De gemeenteraad van Rijswijk, Bijeen in openbare vergadering op 14 juni 2011,
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders, d.d., nr. 11-021,
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; overwegende dat het gewenst is in aanvulling op
de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Staatsblad 210, 296) nadere
eisen te stellen aan de inrichting van peuterspeelzalen;
Besluit vast te stellen de
Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Rijswijk
Artikel 1 Begripsbepaling
In deze verordening wordt verstaan onder peuterspeelzaal wat daaronder wordt
verstaan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Artikel 2 Groepspeelruimte
- 1.
In een peuterspeelzaal is voor ieder kind minimaal 3,5 m2
bruto-oppervlakte aan groepsspeelruimte beschikbaar.
- 2.
Elke ruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal en de
leeftijd van de op te vangen kinderen.
Artikel 3 Buitenspeelruimte
- 1.
De peuterspeelzaal beschikt over aangrenzende buitenspeelruimte.
- 2.
De buitenspeelruimte voldoet aan de volgende eisen:
- a.
voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar;
- b.
een oppervlakte van minimaal 3 m2 bruto-oppervlakte
speelruimte per aanwezig kind;
- c.
ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen
kinderen.
Artikel 4 Aanwijzing toezichthouders
- 1.
Burgemeester en wethouders zien toe op de naleving van de bij deze
verordening gestelde regels.
- 2.
Burgemeester en wethouders wijzen de directeur van de GGD aan als
toezichthouder.
Artikel 5 Onderzoek door de toezichthouder
- 1.
De toezichthouder onderzoekt na een aanvraag als bedoeld in artikel 2.2,
eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
(Staatsblad 2010, 297) of de instandhouding redelijkerwijs zal
plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften uit deze
verordening.
- 2.
Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of de
exploitatie van een peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met
de voorschriften uit deze verordening.
- 3.
Naast het onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de
toezichthouder incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving van de
bij deze verordening gestelde voorschriften.
Artikel 6 Vastleggen onderzoeksresultaten
- 1.
De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek
bij een peuterspeelzaal vast in een inspectierapport.
- 2.
Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de bij of krachtens
artikel 2 en 3 gegeven voorschriften niet zijn of zullen worden
nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.
- 3.
Alvorens het rapport vast te stellen, stelt de toezichthouder de houder
in de gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover
zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de
zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport.
- 4.
De toezichthouder zendt het inspectierapport onverwijld aan de houder,
die een afschrift daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een
voor ouders en personeel toegankelijke plaats.
- 5.
De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na de
vaststelling daarvan openbaar.
- 6.
De toezichthouder stelt burgemeester en wethouders in kennis van de
vaststelling van het rapport.
Artikel 7 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen artikel 2 en 3 buiten toepassing laten of
daarvan afwijken, voorzover toepassing gelet op het belang van kwalitatief
verantwoorde opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal leidt tot een
onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 8 Overgangsbepaling
Binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van deze verordening voldoet de
houder van een peuterspeelzaal aan de voorschriften uit deze
verordening.
Artikel 9 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening ruimte- en
inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Rijswijk.
Aldus besloten door de Raad van de Gemeente Rijswijk, in zijn openbare
vergadering van 14 juni 2011.
de griffier, de voorzitter,
mr. P.A. Vink. mw. G.W. van der Wel-Markerink