Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waalwijk

Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaalwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingIntergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat
CiteertitelIntergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. de Gemeentewet, art. 108
  2. Wet gemeenschappelijke regelingen, art. 1, lid 1
  3. Wet gemeenschappelijke regelingen, art. 1, lid 2
  4. Wet gemeenschappelijke regelingen, art. 1, lid 3

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-04-201101-01-2013nieuwe regeling

07-04-2011

Gemeenteblad, 21-04-2011

2011/017

Tekst van de regeling

Intitulé

Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat

 

 

Hoofdstuk 1: Algemene Bepalingen

Gemeenschappelijke regeling

Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat

Hoofdstuk 1: Algemene Bepalingen 2

Artikel 1: Begripsbepalingen 2

Artikel 2: Openbaar lichaam 2

Artikel 3: Doel / missie 2

Artikel 4: Werkterrein 2

Hoofdstuk 2: Taken en bevoegdheden 2

Artikel 5: Taken en bevoegdheden 2

Artikel 6: Overige taken 2

Artikel 7: Producten en diensten 2

Artikel 8: Dienstverlening 2

Hoofdstuk 3: Inrichting 2

Artikel 9: Bestuursorganen 2

Hoofdstuk 4: Het algemeen bestuur 2

Artikel 10: Samenstelling, plaatsvervanging en zittingsduur 2

Artikel 11: Einde lidmaatschap 2

Artikel 12: Bevoegdheden van het algemeen bestuur 2

Artikel 13: Werkwijze 2

Artikel 14: Besloten vergadering 2

Hoofdstuk 5: Het dagelijks bestuur 2

Artikel 15: Samenstelling, plaatsvervanging en zittingsduur 2

Artikel 16: Einde lidmaatschap 2

Artikel 17: Bevoegdheden dagelijks bestuur 2

Artikel 18: Werkwijze 2

Hoofdstuk 6: Inlichtingen en verantwoording 2

Artikel 19: Interne informatieverstrekking door het dagelijks bestuur 2

Artikel 20:Externe informatieverstrekking door het algemeen en dagelijks bestuur 2

Artikel 21: Externe informatieverstrekking door individuele leden van het algemeen bestuur 2

Artikel 22: Interne verantwoording 2

Artikel 23: Externe verantwoording 2

Hoofdstuk 7: De voorzitter 2

Artikel 24: De voorzitter 2

Artikel 25: Taken en bevoegdheden 2

Artikel 26: Directeur 2

Artikel 27: Taak 2

Artikel 28: Machtiging en mandaat 2

Artikel 29: Klachtbehandeling 2

Hoofdstuk 9: Het personeel 2

Artikel 30: Personeel 2

Hoofdstuk 10: Beleid 2

Artikel 31: Strategische visie, beleidsplan en beleidsverslag 2

Hoofdstuk 11: Financiële bepalingen 2

Artikel 32: Financiële administratie 2

Artikel 33: Begrotingsprocedure 2

Artikel 34: Bijdragen van de gemeenten 2

Artikel 35: De directe kosten 2

Artikel 36: De indirecte kosten 2

Artikel 37: Jaarrekening 2

Hoofdstuk 12: Vergoedingen 2

Artikel 38: Vergoeding leden dagelijks bestuur 2

Hoofdstuk 13: Het archief 2

Artikel 39: Archief 2

Hoofdstuk 14: Toetreding, uittreding, wijziging, geschillen en opheffing 2

Artikel 40: Toetreding, uittreding 2

Artikel 41: Wijziging 2

Artikel 42: Geschillen 2

Artikel 43: Opheffing en liquidatie 2

Hoofdstuk 15: Slotbepalingen 2

Artikel 44: Overgangsbepaling 2

Artikel 45: Inwerkingtreding 2

Artikel 46: Duur van de regeling 2

Artikel 47: Citeertitel 2

Artikel 48: Slotbepaling 2

Artikel 1: Begripsbepalingen

Deze regeling verstaat onder:

1. a. De dienst: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2;

b.De deelnemende gemeenten:

de bij de regeling aangesloten gemeenten Heusden, Loon op Zand en Waalwijk;

  • c.

    Gemeentebesturen:

    de raden en de colleges, ieder voor zover zij bevoegd zijn;

  • d.

    Gedeputeerde Staten:

Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant;

e.De regeling:

De gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat;

f.WWB:

De Wet werk en bijstand.

2.Waar in deze regeling artikelen en bepalingen van enige wet of andere regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, worden in die artikelen in plaats van ‘de gemeente’, ‘de raad’, ‘het college’ en ‘de burgemeester’ gelezen onderscheidenlijk: ‘het openbaar lichaam’, ‘het algemeen bestuur’, ‘het dagelijks bestuur’ en ‘de voorzitter’.

Artikel 2: Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat, dat is gevestigd te Waalwijk.

  • 2.

    Het rechtsgebied van de dienst omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3: Doel / missie

De dienst zorgt voor het verkrijgen van een zelfstandige bestaansvoorziening van zijn klanten, en activeert klanten tot maatschappelijke participatie. Daarnaast zorgt de dienst voor een rechtmatige, klantgerichte en efficiënte uitvoering van de Wet werk en bijstand en daaraan gerelateerde wetten en regelingen.

Artikel 4: Werkterrein

De dienst is werkzaam op het terrein van Werk & Inkomen.

Hoofdstuk 2: Taken en bevoegdheden

Artikel 5: Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Aan de bestuursorganen van de dienst worden de bevoegdheden tot regeling en bestuur overgedragen met betrekking tot de uitvoering van:

    • a.

      de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet Investeren in Jongeren (WIJ);

    • b.

      de op deze wetten gebaseerde (uitvoerings)regelingen;

    • c.

      het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

    • d.

      de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

    • e.

      de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

      zoals deze wetten thans luiden of in de toekomst zullen luiden.

  • 2.

    Aan de bestuursorganen worden tevens opgedragen:

    • a.

      De advisering van het bestuur van de deelnemende gemeenten over het te voeren beleid op het terrein van Werk & Inkomen, sociale zekerheid en ontwikkelingen op de lokale/regionale arbeidsmarkt;

    • b.

      Het overleg met en deelname aan het Regionaal Ketenoverleg (Reko).

Artikel 6: Overige taken

  • 1.

    Aan de bestuursorganen van de dienst worden in mandaat opgedragen de taken en bevoegdheden met betrekking tot de uitvoering van:

  • a.

    de Wet inburgering (Wi) op basis van het beleid dat door de deelnemende gemeenten is vastgesteld;

  • b.

    de Wet Kinderopvang op basis van het beleid dat door de deelnemende gemeenten is vastgesteld;

  • c.

    Ten behoeve van de uitvoering van deze taken wordt een uitvoeringsovereenkomst gesloten.

  • 2.

    De dienst kan op verzoek, indien het algemeen bestuur hiermee instemt, nader te omschrijven taken gaan uitvoeren. De kostenverrekening en overige voorwaarden waaronder deze taken worden uitgevoerd, worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst.

