrokkene toekent. Toekenning van het adres gebeurt door unit servicecentrum, in nauw overleg met Loket Altena.

  • 3.

    Van redelijkerwijs recht op bijstand is sprake in de volgende gevallen:

    • a.

      Zolang de betrokkene er niet in geslaagd is om nieuwe woonruimte te vinden waarvoor hij zich in kan schrijven in de Gemeentelijke Bevolkingsadministratie en

    • b.

      Hij voldoende inzicht in zijn feitelijke woonsituatie geeft, waardoor Loket Altena zich er voldoende van kan overtuigen dat het recht op uitkering inderdaad ook feitelijk niet in het gedrang komt en

    • c.

      Hij ervoor zorgt voldoende bereikbaar te zijn voor Loket Altena, zodat hij opgeroepen kan worden voor gesprekken.

  • 4.

    Deze situatie wordt geacht zich een jaar te kunnen voordoen. Binnen die periode wordt het in het algemeen mogelijk geacht vervangende huisvesting te vinden. Lukt dit door omstandigheden niet, dan kan de periode van een jaar verlengd worden met een jaar. In theorie kan de periode ook daarna verlengd worden. De regeling kent geen maximale termijn.

  • 5.

    Om goed zicht te houden op de situatie van de betreffende persoon, wordt deze in beginsel maandelijks voor een gesprek uitgenodigd over zijn woonsituatie. Op basis van de uitkomsten van het gesprek wordt een besluit genomen over het al dan niet voortzetten van de uitkering. 

    Eventueel kan Loket Altena besluiten de afd. fraudebestrijding in te

    schakelen, indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven.

  • 6.

    Zodra twijfel ontstaat over het recht op uitkering, doordat onvoldoende inzicht in de feitelijke woonsituatie geboden wordt, wordt de uitkering alsnog opgeschort op grond van artikel 40 lid 3 WWB.

    In dat geval wordt aan de betrokkene gedurende twee weken de kans gegeven om alsnog aan de eis te voldoen om zich te vestigen op een adres dat overeenkomt met het adres zoals dit in de gemeentelijke basisadministratie is opgenomen.

    Voldoet hij binnen deze (herstel)termijn hier niet aan, dan wordt de

    uitkering op grond van artikel 40 lid 6 WWB beëindigd met ingang van de eerste dag van de hersteltermijn.

  • 7.

    De uitvoering van deze beleidsregels wordt gedaan door een consulent van Loket Altena.

    De consulent van Loket Altena meldt bij Stedelijk Kompas Breda de gegevens van de pseudo-adresloze persoon die een uitkering van Loket Altena ontvangt.

  • 8.

    Als uitgangspunt geldt dat aan de pseudo-adresloze de inschrijving bij het UWV Werkbedrijf wordt opgelegd, evenals de volledige arbeidsverplichtingen op grond van artikel 9 WWB.

  • 9.

    Als het om iemand gaat die een uitkering aanvraagt, zijn deze beleidsregels eveneens van toepassing.

 

Artikel 40  - Woonplaats en adresgegevens

  • 1.

    Het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bijstand aan een belanghebbende zonder een adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt verleend door het college van een bij die maatregel aan te wijzen gemeente.

  • 2.

    Het college verbindt aan de verlening van bijstand aan een belanghebbende zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens de verplichting dat hij aangifte doet van een door hen ter beschikking gesteld briefadres als bedoeld in artikel 1 van die wet.

  • 3.

    Indien bij de beoordeling van het recht op bijstand blijkt dat het door een belanghebbende verstrekte adres van hemzelf, van zijn echtgenoot of van een kind afwijkt van het adres waaronder de betrokkene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, schort het college het recht op bijstand op.

  • 4.

    Geen opschorting vindt plaats indien:

    • a.

      de afwijking redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor het recht op of de hoogte van de bijstand;

    • b.

      de belanghebbende van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt;

    • c.

      daarvoor naar het oordeel van het college dringende redenen aanwezig zijn.

  • 5.

    Het college doet schriftelijk mededeling van de opschorting, bedoeld in het derde lid, aan de belanghebbende en stelt hem daarbij in de gelegenheid de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adresgegevens te doen aanpassen binnen een door het college te stellen termijn.

  • 6.

    De opschorting wordt beëindigd zodra het aan het college gebleken is dat de afwijking niet meer bestaat. Indien de afwijking ook na de krachtens het vijfde lid gestelde termijn nog bestaat, herziet het college het besluit tot toekenning van de bijstand of trekt het dit in met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Werkendam van 19 april 2011.

 

 

 

Het college van burgemeester en wethouders van Werkendam,

De secretaris,                                                  De burgemeester,

 

Drs. H.A. Koenen                                             Drs. C.G.J. Breuer