Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Roosendaal

Regeling m.b.t. de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRoosendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling m.b.t. de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen
CiteertitelRegeling gemeentelijke belastingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciën en economie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet inzake rijksbelastingen
  2. Invorderingswet 1990
  3. Gemeentewet artikelen 231 lid 2 onderdeel a en lid 3

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-03-199831-12-2016nieuwe regeling

17-03-1998

Gemeenteblad 1998

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling m.b.t. de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal;

gelet op de artikelen 6, derde lid, 13, eerste lid en 14, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid van de Gemeentewet en de betreffende bepalingen van de belastingverordeningen;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende:

"Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen".

Artikel 1. Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voorzover deze regels in artikel 5 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing is verklaard.

Artikel 2. Aangifte

  • 1.

    De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of

    kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal

honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Artikel 3. Voorlopige aanslag

  • 1.

    Na de aanvang van het belastingjaar kunnen aan de belastingplichtige voorlopige

    aanslagen worden opgelegd of kunnen van de belastingplichtige voorlopige bedragen worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag of het gevorderde bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

  • 2.

    Als voorlopige aanslag wordt mede aangemerkt de voorschotnota of de eindafrekening

    van het energiebedrijf, alsmede het door de gemeente verzonden schriftuur.

Artikel 4. Rente

  • 1.

    Het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage dat op grond van artikel 29

    van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de

    rijksbelastingen is vastgesteld.

  • 2.

    Bij de invordering van gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Gelding voor gemeentelijke belastingen

Met betrekking tot:

  • a.

    de onroerende-zaakbelastingen vinden de artikelen 2, eerste lid, en 4 toepassing;

  • b.

    de baatbelasting vindt artikel 4 toepassing;

  • c.

    de forensenbelasting vinden de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste lid en 4 toepassing;

  • d.

    de toeristenbelasting vinden de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste lid en 4 toepassing;

  • e.

    de parkeerbelastingen vindt artikel 4 toepassing;

  • f.

    de hondenbelasting vinden de artikelen 2 en 4 toepassing;

  • g.

    de rioolrechten vinden de artikelen 2, eerste lid, 3 en 4 toepassing;

  • h.

    de reinigingsheffingen vindt artikel 4 toepassing;

  • i.

    de rechten Zegestede vindt artikel 4 toepassing;

  • j.

    de leges vindt artikel 4 toepassing;

  • k.

    de precariobelasting vinden de artikelen 2, eerste lid en 4 toepassing;

  • l.

    de woonwagenrechten vindt artikel 4 toepassing.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gemeentelijke belastingen.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal

17 maart 1998.

 

De secretaris, De burgemeester,