  • 3.

    Bij de uitvoering van de onder artikel 5 en 6 genoemde regelingen en taken werkt de dienst zoveel mogelijk samen met (keten)partners en derden bij de activering, re-integratie en arbeidstoeleiding van klanten van de dienst.

  • 4.

    De dienst vervult hierbij de regiefunctie namens de deelnemende gemeenten.

Artikel 7: Producten en diensten

Het algemeen bestuur stelt jaarlijks, met inachtneming van artikel 31, het (meerjaren)beleidsplan van de dienst vast, waarin de taakstelling met betrekking tot de te leveren producten en diensten is opgenomen. Hierbij wordt aangesloten bij de vigerende wet- en regelgeving, waaronder de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI), de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Wet werk en bijstand (WWB) en de op basis van de Wet werk en bijstand vastgestelde verordeningen.

Tot de geleverde producten en diensten van de dienst behoren o.a.:

  • -

    het aanbieden en (laten) uitvoeren van re-integratieplannen, gericht op uitstroom van klanten naar reguliere en gesubsidieerde arbeid, deelname aan werkprojecten;

  • -

    uitkeringsverstrekking aan de klanten van de dienst en

  • -

    de overige taken in het kader van de Wet werk en bijstand.

Voor de levering van diensten en producten is de klantmanager aanspreekpunt voor de klant (integrale dienstverlening door één contactpersoon).

Artikel 8: Dienstverlening

  • 1.

    De dienst verricht incidenteel diensten, op verzoek van gemeenten buiten het in art 2 lid 2 genoemde gebied, indien het algemeen bestuur hiermee instemt. De diensten worden verricht tegen een vooraf overeengekomen prijs. Indien van toepassing wordt BTW apart in rekening gebracht.

  • 2.

    De dienst kan op verzoek, indien het algemeen bestuur hiermee instemt, nader te omschrijven taken gaan uitvoeren. De kostenverrekening en overige voorwaarden waaronder deze taken worden uitgevoerd worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst.

Hoofdstuk 3: Inrichting

Artikel 9: Bestuursorganen

Het openbaar lichaam Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat kent de volgende bestuursorganen:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

Hoofdstuk 4: Het algemeen bestuur

Artikel 10: Samenstelling, plaatsvervanging en zittingsduur

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit negen leden.

  • 2.

    Iedere raad wijst drie leden aan evenals hun plaatsvervangers.

  • a.

    Twee leden, evenals de plaatsvervanger(s), worden door de raad aangewezen uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen,

  • b.

    Het derde lid, evenals de plaatsvervanger, uit de leden van het college op voordracht van dat college.

  • 3.

    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 4.

    De leden en de plaatsvervangend leden worden benoemd voor een periode, gelijk aan die van de zittingsduur van de gemeenteraden.

  • 5.

    De benoeming geschiedt zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen dertien weken na installatie van de nieuwe gemeenteraad. Voor de eerste maal geschiedt de benoeming binnen acht weken na het besluit tot instelling van de dienst. Aftredende leden en plaatsvervangende leden kunnen opnieuw worden benoemd.

  • 6.

    De leden kunnen te allen tijde schriftelijk ontslag nemen.

  • 7.

    De betrokken gemeenteraad voorziet zo spoedig mogelijk in de tussentijdse vacatures doch uiterlijk binnen acht weken na het ontstaan daarvan.

  • 8.

    Hij die ontslag neemt als lid van het algemeen bestuur blijft zijn functie waarnemen, tot zijn opvolger deze functie heeft aanvaard.

  • 9.

    De bepalingen voor de leden van het algemeen bestuur zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervanger.

Artikel 11: Einde lidmaatschap

  • 1.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt:

  • a.

    doordat een lid zijn ontslag indient;

  • b.

    door ontslag door het orgaan dat hem heeft aangewezen;

  • c.

    van rechtswege doordat het lid geen deel meer uitmaakt van het gemeentelijke orgaan van waaruit hij door de raad is aangewezen;

  • d.

    op het moment dat de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt.

  • 2.

    Het lid van het algemeen bestuur, wiens lidmaatschap eindigt op de grond genoemd in het vorig lid onder a, stelt de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de raad die hen heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het lidmaatschap eindigt niet eerder dan nadat in de opvolging is voorzien.

  • 3.

    Het lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens of wier plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 4.

    De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt binnen een maand plaats door de raad die het aangaat.

Artikel 12: Bevoegdheden van het algemeen bestuur

  • 1.

    Aan het algemeen bestuur komen in het kader van deze regeling alle bevoegdheden toe, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen.

  • 2.

    De volgende bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn niet overdraagbaar:

  • a.

    het aanwijzen van de voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, alsmede de overige leden van het dagelijks bestuur;

  • b.

    het benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur en diens waarnemer;

  • c.

    het vaststellen van een reglement van orde;

  • d.

    het vaststellen van de begroting, respectievelijk begrotingswijzingen en de rekening;

  • e.

    het vaststellen van een regeling voor het financiële en administratieve beheer;

  • f.

    het vaststellen van een bezoldigingsverordening;

  • g.

    het doen van voorstellen tot wijziging, toetreding, uittreding en opheffing van deze gemeenschappelijke regeling;

  • h.

    het vaststellen van een directiestatuut.

Artikel 13: Werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast.

  • 2.

    Voor alle besluiten van het algemeen bestuur is meer dan de helft van het aantal stemmen vereist, waaronder van elke gemeente minimaal een stem. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar minimaal twee keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee leden van het algemeen bestuur dit verzoeken (onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen). In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken na het gedane verzoek plaats.

  • 4.

    De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 5.

    In de vergadering heeft elk lid van het algemeen bestuur één stem.

  • 6.

    Tegelijkertijd met de oproep brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen – met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid Gemeentewet (stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd), bedoelde stukken – worden tegelijkertijd met de oproep en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

  • 7.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 8.

    De deuren worden gesloten wanneer twee van de aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 9.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 10.

    Uit de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing de bepalingen in artikel 20 (quorum voor opening van vergadering), artikel 22 (onschendbaarheid, verschoningsrecht), artikel 26 (handhaving orde vergadering), artikel 28 (niet-deelname aan de stemming), artikel 29 (quorum voor geldige stemming), artikel 30 (totstandkoming besluit), artikel 31 (geheime stembriefjes), artikel 32 (overige stemmingen) en artikel 33 (ambtelijke bijstand leden van het bestuur).

Artikel 14: Besloten vergadering

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen.

  • 2.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen beslissingen genomen over het beleidsplan, de begroting, de rekening en het liquidatieplan.

