Organisatie | Wijchen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inburgering 2010 |
Citeertitel | Verordening inburgering 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-05-2011 | 01-01-2010 | nieuwe regeling | 09-12-2010 Wegwijs, 18-05-2011 | 10 AZ 060 |
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
de wet: de Wet inburgering;
Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
Artikel 6 Bonus eigen bijdrage
Indien de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar, die een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet is verschuldigd, is geslaagd voor het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, wordt hem eenmalig een bonus ter hoogte van het bedrag van de eigen bijdrage uitgekeerd.
Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
Artikel 9 De inhoud van de beschikking
1. Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:
Artikel 10 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Als het college de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is opgenomen, heeft gesloten, dan sluiten de vrijwillige inburgeraar en het college een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.
Artikel 11 De inhoud van de overeenkomst voor vrijwillige inburgeraar
De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid van de wet bevat in ieder geval:
Artikel 12 Sancties bij niet nakomen van de overeenkomst voor de vrijwillige inburgeraar
Als de vrijwillige inburgeraar geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de met hem overeengekomen inburgerings- of taalkennisvoorziening, bedoelt in artikel 24a, eerste lid van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening dan zal ten hoogste een bedrag van € 250,- op de vrijwillige inburgeraar worden verhaald.
Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete
Artikel 13 De hoogte van de bestuurlijke boete voor de verschillende overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt €200,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening.
De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden en is in plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen gekomen. De WI regelt de inburgeringplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.
Bij het invulling geven aan de inburgeringverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen, hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringexamen. Aan de inburgeringverplichting is voldaan, wanneer het inburgeringexamen is behaald.
Gemeenten hebben in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld gekregen. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening te bieden.
Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringexamen.
Ook moeten gemeenten de inburgeringplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college van B & W (het college) moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.
In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen
1. de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen over hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI);
2. het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid WI);
3. het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI);
4. het aanbieden van een inburgeringsvoorziening dan wel een taalkennisvoorziening, al dan niet in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB), aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a, vijfde lid, WI);
5. de eventuele verschuldigdheid en de hoogte van een eigen bijdrage voor vrijwillige inburgeraars (artikel 24e WI).
Regels over de informatieverstrekking aan inburgeraars
Artikel 8 en artikel 24f (WI) bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.
Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen
Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen, hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringexamen. Voor een aantal bijzondere
groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om deze groepen inburgeraars een voorziening aan te bieden.
Het gaat om de volgende vier groepen inburgeringsplichtigen:
1. nieuw- en oudkomers die algemene bijstand of een uitkering ontvangen zoals omschreven in het Besluit inburgering;
2. oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of uitkering hebben;
3. asielgerechtigde nieuw- en oudkomers;
4. nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar.
Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de eerste twee groepen (genoemd onder 1. en 2.) kán het college een inburgeringsvoorziening aanbieden (artikel 19, eerste lid, WI).
Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers, inclusief maatschappelijke begeleiding) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, eerste lid, sub b WI).
Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toeleidt naar het inburgeringexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen.
De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan deze vier groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:
• de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI);
• de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI);
• de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI);
• de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid,WI).
Met wetsvoorstel nr. 31 318 is de WI aangevuld met de mogelijkheid om ten behoeve van de inburgeraar die een mbo-opleiding volgt een taalkennisvoorziening aan te bieden. Omdat de taalkennisvoorziening juridisch-technisch gesproken iets anders is dan een regulier aanbod behoeft deze in de verordening een aparte vermelding.
Met het wetsvoorstel nr. 31 791 wordt de WI aangevuld met de regels ten aanzien van de vrijwillige inburgering en de mogelijkheid van een persoonlijk inburgeringsbudget. Ten aanzien van vrijwillige inburgeraars is aan de raad in artikel 24a, vijfde lid WI opgedragen om regels te stellen ten aanzien van de vrijwillige inburgeraar.
Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete
Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 WI bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Het eerste lid spreekt voor zich. Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars
De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt de WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, evenals van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.
Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad.
Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen
De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 19 WI en artikel 24a WI).
Daarnaast zijn er twee groepen inburgeringsplichtingen waaraan het college een inburgeringsvoorziening moet aanbieden. Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, lid 1 sub b WI).
In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen en inburgeraars bij voorrang een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden. Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders het college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen. Het is van belang dat deze kaders (in casu het aanwijzen van groepen waaraan een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden) niet te eng te definiëren.
Het college zal binnen de in dit artikel gestelde kaders gedurende een aantal jaren groepen moeten kunnen aanwijzen. Het alternatief is dat de verordening op dit onderdeel steeds opnieuw moet worden gewijzigd. Een andere reden om de kaders niet te strak vast te stellen is dat gemeente Wijchen op dit moment geen duidelijk zicht heeft op de precieze omvang van de groep oudkomers zonder werk of uitkering en de vrijwillige inburgeraars waaraan een inburgeringsvoorziening kan worden aangeboden. Te strenge criteria zouden wel eens kunnen leiden tot het niet benutten van de beschikbare middelen voor het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen.
Dit artikel regelt ook dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die het heeft aangewezen (maar wel behoren tot de doelgroepen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, WI).
Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die het aanwijst een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.
Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI en artikel 24a WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt of wil komen, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.
In het eerste lid en het tweede lid wordt aangegeven welke doelstellingen het college in acht moet nemen bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening.
In het derde lid wordt aangegeven op welke Wijze het college een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening moet vaststellen.
Bij het bepalen van de passendheid van een inburgering- of taalkennisvoorziening, kunnen de volgende
- de kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit;
- de maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen;
- de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.
De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.
Indien de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar uitkeringsgerechtigd is en een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangt, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.
