Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rhenen

Verordening kinderopvang Rhenen 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRhenen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening kinderopvang Rhenen 2010
CiteertitelVerordening kinderopvang Rhenen 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Verordening kinderopvang 2004 wordt ingetrokken

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Wet kinderopvang, art. 25
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-03-201101-07-201015-09-2017Onbekend

14-12-2010

Rhenense Betuwse Courant 23-02-2011

bis 10/0375

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening kinderopvang Rhenen 2010

De raad van de gemeente Rhenen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 september 2010;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 25 van de Wet kinderopvang.

besluit:

vast te stellen de Verordening kinderopvang Rhenen 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en daarop berustende regelingen wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Rhenen;

  • b.

    de wet: de Wet kinderopvang;

  • c.

    kinderopvang: opvang van kinderen van 0 tot 12 bij kindcentrum of bij gastouder via gastouderbureau

  • d.

    Inburgeringsbehoeftigen: diegenen die: 

    • o

      ouder zijn dan 15 jaar,

    • o

      gedurende minder dan acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland hebben verbleven en niet beschikken over diploma’s, certificaten of andere documenten, als bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit inburgering,

    • o

      niet volledig leerplichtig zijn,

    • o

      dan wel een opleiding volgen waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een diploma, certificaat of document, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit inburgering,

    • o

      geen inburgeringsovereenkomst hebben afgesloten op grond van de Regeling inburgering allochtone vrouwen niet-G31 2006, de Regeling inburgering allochtone vrouwen G31 2006, dan wel het extensieve deel van de Pilot inburgering allochtone vrouwen Taal Totaal en niet eerder een overeenkomst hebben afgesloten op grond van de onderhavige regeling;

    • o

      een overeenkomst inburgeringsprogramma vrijwillige inburgering hebben ondertekend

  • e.

    Sociaal medische indicatie: een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking bij de ouder of het kind, die kinderopvang noodzakelijk maakt.

  • f.

    Mantelzorger: iemand uit de directe omgeving die langdurige zorg verleent, niet in het kader van een hulpverlenend beroep, aan een hulpbehoevende, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. De zorg omvat meer dan 8 uur per week en duurt langer dan 3 maanden. Mantelzorg omvat niet de alledaagse zorg.

  • g.

    Toetsingsinkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 7 van de wet en het bepaalde in artikel 6 van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkoming in kosten opvang en artikel 1 van de Regeling indexering kinderopvang en de daarbij behorende bijlage.

  • h.

    Berekeningsjaar:het actuele kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • i.

    BSN: het nummer als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb);

Hoofdstuk 2 GEMEENTELIJKE EIGEN DOELGROEPEN

Artikel 2 inburgeringsbehoeftigen

  • 1.

    Ouders die vallen onder de doelgroep Inburgeringsbehoeftigen en waarvoor door de gemeente de noodzaak tot kinderopvang is vastgesteld, komen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten opvang. Hierbij wordt rekening gehouden met de aantoonbare mogelijkheden van de aanvrager om zelf in opvang te voorzien of met een andere passende voorziening waar de ouder redelijkerwijs gebruik van zou kunnen maken.

  • 2.

    Van de ouders wordt een bijdrage in de kosten van kinderopvang gevraagd afhankelijk van het toetsingsinkomen.

  • 3.

    Voor de bepaling van de hoogte van deze bijdrage wordt de tabel gebruikt voor het betreffende kalenderjaar, zoals opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkoming in kosten opvang en de Regeling indexering kinderopvang en de daarbij behorende bijlage.

Artikel 3 Sociaal medische indicatie en mantelzorg.

  • 1.

    Ouders waarvoor een noodzaak tot kinderopvang is vastgesteld als gevolg van sociale of medische noodzakelijkheid zoals beschreven in artikel 1 sub d van deze Verordening, komen in aanmerking voor een tegemoetkoming van de kosten. Hierbij wordt rekening gehouden met de aantoonbare mogelijkheden van de aanvrager om zelf in opvang te voorzien of met een andere passende voorziening waar de ouder redelijkerwijs gebruik van zou kunnen maken.

  • 2.

    De mantelzorger, zoals omschreven onder artikel 1 sub e van deze Verordening, komt in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten als de noodzaak tot kinderopvang voortkomt vanuit de activiteiten als mantelzorger. Hierbij wordt rekening gehouden met de aantoonbare mogelijkheden van de aanvrager om zelf in opvang te voorzien of met een andere passende voorziening waar de ouder redelijkerwijs gebruik van zou kunnen maken.

  • 3.

    Het college wijst een onafhankelijke instantie aan voor het vaststellen van de noodzakelijkheid van de kinderopvang als bedoeld in het eerste en tweede lid. Indien bij de aanvraag al voldoende en onafhankelijke bewijsstukken zijn verstrekt ter onderbouwing van deze noodzaak, zal afgezien worden van een adviesaanvraag.

  • 4.

    Van de ouders wordt een bijdrage in de kosten van kinderopvang gevraagd afhankelijk van het toetsingsinkomen.

  • 5.

    Voor de bepaling van de hoogte van deze bijdrage wordt de tabel gebruikt voor het betreffende kalenderjaar, zoals opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkoming in kosten kinderopvang, de Regeling indexering kinderopvang en de daarbij behorende bijlage.