Hoofdstuk 5: Het dagelijks bestuur

Artikel 15: Samenstelling, plaatsvervanging en zittingsduur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee leden, met dien verstande dat in het dagelijks bestuur elk van de deelnemende gemeenten vertegenwoordigd is.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur nadat overeenkomstig artikel 11 de leden van het algemeen bestuur zijn aangewezen.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen uit de leden van de colleges als bedoeld in artikel 10 lid 2 sub b.

  • 4.

    De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na de melding van de opengevallen plaats.

  • 5.

    In geval van afwezigheid kan een lid van het dagelijks bestuur worden vervangen door een ander lid van het dagelijks bestuur of een door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid.

Artikel 16: Einde lidmaatschap

  • 1.

    Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt indien het lid ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur;

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het moment dat het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling nieuwe leden voor het dagelijks bestuur heeft aangewezen.

  • 3.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet. In dit geval is het bepaalde in artikel 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 17: Bevoegdheden dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur wordt met de volgende taken en bevoegdheden belast:

  • a.

    het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd, voor zover die voorbereiding niet aan anderen is opgedragen;

  • b.

    het uitvoeren van beslissingen van het algemeen bestuur;

  • c.

    het beheer van de eigendommen en geldmiddelen van het samenwerkingsverband;

  • d.

    het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en het verlies van recht of bezit;

  • e.

    het houden van een voortdurend toezicht op het beheer en de exploitatie van de dienst, alsmede op al wat de dienst aangaat, waaronder de zorg voor de archiefbescheiden;

  • f.

    het behartigen van de belangen van de dienst bij andere overheidslichamen en instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor het samenwerkingsverband van belang is.

Artikel 18: Werkwijze

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dit nodig acht, zulks onder opgave van de te behandelen onderwerpen. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek is ingekomen.

  • 2.

    In het dagelijks bestuur kan alleen worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 3.

    Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 4.

    Voor de besluitvorming in het dagelijks bestuur en de verplichting tot geheimhouding zijn de overeenkomstige bepalingen zoals die zijn opgenomen in de Gemeentewet voor het college van toepassing.

  • 5.

    Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn beslissingen daarover mee aan het algemeen bestuur.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overgelegd.

Hoofdstuk 6: Inlichtingen en verantwoording

Artikel 19: Interne informatieverstrekking door het dagelijks bestuur

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, samen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij verstrekken het algemeen bestuur de door een of meer leden van het algemeen bestuur gevraagde inlichtingen op de in het reglement van orde aangegeven wijze.

  • 3.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. In dit geval is het bepaalde in artikel 49 en verder van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 20: Externe informatieverstrekking door het algemeen en dagelijks bestuur

  • 1.

    Het algemeen en dagelijks bestuur geven aan de raden en aan de colleges van de gemeenten desgevraagd de informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden worden verlangd.

  • 3.

    De inlichtingen worden schriftelijk gevraagd en ingediend bij de voorzitter van het algemeen bestuur.

  • 4.

    De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk schriftelijk gezonden aan de voorzitters van de raden.

Artikel 21: Externe informatieverstrekking door individuele leden van het algemeen bestuur

Een lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur verschaft de raad waardoor hij is aangewezen alle inlichtingen die door de raad of door één of meer leden van de raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van de desbetreffende raad aangegeven wijze en met de inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 22: Interne verantwoording

  • 1.

    Een of meer leden van het algemeen bestuur kunnen het dagelijks bestuur, of een of meer leden daarvan, ter verantwoording roepen voor het door hem in het dagelijks bestuur gevoerde beleid

  • 2.

    De verantwoording wordt mondeling afgelegd in een vergadering van het algemeen bestuur. Het reglement van orde van het algemeen bestuur geeft voorschriften over de wijze waarop de verantwoording wordt afgelegd.

Artikel 23: Externe verantwoording

  • 1.

    Een lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur kan door de raad die het lid heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid. Het afleggen van verantwoording geschiedt volgens door de betrokken gemeenteraad nader te stellen regels.

  • 2.

    De raad kan dit lid uitnodigen in zijn vergadering te verschijnen met het doel deze verantwoording af te leggen.

  • 3.

    De raad van een deelnemende gemeente kan een door haar aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag verlenen indien dit lid niet meer het vertrouwen van de raad geniet.

Hoofdstuk 7: De voorzitter

Artikel 24: De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter wordt in de eerste vergadering van elke zittingsperiode door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 3.

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, aan te wijzen door het dagelijks bestuur.

Artikel 25: Taken en bevoegdheden

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente, die partij is in een geding waarbij het samenwerkingsverband is betrokken, wordt het samenwerkingsverband door een ander, door het dagelijks bestuur aan te wijzen, lid vertegenwoordigd.

  • 4.

    De voorzitter is belast met het toezicht op de uitvoering van de besluiten van het algemeen en dagelijks bestuur.

Hoofdstuk 8: De Directeur

Artikel 26: Directeur

  • 1.

    De dienst heeft een ambtelijk apparaat, aan het hoofd waarvan een directeur staat.

  • 2.

    De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur.

  • 3.

    De benoeming geschiedt uit een door het dagelijks bestuur op te maken aanbeveling.

Artikel 27: Taak

  • 1.

    De bestuursorganen van het samenwerkingsverband worden bijgestaan door een directeur, aan wie in het dagelijks bestuur een adviserende stem toekomt.

  • 2.

    De directeur vervult in het algemeen bestuur en in het dagelijks bestuur de secretariaatsfunctie.

  • 3.

    De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de dienst.

  • 4.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur worden vastgelegd in een directiestatuut.

  • 5.

    De directeur is bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden.

  • 6.

    De directeur is verantwoording schuldig aan het dagelijks bestuur.

Artikel 28: Machtiging en mandaat

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt de bedrijfsvoering en de hem opgedragen uitvoering van wettelijke voorschriften in mandaat op aan de directeur.

  • 2.

    In een door het algemeen bestuur vast te stellen directiestatuut worden de bevoegdheden van de directeur evenals de wijze waarop het dagelijks bestuur toeziet op de uitvoering daarvan, nader omschreven.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt met in achtneming van het directiestatuut, uit een oogpunt van doelmatig en doeltreffend bestuur en de uitoefening van bevoegdheden binnen de organisatie, een mandaat- en volmachtbesluit vast.

  • 4.

    Het in het eerste lid bedoelde mandaat kan zich niet uitstrekken tot het beschikken op bezwaarschriften en tot het instellen van beroep.

  • 5.

    Ten aanzien van de mandatering is het bepaalde in hoofdstuk 10 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 29: Klachtbehandeling

De directeur zorgt voor de interne- en externe klachtenbehandeling.

Hoofdstuk 9: Het personeel

Artikel 30: Personeel

  • 1.

    De dienst kan personeel aanstellen.

  • 2.

    Op het personeel van de dienst zijn van toepassing:

  • a.

    de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor het gemeentepersoneel (CAR/UWO).

  • b.

    de rechtspositieregelingen en het sociaal statuut van de gemeente Waalwijk, tenzij het algemeen bestuur anders bepaalt.

