Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Wijchen

Beleidsregel Toepassing omgevingsvergunningprocedure artikel 4 bijlage II Bor

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Wijchen
Officiële naam regelingBeleidsregel Toepassing omgevingsvergunningprocedure artikel 4 bijlage II Bor
CiteertitelBeleidsregel Toepassing omgevingsvergunningprocedure artikel 4 bijlage II Bor
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Besluit omgevingsrecht, art. 4 bijlage II 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-03-2012Artikel 10

28-02-2012

Wegwijs, 14-03-2012

14-10-201015-03-2012nieuwe regeling

05-10-2010

Wegwijs, 13-10-2010

10/10399

Tekst van de regeling

Beleidsregel

“Toepassing omgevingsvergunningprocedure artikel 4 bijlage II Bor”

Het college van de gemeente Wijchen;

Besluit de criteria voor toepassing van de omgevingsvergunning voor planologische gebruiksactiviteiten op grond van “artikel 4 bijlage II van het Besluit omgevingsrecht” vast te stellen als beleidsregel.

Overwegingen

Met ingang van 1 oktober 2010 is de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Deze wet vervangt op onderdelen de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In artikel 3.23 lid 1 Wro werden de ontheffingsmogelijkheden van het bestemmingsplan voor de zogenaamde “planologische kruimelgevallen” geregeld. In artikel 4.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) was aangegeven welke gevallen als “kruimel” werden aangemerkt.

Met de inwerkingtreding van de Wabo is ook het Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. Artikel 4 bijlage II van het Bor bevat een vergelijkbare regeling voor “planologische kruimelgevallen” als voorheen in de Wro was opgenomen. Artikel 4 bijlage II van het Bor bevat een aanwijzing van categorieën van gevallen waarin voor planologische (gebruiks)activiteiten een omgevingsvergunning kan worden verleend.

Wanneer blijkt dat een aanvraag om omgevingsvergunning strijdig is met de voorschriften van het bestemmingsplan, kan het college ingevolge artikel 2.12 eerste lid, sub a onder 2 en dit beleid toch medewerking verlenen aan het verzoek. De wetgever verwacht echter wel dat een bestuursorgaan van deze vrije (discretionaire) bevoegdheid met beleid gebruik maakt. Hier wordt met dit beleid invulling aan gegeven. Hierbij moet wel altijd worden voldaan aan de kaders die hiervoor zijn opgenomen in de bovengenoemde bijlage II, artikel 4 van het Bor.

In de geactualiseerde bestemmingsplannen is het “kruimelgevallenbeleid” geïmplementeerd. Wenselijke ontwikkelingen zijn rechtstreeks mogelijk op grond van deze geactualiseerde plannen dan wel via een (binnenplanse) ontheffingsbevoegdheid. Deze beleidsregel is dan ook alleen van toepassing op gebieden waar een niet geactualiseerd bestemmingsplan geldt. Op 28 juni 2007 is het eerste bestemmingsplan geactualiseerd. Deze beleidsregel is dus van toepassing voor alle gebieden waar een bestemmingsplan geldt dat voor 28 juni 2007 is vastgesteld.

Begrippen

  • 1.

    Bijbehorend bouwwerk: Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

  • Dit

    begrip is nieuw. Met deze term wordt een verzamelbegrip geïntroduceerd waar uitbreidingen van een hoofdgebouw (zowel woningen als bedrijfsgebouwen), aan- en uitbouwen en bijgebouwen onder vallen. Ook vallen er overkappingen onder die vanwege het ontbreken van wanden niet als gebouw aangemerkt kunnen worden. Verder vallen er andere bouwwerken met een dak onder die vanwege een te geringe stahoogte niet als gebouw aangemerkt kunnen worden). De architectonische ondergeschiktheid is niet langer van belang (was onder de Woningwet wel het geval). Dit laat onverlet dat de begrippen aanbouw, bijgebouw en uitbouw voor de juridisch praktijk van belang blijven daar waar deze begrippen worden gebezigd in bestemmingsplannen. Het verlaten van het onderscheid tussen deze type bouwwerken in de nieuwe regeling heeft geen gevolgen voor de uitleg van bestemmingsplannen.

  • 2.

    Perceel

  • Het

    begrip “perceel” is niet nader gedefinieerd. Daarom wordt aansluiting gezocht bij het begrip “bouwperceel” uit de geactualiseerde bestemmingsplannen. Een perceel is een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels van het geldende bestemmingsplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

  • 3.

    Bebouwde kom

  • Het

    gebied zoals begrensd in de afbeelding opgenomen in de bijlage (kaart LV-00-013).

De criteria

1) Een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom (artikel 4 lid 1 onder a bijlage II Bor)

Aan dit artikel wordt toepassing gegeven indien wordt voldaan aan de volgende eisen:

- het bijbehorend bouwwerk bevindt zich in het achtererfgebied;

- de hoogte bedraagt maximaal 4,5 meter

- het achtererfgebied niet voor meer dan 50% wordt bebouwd.

2) Een bijbehorend bouwwerk buiten de bebouwde kom (artikel 4 lid 1 onder b bijlage II Bor)

Aan deze bepaling wordt toepassing gegeven mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

(Bedrijfs)woningen:

Woningen met een inhoud kleiner dan 350 m3 mogen tot max 450 m3 worden uitgebreid

Woningen met een inhoud tussen de 350- en 450 m3 mogen worden uitgebreid tot 600 m3

Woningen met een inhoud tussen 450- en 800 m3 mogen worden uitgebreid tot 800 m3

Woningen met inhoud van meer dan 800 m3, daarvan geldt de bestaande inhoud als maximum.