HOOFSTUK 3. aanvraag van de tegemoetkoming

Artikel 4 te verstrekken gegevens bij aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    • a.

      naam, adres en BSN van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing : naam en BSN van de partner en, als dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en BSN van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      een offerte of contract van de kinderopvang, waarin in ieder geval per kind wordt aangegeven: het verwachte aantal uren opvang per week, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • e.

      gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 2 en/of 3 van deze Verordening en artikel 22 van de wet;

    • f.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2.

    Het college bepaalt dat voor de aanvraag gebruik gemaakt wordt van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3.

    Indien de aanvrager een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner. het vragen van een eigen bijdrage;

Hoofdstuk 4 voorlopige verlening van de tegemoetkoming

Artikel 5 Beslistermijn

  • 1.

    Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2.

    Het college kan de in het vorige lid bedoelde termijn met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 6 Weigeringgrond

Het college weigert de tegemoetkoming indien de aanvrager niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 2 en/of 3 van deze verordening en artikel 22 van de wet.

Als de aanvrager behoort tot één van de doelgroepen zoals bedoeld in artikel 2 en/of 3 van deze Verordening, weigert het college de tegemoetkoming als de aanvrager aantoonbaar zelf in opvang kan voorzien of als er een andere passende voorziening is waar een beroep op gedaan kan worden.

Artikel 7 Ingangsdatum

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verleend maximaal één maand voor de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college is ontvangen.

  • 2.

    Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 8 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een berekeningsjaar.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 9 Omvang van de opvang

Het college verstrekt de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang per week dat naar het oordeel van het college voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid/opleiding en zorg, dan wel die noodzakelijk is als gevolg van de sociaal medische indicatie.

Artikel 10 Inhoud van de beschikking

  • 1.

    Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van opvang bevat in ieder geval:

    • a.

      de vaststelling dat de ouder tot een van de gemeentelijke doelgroepen behoort;

    • b.

      de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

    • c.

      Bij kinderopvang door een kindcentrum: naam en adres van het kindercentrum;bij kinderopvang door een gastouder: naam en adres van het gastouderbureau, naam en adres van de gastouder en op welk adres de opvang plaatsvindt;

    • d.

      de periode en de omvang van de opvang per week waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

    • e.

      de wijze waarop het maandelijkse bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

    • f.

      de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

    • g.

      de verplichtingen van de ouder.

  • 2.

    Als de aanvraag betrekking heeft op een persoon bedoeld in artikel 3 bevat het besluit tevens:

    • a.

      of er al dan niet sprake is van een indicatie;

    • b.

      wat de geldigheidsduur van de indicatie is;

    • c.

      wie de geïndiceerde personen zijn.

Artikel 11 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2.

    Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

Hoofstuk 5 definitieve vaststelling van de tegemoetkoming

Artikel 12 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1.

    De ouder verstrekt binnen acht weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de werkelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2.

    Het college stelt de definitieve tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

Artikel 13 Verrekening met de voorschotten

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten;

  • 2.

    Teveel betaalde voorschotten worden verrekend met lopende tegemoetkomingen / voorschotten dan wel teruggevorderd op grond van het bepaalde in de wet.

Hoofstuk 6 verplichtingen van de ouder

Artikel 14 Inlichtingenplicht

  • 1.

    De ouder of partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging mededeling van alle inlichtingen en gegevens die redelijkerwijs van invloed kunnen zijn op de hoogte van de tegemoetkoming.

  • 2.

    De ouder of partner verstrekt desgevraagd het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

Artikel 15 Onjuiste gegevens en onvoldoende medewerking

  • 1.

    Indien de ouder of partner de gegevens, zoals genoemd in artikel 14 van deze Verordening niet, niet tijdig of niet volledig heeft verstrekt en hen dit te verwijten valt, dan kan het college het recht op de tegemoetkoming voor de duur van ten minste acht weken opschorten.

  • 2.

    Het college doet mededeling van deze opschorting en nodigt de ouder of partner uit om het verzuim te herstellen binnen een gestelde termijn.

  • 3.

    Indien de ouder of partner het verzuim niet binnen de gestelde termijn herstelt, kan het college het recht op de tegemoetkoming intrekken vanaf het moment dat het recht is opgeschort.

  • 4.

    Het college kan het besluit tot verlening van de tegemoetkoming of het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen in de situaties als bedoeld in Afdeling 4.2.5 en 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • 5.

    Het college kan ten onrechte of teveel betaalde tegemoetkoming terugvorderen conform het bepaalde in artikel 38 van de wet en het bepaalde in titel 4.4 van de Awb;

Artikel 16 Bewaarplicht

De ouder bewaart alle bewijsstukken die aan de verstrekking van de tegemoetkoming ten grondslag liggen tenminste gedurende vijf jaar na de vaststelling en stelt deze op verzoek ter beschikking aan het college voor controledoeleinden.

Hoofstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18 Uitvoering en nadere regels

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

  • 2.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 3.

    Het college kan met betrekking tot de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 19 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de achtste dag na publicatie en werkt terug tot 1 juli 2010.

Onder intrekking van de Verordening kinderopvang 2004.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening kinderopvang Rhenen 2010.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2010

De griffier,

de voorzitter

J.H. van Beem

drs. J.H.A. van Oostrum