  • 3.

    Het algemeen bestuur beslist over de toepassing van arbeidsvoorwaarden die buiten de kaders van de CAR/UWO of andere bindende regelingen vallen.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur is belast met de aanstelling, de schorsing en het ontslag van het personeel.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur draagt deze bevoegdheid in mandaat op aan de directeur.

Hoofdstuk 10: Beleid

Artikel 31: Strategische visie, beleidsplan en beleidsverslag

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bereidt het beleidsplan voor en legt het beleidsplan ter vaststelling voor aan het algemeen bestuur van de dienst. In het beleidsplan is een strategische visie opgenomen, op basis van landelijke en regionale ontwikkelingen die zich voordoen op het gebied van werk, inkomen en de sociale zekerheid.

  • 2.

    Alvorens tot vaststelling over te gaan wordt het beleidsplan voorgelegd aan de raden/raadscommissies van de deelnemende gemeenten. Eventuele wijzigingsvoorstellen worden door het bestuur van de dienst in overweging genomen en gemotiveerd al dan niet overgenomen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt vervolgens het beleidsplan vast en stuurt het toe aan de deelnemende gemeenten

  • 4.

    Indien de raad van een gemeente dan wel het college, ieder voor wat zijn bevoegdheid betreft, ten aanzien van een bepaald onderwerp, beleid wenst uit te voeren dat afwijkt van het gemeenschappelijke beleid, wordt ook het afwijkende beleidsstandpunt van deze gemeente in het beleidsplan opgenomen en door de dienst uitgevoerd. Voor de financiële gevolgen van dit lid is artikel 35 van toepassing.

  • 5.

    Met verwijzing naar artikel 33 wordt het beleidsplan tegelijk met de begroting van de dienst ingediend.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt het beleidsverslag over het afgesloten dienstjaar vast en legt dit ter kennisname voor aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 7.

    Jaarlijks worden in overleg met de deelnemende gemeenten de termijnen vastgesteld voor de indiening en toezending van de stukken.

Hoofdstuk 11: Financiële bepalingen

Artikel 32: Financiële administratie

  • 1.

    De geldmiddelen van de dienst worden afzonderlijk beheerd.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het financiële en administratieve beheer en het geldverkeer van de dienst.

  • 3.

    Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de administratie is het bepaalde in artikel 212 en 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Na afloop van elk kwartaal verstrekt het dagelijks bestuur de colleges een bestuursrapportage.

Artikel 33: Begrotingsprocedure

1 Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks een ontwerpbegroting van de dienst voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een memorie van toelichting evenals de financiële beleidsuitgangspunten voor de komende jaren (meerjarenraming), toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. Het bepaalde in artikel 190 lid 1 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De ontwerpbegroting wordt door de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190 lid 2 en 3 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending van de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur hun zienswijze aangeven. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze van de raden zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 6.

    Op wijzigingen van de begroting zijn voorgaande bepalingen zo mogelijk van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de wijzigingen die geen invloed hebben op de bijdragen van de deelnemende gemeenten.

  • 7.

    Jaarlijks worden in overleg met de deelnemende gemeenten de termijnen vastgesteld voor de indiening en toezending van de stukken.

Artikel 34: Bijdragen van de gemeenten

  • 1.

    In de begroting staat welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is ter dekking van alle kosten van de dienst.

  • 2.

    De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot op de eerste dag van het kwartaal een kwart van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.

  • 3.

    De kosten die de dienst aan de deelnemende gemeenten toerekent, bestaan uit directe en indirecte kosten.

Artikel 35: De directe kosten

  • 1.

    De directe kosten worden rechtstreeks toegerekend aan de gemeente waarvoor de kosten zijn gemaakt.

  • 2.

    Onder directe kosten wordt verstaan:

  • a.

    Uitkeringskosten, kosten van leningen en andere verstrekkingen die voortvloeien uit toepassing van wet en regelgeving, als bedoeld in artikel 5 en 6, onder aftrek van ontvangsten uit vorderingen.

  • b.

    Alle extra uitvoeringskosten van de dienst, die worden veroorzaakt door gemeentelijk bijstandsbeleid dat afwijkt van het gemeenschappelijke beleid dat is beschreven in het beleidsplan.

  • c.

    Alle extra kosten van de dienst, die voortvloeien uit een kennelijk ontoereikende uitvoering van wet en regelgeving, als bedoeld in artikel 5 en 6, in de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Gemeenschappelijke regeling.

  • 3.

    Alle middelen en doeluitkeringen, niet zijnde uitvoeringskosten, bedoeld voor de taken die conform artikel 5 en 6 van deze regeling zijn overgedragen aan de dienst, worden verstrekt aan en beheerd door de dienst.

  • 4.

    Het re-integratiedeel van het Participatiebudget wordt intergemeentelijk ingezet. Het algemeen bestuur kan voorafgaand aan een begrotingsjaar op verzoek van een deelnemende gemeente besluiten het re-integratiedeel van die gemeente in te zetten voor educatie- en of inburgeringstrajecten van personen die tot de klantenkring van de ISD behoren.

  • 5.

    De dienst kan met de overschotten op de uitkering als bedoeld in artikel 69 eerste lid WWB één risico- en innovatiereserve vormen, waarin jaarlijks een storting wordt gedaan tot een maximum van 15% van het betreffende jaarbudget is bereikt.

  • 6.

    Bij overschrijding van het in het vorige lid bedoelde maximum vindt terugstorting aan de deelnemers plaats op basis van de verdeelsleutel als bedoeld in het eerste lid van het volgende artikel. Negatieve bijdrage(n) van individuele gemeenten aan deze reserve worden eerst met een mogelijke teruggave verrekend.

  • 7.

    Een tekort op de uitkering als bedoeld in lid 5 dat niet gedekt wordt uit de risico- en innovatiereserve wordt verdeeld onder de deelnemers op basis van de in het vorige lid bedoelde verdeelsleutel. Een mogelijke bijdrage in het tekort is niet van toepassing op de gemeente met een overschot.

Artikel 36: De indirecte kosten

  • 1.

    De indirecte kosten worden toegerekend op basis van:

  • a.

    50% van het aantal inwoners van de deelnemende gemeenten op 1 januari van het boekjaar

  • b.

    50% van het aantal uitkeringen van de deelnemende gemeenten op 1 januari van het boekjaar.

  • 2.

    Kosten van het personeel dat is belast met de uitvoering van de in artikel 5 en 6 genoemde taken, niet zijnde kortingen op vergoedingen van het rijk, die op grond van een maatregel aan een gemeente zijn opgelegd.

  • 3.

    Kosten van huisvesting, automatisering, externe ondersteuning, advieskosten en overige indirecte kosten.

  • 4.

    De dienst brengt de kosten onder lid 2 en 3 genoemd bij de gemeenten in rekening naar rato van de verdeelsleutel in lid 1.