De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeraar die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere sociale zekerheidswet of sociale zekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden. Het
college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid WI).
In de wet is geregeld dat een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan uit:
- een cursus die leidt naar het inburgeringexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en
- het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid WI, en artikel 24a derde lid WI).
Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.
Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding.
Het inburgeringexamen omvat ook een praktijkgericht deel, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.
Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage
In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).
Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24 tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.
In dit artikel is vastgelegd dat de vrijwillige inburgeraar, met wie na 1 januari 2010 voor het eerst een inburgeringsovereenkomst wordt afgesloten ook de eigen bijdrage verschuldigd is. Met deze bepaling maakt de raad gebruik van het gestelde in artikel 24e, eerste lid, WI.
Artikel 6 Bonus eigen bijdrage
In dit artikel wordt geregeld dat de inburgeraar die slaagt voor zijn inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlandse taal een bonus krijgt ter hoogte van de eigen bijdrage. Indien buiten zijn schuld de inburgeringsplichtige inburgeraar niet slaagt en na gedane inspanning blijkt niet in staat te zijn tot het behalen van het inburgeringsexamen zal de
inburgeringsplichtige worden ontheven van zijn inburgeringsplicht. In dat geval bestaat er een aanspraak op een kwijtschelding van de eigen bijdrage.
Indien geen eigen bijdrage is verschuldigd, bestaat er geen aanspraak op een bonus.
Artikel 7 Opleggen van verplichtingen
Dit artikel vormt de uitwerking van:
- artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld en
- artikel 24 f WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet.
Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod
Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat een dergelijk aanbod de start is van een procedure die, als het goed is, leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening.
Het tweede lid van dit artikel regelt dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeraar schriftelijk doet en dat het aanbod wordt gestuurd naar het adres waarop de inburgeraar staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeraar een aanbod heeft gedaan.
Het aanbod heeft inhoudelijk dezelfde strekking als de uiteindelijke beschikking (het vijfde lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod.
De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeraar het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het vierde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeraar van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.
Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.
Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingbeschikking neemt.
In dit artikel is tevens opgenomen op welke wijze ten aanzien van vrijwillige inburgeraars een aanbod wordt gedaan. Dit artikel biedt de basis om de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.
Artikel 9 De inhoud van de beschikking
Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.
In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.
De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid WI). In de beschikking hoeft (en kan) deze termijn alleen gemeld te worden (onderdeel c).
Onderdeel d bepaalt dat in de beschikking moet worden vastgelegd op welke wijze de eigen bijdrage kan worden betaald.
Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgerings-voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringplicht
van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen 3,5 jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat).
De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringexamen.
Artikel 10 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Op grond van artikel 19, tweede lid WI, kan het college de voorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.
Op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI, moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget.
In artikel 10 legt de gemeente vast op welke wijze verzoeken om toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget worden behandeld. In de verordening worden de volgende onderwerpen geregeld:
• De wijze waarop het verzoek moet worden ingediend: een schriftelijk gemotiveerd verzoek.
• De wijze van begeleiding door de gemeente van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar bij vormgeving van zijn of haar inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf. Op grond van artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering moet het college deze taak op zich nemen.
Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren. Dit voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door het inburgeringsbedrijf. Het tweede en derde lid van dit artikel leggen de twee criteria vast aan de hand waarvan het college het voorstel voor het volgen van respectievelijk een inburgeringsprogramma of een taalkennisvoorziening goedkeurt.
Het eerste criterium is dat het inburgeringsprogramma naar het oordeel van het college passend is om de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. De taalkennisvoorziening dient gericht te zijn op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het succesvol af kunnen ronden van een beroepsopleiding (MBO 1 en 2).
Het tweede criterium is dat het inburgeringsprogramma of de taalkennisvoorziening wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de eisen die de verordening aan inburgeringsbedrijven stelt.
Artikel 4.27, derde lid, Besluit inburgering bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot het inburgeringsprogamma of de taalkennisvoorziening sluit. Dit kan de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zijn, het college, een andere partij of een combinatie van de hiervoor genoemde partijen gezamenlijk. In het vierde en het vijfde lid van dit artikel wordt dit geregeld. Gekozen is om de inburgeraar samen met het college de overeenkomst met het inburgeringsbedrijf af te laten sluiten.
Voor de behandeling van het verzoek van een vrijwillige inburgeraar gelden dezelfde regels, behalve dat een persoonlijk inburgeringsbudget dan onderdeel zal zijn van de overeenkomst die het college met de vrijwillige inburgeraar afsluit.
Artikel 11 De inhoud van de overeenkomst voor de vrijwillige inburgeraar
De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening zal dezelfde onderwerpen bevatten als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.
Artikel 12 Sancties bij het niet nakomen van de overeenkomst voor de vrijwillige inburgeraar
Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over het niet nakomen van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt.
Artikel 13 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.
De boetebedragen die in de verordening zijn opgenomen zijn maximumbedragen en geen gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zo nodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.
In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of – regeling.
Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.
Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 13, derde lid, van de verordening.
Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringexamen niet heeft behaald, maakt het vierde lid van artikel 13 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Omdat er in dat geval sprake is van recidive is het standaard boetebedrag verdubbeld. Het wettelijke maximum bedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringexamen moet behalen.
Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college opnieuw een bestuurlijke boete kan opleggen.
De verordening treedt met terugwerkende kracht in werking tot en met 1 januari 2010. Gelet op het feit dat de verordening geen belastende bepalingen kent (t.o.v. de verordening zoals die tot dan gold) bestaan hiervoor geen belemmeringen.
Artikel 15 Overgangsbepalingen