  • 5.

    Alle betalingen van het rijk aan de gemeenten voor de bij de gemeenten in rekening gebrachte kosten als bedoeld in lid 2 en 3, worden direct na ontvangst door de gemeente aan de dienst overgemaakt.

  • 6.

    Na afloop van elk kalenderjaar en in ieder geval vóór 1 juli volgend op het afgesloten kalenderjaar, vindt tussen de dienst en de gemeenten een definitieve afrekening plaats.

  • 7.

    De dienst kan een reserve apparaatskosten vormen, waarin jaarlijks een storting wordt gedaan van maximaal 10% van de jaarlijkse apparaatskosten tot een maximum van 15% van de apparaatskosten is bereikt.

  • 8.

    Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van dit artikel voortvloeien, worden ter beslissing voorgelegd aan het dagelijks bestuur.

Artikel 37: Jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt voor 15 mei aan het algemeen bestuur verantwoording af over het afgelopen kalenderjaar, onder overlegging van de opgestelde jaarrekening, het ingediende jaarverslag met de daarbij behorende bescheiden en een berekening van de door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen, naast het rapport van de overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet met de controles belaste accountant.

  • 2.

    De jaarrekening en het verslag worden gelijktijdig aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden, die binnen acht weken na ontvangst daarvan schriftelijk bezwaren kunnen indienen bij het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening en stelt haar vast uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft, evenals de bijdragen die de deelnemende gemeenten betalen in het eventuele exploitatietekort.

  • 4.

    De jaarrekening wordt binnen twee weken na de vaststelling met alle bijbehorende stukken aan Gedeputeerde Staten gezonden.

  • 5.

    Het besluit tot vaststelling van de rekening strekt - voor zover het de daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft - het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken en/of andere onregelmatigheden.

Hoofdstuk 12: Vergoedingen

Artikel 38: Vergoeding leden dagelijks bestuur

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur ontvangen op declaratiebasis een tegemoetkoming in de ten behoeve van de dienst gemaakte onkosten met inachtneming van artikel 21 WGR.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt hiertoe een vergoedingsregeling vast, waarin de tegemoetkoming in de kosten, resp. presentiegelden nader wordt bepaald.

Hoofdstuk 13: Het archief

Artikel 39: Archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg, het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de dienst.

  • 2.

    De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de dienst.

  • 3.

    Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden geplaatst in het door het dagelijks bestuur aan te wijzen archiefbewaarplaats.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten oefenen het toezicht uit op de zorg voor de archiefbescheiden.

Hoofdstuk 14: Toetreding, uittreding, wijziging, geschillen en opheffing

Artikel 40: Toetreding, uittreding

  • 1.

    Het bestuur van de gemeente die wenst toe te treden, richt het verzoek ter zake aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in lid 1 binnen drie maanden door aan de besturen van de deelnemende gemeenten onder overlegging van zijn advies over de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3.

    Toetreding vindt plaats indien tweederde van de raden van de deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 4.

    Elke gemeente kan bij besluit van de raad bepalen dat de deelneming aan de regeling wordt opgezegd.

  • 5.

    Van het besluit als bedoeld in het voorgaande lid wordt uiterlijk drie kalendermaanden vóór het einde van het kalenderjaar kennisgegeven aan het algemeen bestuur.

  • 6.

    Het algemeen bestuur regelt de financiële verplichtingen evenals de overige gevolgen van de uittreding.

  • 7.

    Van elk besluit tot toe- of uittreding van een gemeente wordt direct kennis gegeven aan de deelnemende gemeenten en Gedeputeerde Staten.

  • 8.

    De uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin het algemeen bestuur van het besluit genoemd in lid 6 en 7 in kennis is gesteld.

  • 9.

    De financiële verplichting, die door de uittreding is ontstaan wordt, inclusief de hierdoor ontstane wachtgeldverplichtingen, aan de uittredende gemeente in rekening gebracht.

Artikel 41: Wijziging

  • 1.

    De regeling kan worden gewijzigd indien tweederde van de raden van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

  • 2.

    Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of één of meer van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Voorstellen uitgaande van het algemeen bestuur worden toegezonden aan de deelnemende gemeenten, die binnen dertien weken na ontvangst ter zake een besluit nemen en dat direct aan het algemeen bestuur mededelen.

  • 4.

    Voorstellen uitgaande van één of meer deelnemende gemeenten worden toegezonden aan het algemeen bestuur, dat het voorstel met zijn beschouwingen ter zake binnen acht weken aan de deelnemende gemeenten doet toekomen, waarna deze deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur verder handelen conform het bepaalde in het vorige lid van dit artikel.

  • 5.

    Het college van de gemeente Waalwijk draagt zorg voor de bij wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 42: Geschillen

  • 1.

    Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 Wgr de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2.

    De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid wordt aangewezen door de betrokken gemeente(n). Deze twee leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan dat tevens als voorzitter van de commissie optreedt.

  • 3.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4.

    De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

Artikel 43: Opheffing en liquidatie

  • 1.

    De regeling kan worden opgeheven bij een daartoe strekkende beslissing van de raden van ten minste tweederde van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de noodzakelijke regels op, vastgelegd in een liquidatieplan.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing en het vereffenen van alle schulden van de regeling.

  • 5.

    Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 7.

    Van elk besluit tot opheffing of tot wijziging van deze regeling wordt direct bericht gezonden aan de gemeenten en Gedeputeerde Staten.

  • 8.

    De organen van de gemeenschappelijke regeling blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat de liquidatie is voltooid conform artikel 9 lid 3 Wgr.

Hoofdstuk 15: Slotbepalingen

Artikel 44: Overgangsbepaling

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van het openbaar lichaam blijven hun functies vervullen tot de zittingsperiode van de gemeenteraden is beëindigd en in de opvolging is voorzien.

Artikel 45: Inwerkingtreding

  • 1.

    Het college van de gemeente Waalwijk draagt zorg voor de toezending van besluiten tot wijziging, of opheffing van de regeling aan Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Het college van de gemeente Waalwijk doet hiervan mededeling aan de overige deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Binnen tien dagen na ontvangst van de mededeling zoals bedoeld in het tweede lid, dragen de deelnemende gemeenten zorg voor inschrijving in het register, als bedoeld in artikel 27, eerste lid Wgr.

  • 4.

    Het college van de gemeente Waalwijk draagt namens alle deelnemende gemeenten zorg voor bekendmaking in een regionaal dagblad. De kosten daarvan komen ten laste van de dienst.

  • 5.

    De herziene regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 46: Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 47: Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als '3de wijziging Gemeenschappelijke regeling van

de Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat'.

Artikel 48: Slotbepaling

In alle gevallen waarin de regeling niet voorziet beslist het algemeen bestuur.

Aldus vastgesteld:

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van:

de voorzitter,                                                       de griffier,

De gemeenteraad van Loon op Zand in zijn openbare vergadering van:

de voorzitter,                                                       de griffier,

De gemeenteraad van Waalwijk in zijn openbare vergadering van:

de voorzitter,                                                       de griffier,

Het college van Heusden in zijn vergadering van:

de burgemeester, de secretaris,

Het college van Loon op Zand in zijn vergadering van:

de burgemeester, de secretaris,

Het college van Waalwijk in zijn vergadering van:

de burgemeester, de secretaris,

Memorie van Toelichting Gemeenschappelijke Regeling ISD Midden-Langstraat

Algemeen:

Overdracht bevoegdheden

In de voorbereidingen om te komen tot één sociale dienst voor de gemeenten Waalwijk, Heusden en Loon op Zand, waarin de drie afdelingen sociale zaken zijn opgenomen, is onderscheid gemaakt naar het terrein van Werk & Inkomen (W&I), dat tot het domein van de ISD behoort en de Zorgverlening, die tot het domein blijft behoren van de deelnemende gemeenten. Verder is bepaald, dat de verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de gehele Wet werk en bijstand (Wwb) worden overgedragen aan het bestuur van de ISD. De terminologie “regeling en bestuur” moet als volgt worden gelezen:

  • -

    onder “regeling” valt de verantwoordelijkheid en bevoegdheid voor het beleid (vaststellen verordening, beleidsplan, begroting, jaarrekening);

  • -

    onder “bestuur’ valt de verantwoordelijkheid en bevoegdheid voor de uitvoering.

Om de dienstverlening aan de klanten integraler te kunnen uitvoeren, is ten aanzien van een aantal andere wetten (en regelgeving) hetzelfde vastgesteld (Bbz, IOAW, IOAZ WIJ). Deze kerntaken van de dienst zijn vastgelegd in artikel 5 van de regeling. De overdracht van de bevoegdheden vindt plaats op basis van de (gemeenschappelijke) regeling, waarbij de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing zijn. De overdracht vindt dus niet plaats op basis van een delegatie- en mandaatbesluit van de deelnemende gemeenten.

De vorming van een Openbaar Lichaam met deze bevoegdheden vraagt om een goede afstemming met de gemeenten die immers door de overdracht van bevoegdheden verder op afstand zijn komen te staan. De gemeentelijke verantwoordelijkheid komt bestuurlijk terug in het dagelijks en algemeen bestuur. Dit vraagt van deze bestuurders een voortdurende afstemming met hun gemeente. Met betrekking tot de inlichtingenverstrekking en verantwoording biedt de regeling voldoende mogelijkheden om de democratische controle mogelijk te maken. Naast deze formele bepalingen moet de uitvoeringsorganisatie bevorderen dat colleges en raden voldoende betrokken zijn bij de ontwikkelingen op het terrein van werk en inkomen in het algemeen en de regionale en lokale uitvoering in het bijzonder. Hiervoor kunnen diverse instrumenten worden ingezet, zoals voorlichtingsbijeenkomsten, gezamenlijke commissievergaderingen en nieuwsbrieven.

De gemeentelijke inbreng is verder geborgd in de regeling. Voordat het Algemeen Bestuur het gemeenschappelijke beleid vaststelt, hebben de raden de mogelijkheid hun zienswijze kenbaar te geven. Daarbij is ook voorzien in de mogelijkheid van inbreng van gemeentelijk beleid in afwijking van het gemeenschappelijke beleid.

Verder is de uitvoering van een aantal wetten en regelgeving opgedragen aan de ISD, waarbij de beleidsverantwoordelijkheid (“regeling”) een gemeentelijke verantwoordelijkheid blijft. Het bestuur van de ISD legt hiervoor verantwoording af aan de deelnemende gemeenten (zie artikel 6). De afbakening van verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de beschrijving van de werkwijze (afstemming tussen de gemeenten en de ISD-organisatie) en de bekostiging van de activiteiten/ uitvoeringskosten worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst.

Begroting

Conform bovenstaande verdeling is ook de begroting van de ISD opgezet. De middelen ten behoeve van de uitvoering van de Wwb en de overige in artikel 5 genoemde wetten en regelingen (inkomensdeel en het re-integratiedeel uit het Participatiebudget worden overgedragen aan de ISD. De beschikkingen van het Ministerie SZW geven aan welke budgetten jaarlijks aan de deelnemende gemeenten worden toegekend. De organisatie van de ISD is ingericht op de uitvoering van de opdracht zoals hierboven aangegeven.

De financiering van de bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag als onderdelen van de WWB, verloopt echter anders. Deze middelen worden gestort in het gemeentefonds en vallen onder het gemeentelijke budget. De gemeenten vergoeden de verstrekte bijstand op declaratiebasis aan de ISD.

.

Voor wat betreft de uitvoering van de kerntaken (organisatie) is formatie structureel opgenomen binnen de ISD en maakt deze deel uit van de begroting van de ISD (apparaatskosten).

Dienstverlening

De vergoeding van de uitvoeringskosten van de niet-kerntaken worden via een uitvoeringsovereenkomst geregeld. Via een dergelijke overeenkomst is het mogelijk dat de ISD nieuwe dienstverlening gaat bieden. De uitvoeringskosten (formatie e.d.) maken geen deel uit van de begroting van de ISD en worden daarom separaat in rekening gebracht.

Artikel 3, 2

Primair is de ISD gericht op de uitvoering van de Wwb. De toevoeging “en de daaraan gerelateerde (uitvoerings)regelingen” dient ruim opgevat te worden. Indien in de toekomst nieuwe wet- en/of regelgeving op het terrein van werk en inkomen wordt aangenomen, zal de uitvoering daarvan eveneens tot het domein van de ISD behoren.

Artikel 4:

De dienst is werkzaam op het terrein van werk en inkomen. Hiermee wordt tevens bepaald dat het terrein van de zorgverlening (minimabeleid, WMO e.d.) niet tot het werkterrein van de dienst behoort. De zorgverlening blijft, zowel het beleid als de uitvoering, vallen onder de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de gemeenten.

Dit onderscheid behoeft enige nuancering. Zowel op het terrein van werk als op het terrein van inkomen is het van belang dat tussen de ISD en de gemeenten op bepaalde beleidsterreinen een juiste afstemming plaats vindt. Maatschappelijke participatie is bijvoorbeeld een onderwerp dat zowel in het kader van de WWB als in het kader van de WMO een rol speelt. Enerzijds kan het verbeteren van het welzijn van kwetsbare groepen en het stimuleren van maatschappelijke participatie er toe leiden dat de toeleiding naar de arbeidsmarkt hierdoor bevorderd wordt. Anderzijds kan de moeilijk of niet bemiddelbare klant van de ISD wellicht worden geactiveerd tot activiteiten binnen de prestatievelden van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Als tweede voorbeeld kan de bijzondere bijstand worden aangehaald. Deze aanvullende inkomensondersteuning maakt deel uit van het gemeentelijke minimabeleid. Afstemming met dit beleid is dus aan de orde. Zoals al eerder aangehaald is, zullen de gemeenten middelen beschikbaar moeten stellen om de ISD in staat te stellen te voldoen aan zijn WWB-verplichting ten aanzien van de bijzondere bijstand.

Hoofdstuk 2

In hoofdstuk 2 wordt aangegeven welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden overgedragen van de besturen van de gemeenten naar het bestuur van de gemeenschappelijke regeling. Deze overdracht vindt plaats op basis van deze regeling (Wgr) en niet op basis van delegatie- en mandaatbesluiten.

Artikel 5 geeft aan welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden structureel zijn overgedragen en geven daarmee de kerntaken aan van de ISD.

Artikel 6 geeft aan welke overige werkzaamheden door de ISD worden uitgevoerd, waarvoor structureel voorzieningen binnen de begroting van de ISD zijn opgenomen. Voor deze werkzaamheden wordt aan de ISD een ‘opdracht’ verstrekt door de gemeenten, vastgelegd in een overeenkomst. De inhoudelijke aspecten kunnen op basis van evaluaties en afhankelijk van behoefte en ontwikkelingen in onderling overleg worden aangepast.

Artikel 8 geeft de mogelijkheid om werkzaamheden uit te voeren, waarvoor binnen de ISD-begroting geen voorzieningen zijn opgenomen. Hiervoor dienen nadere afspraken gemaakt te worden, waarbij zowel de inhoudelijke zaken worden geregeld, maar ook de verrekening van de kosten tussen de ISD (opdrachtnemer) en de gemeenten (opdrachtgevers).

Artikel 5:

De regeling beoogt aan de dienst alle bevoegdheden ten aanzien van de Wwb over te dragen, waaronder: de verordeningen, het beleid, de begroting, de jaarrekening en de uitvoering. Hetzelfde geldt voor de met name genoemde overige wet- en regelgeving (Bbz, IOAW, IOAZ, WIJ). Dit komt tot uitdrukking door de term: “regeling en bestuur”, waaronder zowel de beleidsverantwoordelijkheid als de uitvoering vallen. Op basis van deze regeling worden derhalve geen ‘taken’, maar ‘alle bevoegdheden’ overgedragen aan de dienst.

De bevoegdheden worden overgedragen op basis van de regeling, conform de Wet gemeenschappelijke Regelingen (Wgr). Hier wordt niet gesproken over delegatie, omdat daarmee zou worden verwezen naar een delegatiebesluit, met de daarbij behorende verantwoordingsregels.

Artikel 6:

Voor de in artikel 6 genoemde wet- en regelgeving blijft de beleids- en uitvoeringsverantwoordelijkheid bij de gemeenten (Win, Wiw, I/D, Kinderopvang e.d.). De uitvoering wordt opgedragen aan de dienst (opdracht). In de regeling wordt ervan uitgegaan dat de dienst hiervoor rekening en verantwoording aflegt aan de deelnemende gemeenten.

De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden opgedragen d.m.v. een “opdracht”, die uitgewerkt wordt in een uitvoeringsovereenkomst, waarin onder meer de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de financiering zijn vastgelegd.

Artikel 7:

In dit artikel wordt bepaald, dat het Algemeen Bestuur jaarlijks vaststelt in het (meerjaren)beleidsplan welke producten en diensten door de dienst dienen te worden geleverd (taakstelling). Dit is een nadere invulling van de uitvoering van de wet- en regelgeving (art. 5 en 6). Van belang is dat de uitvoering van de Wet werk en bijstand integraal tot de verantwoordelijkheid van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling behoort (regeling en bestuur). Er is geen gedeelde verantwoordelijkheid tussen ISD-bestuur en de gemeenten. Artikel 7 kan niet gelezen worden als een mogelijke beperking, c.q. niet volledige uitvoering van de WWB.

Artikel 8:

In lid 1 wordt aangegeven, dat de ISD diensten kan verrichten voor andere gemeenten (andere dan de gemeenten die deelnemen aan de regeling). Het betreft hierbij met name de werkzaamheden, zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6.

In lid 2 wordt aangegeven, dat de ISD ook andere taken dan de genoemde in de artikelen 5 en 6 kan uitvoeren. Hieronder valt de dienstverlening aan de gemeenten, waarbij de administratieve werkzaamheden voor de zorgloketten (backoffice) door de ISD-organisatie worden uitgevoerd. Hiervoor wordt separaat een uitvoeringsovereenkomst gesloten, waarin de afbakening van verantwoordelijkheden en bevoegdheden is geregeld, alsmede de verrekening van de kosten die door de ISD bij de betreffende gemeente in rekening worden gebracht.

Artikel 10:

Dit artikel regelt de samenstelling van het algemeen bestuur. Dit bestuur bestaat uit afgevaardigden van zowel de raden als de colleges van de deelnemende gemeenten, waarbij elke gemeente in gelijke aantallen vertegenwoordigd is. Het algemeen bestuur telt 6 raadsleden. Hierdoor wordt de positie van het algemeen bestuur in verhouding tot het dagelijks bestuur meer recht gedaan.

Elke raad is vrij te voorzien in het aantal plaatsvervangers voor de raadsleden.

Artikel 12:

Dit artikel regelt de bevoegdheden van het algemeen bestuur. In lid 2 is opgenomen, dat het algemeen bestuur de voorzitter (en plaatsvervanger) aanwijst, alsmede de overige leden van het dagelijks bestuur. Hierbij is geen onderscheid gemaakt naar de eventueel te vervullen functies binnen het dagelijks bestuur.

Artikel 13:

Bij de derde herziening van de gemeenschappelijke regeling is bepaald dat alle besluiten van het algemeen bestuur op basis van een gekwalificeerde meerderheid van stemmen genomen worden. De kwalificatie bestaat uit minimaal een stem vanuit elke gemeente. Hierdoor wordt bevorderd dat de besluitvorming vanuit alle gemeenten gedragen wordt. De optie van een gekwalificeerde meerderheid van stemmen is mogelijk op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De besluitvorming van het dagelijkse bestuur en de daarvan afgeleide uitvoeringsverantwoordelijkheden van de directeur op basis van het directiestatuut zijn bij de derde herziening onveranderd gebleven.

Secretariaatsfunctie’:

In de regeling is in artikel 27 opgenomen, dat de directeur de “secretariaatsfunctie” voor het algemeen en dagelijks bestuur vervult. Hiermee wordt bedoeld, dat de directeur zorgt voor de voorbereidingen van de vergaderingen, de verslaglegging e.d. Hiervoor kan hij uiteraard ander personeel inzetten, bijv. voor de verslaglegging. De combinatie van deze functies ligt voor de hand, omdat de directeur als adviseur van het algemeen en het dagelijks bestuur deelneemt aan de vergaderingen. Daarmee is de directeur geen lid van het algemeen, noch dagelijks bestuur en draagt geen bestuurlijke verantwoordelijkheid

Ten aanzien van de ondertekening van stukken van het bestuur kan mogelijk door ondertekening door “de voorzitter” en “de secretaris” het beeld ontstaan dat wanneer de directeur (mede)ondertekent als “secretaris” het een bestuurlijke verantwoordelijkheid betreft. Dit is niet het geval.

Ten aanzien van de bevoegdheid van het algemeen bestuur is eveneens het vaststellen van het beleidsplan toegevoegd. Dit om duidelijk te maken dat niet alleen de begroting, maar ook het beleidsplan zelf door het algemeen bestuur wordt vastgesteld. De bevoegdheid om het beleidsplan, en hetzelfde geldt voor verordeningen WWB, vast te stellen is overgedragen van de raden naar het algemeen bestuur van de regeling.

Artikel 15:

Lid 5 heeft betrekking op vervanging in verband met langdurige afwezigheid. Voor de korte perioden, wegens vakantie, korte afwezigheid in verband met ziekte e.d., is beoogd geen (onderlinge) vervanging te regelen van bestuursleden. In geval van afwezigheid van de voorzitter kan de plaatsvervanger, aangewezen door het algemeen bestuur, de lopende zaken overnemen en stukken ondertekenen.

De vraag van vervanging doet zich derhalve alleen voor in geval van langdurige afwezigheid. Het is aan de leden van het bestuur gelaten om te beoordelen in welke gevallen hiervan sprake is, resp. of vervanging middels aanwijzing door het algemeen bestuur dient plaats te vinden.

Artikel 17:

In artikel 17 gaat het om de bevoegdheden die het dagelijks bestuur toekomen en wordt aangegeven waarmee het dagelijks bestuur is belast. Het geeft daarmee aan hoe de verhouding tussen algemeen en dagelijks bestuur is geregeld, waarbij wordt aangesloten bij de verhouding tussen de raad en het college binnen de gemeente. Er is hier dan ook geen sprake van ‘een opdracht’ van het algemeen bestuur.

Hoofdstuk 6:

In dit hoofdstuk 6 komen in de artikelen 19 tot en met 21 de interne en externe informatieverstrekking van het algemeen en dagelijks bestuur alsmede van de leden daarvan aan de orde. Verder is in de artikelen 22 en 23 een interne en externe verantwoordingsplicht geformuleerd.

Van belang hierbij is te realiseren dat ook de dualisering effect heeft op de wijze waarop informatie wordt gegeven en verantwoording wordt afgelegd. De Wgr is niet gedualiseerd. De bestuursleden van de GR zitten primair als vertegenwoordiger van de eigen gemeente in het bestuur (verlengd lokaal bestuur).

Artikel 28:

In de voorbereidingen is gekozen voor een zo ruim mogelijke overdracht van bevoegdheden aan de directeur ten aanzien van de bedrijfsvoering en de uitvoering van wettelijke voorschriften. Uitwerking hiervan vindt plaats op basis van een directiestatuut, vast te stellen door het algemeen bestuur en een mandaat- en volmachtbesluit, vast te stellen door het dagelijks bestuur.

Artikel 30:

Op basis van dit artikel heeft de directeur als integraal manager en eindverantwoordelijke voor de uitvoeringsorganisatie de bevoegdheid tot aanstelling, schorsing en ontslag van medewerkers.

Deel van de overweging hierbij is de gewenste afstand tussen bestuur en uitvoeringsorganisatie. Omdat deze bevoegdheid in mandaat verstrekt is aan de directeur kan het dagelijks bestuur zich het recht voorbehouden uitzonderingen te maken.

Artikel 31:

Ten aanzien van het door het algemeen bestuur vast te stellen beleid is bepaald, dat de raden tijdig hun zienswijze hierop kunnen geven. Achtergrond hiervan is, dat in het algemeen de raden op een (te) grote afstand staan van het te voeren beleid van een gemeenschappelijke regeling. Om de betrokkenheid van de raden te vergroten is bepaald dat de raden / commissies vooraf kunnen aangeven welke aspecten van beleid belangrijk gevonden worden, zodat het algemeen bestuur hiermee rekening kan houden alvorens het beleidsplan vast te stellen.

Belangrijke wijziging in dit artikel is het vervallen van de data waarop een en ander dient plaats te vinden. Hierbij dient aansluiting gemaakt te worden met de beleidscycli van de deelnemende gemeenten en bij de termijnen die volgens de Wgr en de richtlijnen van de Provincie in acht genomen dienen te worden. Om misverstanden hieromtrent te voorkomen is lid 7 toegevoegd, waarin wordt bepaald, dat jaarlijks (voorafgaand aan het nieuwe boekjaar) afspraken worden gemaakt tussen ISD en de deelnemende gemeenten over de te hanteren termijnen.

Artikel 33:

De laatste alinea onder artikel 31 is ook hier van toepassing.

Artikel 35:

Dit artikel heeft betrekking op de directe kosten. Met de Wet Bundeling inkomensvoorziening gemeenten zijn gemeenten financieel volledig verantwoordelijk voor de in artikel 5 genoemde regelingen. Door het verloop van het bestandsvolume in relatie tot de beschikbare uitkering kunnen jaarlijks overschotten of reserves ontstaan. Het is van belang dat eventuele overschotten over enig jaar beschikbaar blijven om het risico op toekomstige tekorten te compenseren. Verder is het van belang dat er aandacht is voor innovaties in de dienstverlening/bedrijfsvoering. Om voor deze aspecten financiële ruimte te krijgen is er voorzien in een risico- en innovatiereserve.

Als deze reserve voldoende gevuld is, hebben de deelnemende gemeenten aanspraak op terugstorting van het inkomensdeel, wat vervolgens in het verlengde van de doelstelling of anderszins bestemd kan worden.

De regeling gaat ervan uit dat eventuele tekorten ook uit deze reserve bestreden worden. In zoverre is er sprake van onderlinge solidariteit bij het inzetten van de reserve van het inkomensdeel. Voor het geval de reserve niet toereikend is, zullen gemeenten moeten bijdragen in het tekort. Dit artikel voorziet hierin.

De financiering van re-integratieactiviteiten gebeurt met het re-integratiedeel van het participatiebudget. Dit budget kan intergemeentelijk worden ingezet, waarmee een uniforme dienstverlening aan burgers uit de regio Midden-Langstraat bevorderd wordt. Om te bereiken dat de participatiemiddelen flexibel ingezet kunnen worden, is bepaald dat het Algemeen Bestuur voorafgaand aan een begrotingsjaar op verzoek van een deelnemende gemeente het re-integratiebudget kan inzetten voor educatie of inburgering.

Artikel 36:

Dit artikel heeft betrekking op de apparaatskosten. Ook hier geldt dat een beperkte mogelijkheid bestaat tot reservevorming ten behoeve van de apparaatskosten.