Carports en overkappingen:

Deze mogen maximaal 20 m2 bedragen. De (nok) hoogte mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen met een maximale hoogte van 4 meter.

bedrijfsgebouwen (niet zijnde een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten diensten van een agrarisch bedrijf): Op dit moment is er een nieuw bestemmingsplan buitengebied in voorbereiding. In dit plan wordt voorzien in een uitbreidingsregeling voor agrarische bedrijfsgebouwen, welke een te grote schaalspong (o.a. megastallen) in de hand moet zien te houden. Hoe deze regeling er exact uit komt te zien is nog niet bekend. Gezien de huidige ruime, en in de toekomst wellicht zeer specifieke regeling, plus de onwenselijkheid van uitbreiding van niet agrarische bedrijfsgebouwen in het buitengebied wordt dit artikel buiten toepassing gelaten op dit onderdeel.

Kassen en bedrijfsgebouwen van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf: Kassen en bedrijfsgebouwen van lichte constructie gelden doorgaans als teeltondersteunende voorzieningen waarvoor een specifieke regeling in het nieuwe bestemmingsplan buitengebied komt. De uitbreiding van kassen (glastuinbouw) geldt als zeer gevoelig en wordt als zodanig waarschijnlijk ook onderdeel van de provinciale verordening. Aan dit onderdeel wordt slechts medewerking verleend indien het initiatief past binnen het schuilstallenbeleid.

3) Een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemde eisen

Deze bepaling blijft buiten toepassing.

4) Een bouwwerk, geen gebouw zijnde (artikel 4 lid 3 bijlage II Bor)

Ten aanzien van bouwwerken geen gebouw zijnde wordt medewerking verleend in de volgende gevallen:

  • a.

    Voor terreinafscheidingen 2 meter, indien de nota geluidwerende voorzieningen op particuliere grond van toepassing is geldt een maximale hoogte van 3 meter.

  • b.

    Voor overige bouwwerken geen gebouw zijnde in de vorm van licht en vlaggenmasten 9 meter. Lichtmasten niet in het buitengebied.

  • c.

    Voor overige niet eerder genoemde bouwwerken geen gebouw zijnde met een maximale hoogte van 3 meter.

5) Dakkapellen en dakopbouwen of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw (artikel 4 lid 4 bijlage II Bor)

(Bedrijfs)woningen buiten de bebouwde kom:

Woningen met een inhoud kleiner dan 350 m3 mogen tot max 450 m3 worden uitgebreid

Woningen met een inhoud tussen de 350- en 450 m3 mogen worden uitgebreid tot 600 m3

Woningen met een inhoud tussen 450- en 800 m3 mogen worden uitgebreid tot 800 m3

Woningen met inhoud van meer dan 800 m3, daarvan geldt de bestaande inhoud als maximum.

De goothoogte mag niet meer dan 6 meter en de nokhoogte niet meer dan 10 meter bedragen.  

Overige gebouwen buiten de bebouwde kom:

Aan deze bepaling wordt geen toepassing gegeven.

Dakkapellen bebouwde kom:

Aan deze bepaling wordt geen toepassing gegeven.

Dakopbouwen bebouwde kom:

Aan deze bepaling wordt geen toepassing gegeven.

6) Een antenne-installatie niet hoger dan 40 m (artikel 4 lid 5 bijlage II Bor)

  • a.

    de antennemast wordt geplaatst binnen een bestemmingsvlak waarin geen woningen aanwezig zijn;

  • b.

    de antennemast leidt ook overigens niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu in de omgeving;

  • c.

    de antennemast is aantoonbaar noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie en site-sharing behoort aantoonbaar niet tot de mogelijkheden;

7) Een installatie voor warmtekrachtkoppeling bij een glastuinbouwbedrijf (artikel 4 lid 6 bijlage II Bor)

Aan dit artikel wordt geen toepassing gegeven. Glastuinbouwbedrijven kennen een eigen specifieke bestemming.

8) Een installatie voor CO-vergisting bij een agrarisch bedrijf (artikel 4 lid 7 bijlage II Bor)

In het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan “Buitengebied” wordt het opwekken van duurzame energie toegestaan als nevenfunctie. Het is niet wenselijk om vooruitlopend op het bestemmingsplan toepassing te geven aan dit onderdeel.

9) Evenementen (artikel 4 lid 8 bijlage II Bor)

Aan dit artikel kan toepassing gegeven indien het evenement voldoet aan de eisen uit de APV en het evenementenbeleid.

10) Wijziging van gebruik van bouwwerken binnen de bebouwde kom tot max. 1500m² (artikel 4 lid 9 bijlage II Bor)

Aan dit artikel wordt toepassing gegeven voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijfsactiviteit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

- het ten behoeve van de aan huis gebonden (bedrijfs)activiteit in gebruik te nemen vloeroppervlak bedraagt maximaal 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijgebouwen met een maximum van 50 m²;

- degene die de activiteiten in de woning en/of de bijgebouwen uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;

- de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd, tenzij wordt aangetoond dat geen onevenredige parkeerdruk ontstaat in het openbaar gebied;

- het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;

- de activiteit mag niet milieuvergunningplichtig zijn;

- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit alsmede handelsactiviteiten via het internet;

- vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan;

11) Het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning (artikel 4 lid 10 bijlage II Bor)

Aan dit artikel wordt geen toepassing gegeven. Het toestaan van permanente bewoning van een recreatiewoning kan enkel via een persoonsgebonden gedoogbeschikking dan wel via herziening van het bestemmingsplan met inachtneming van de nota “permanente bewoning recreatieverblijven”.

Afwijken van beleid

Dit beleid laat onverlet dat er per individueel geval wordt gekeken of er een reden is van de hoofdregel af te wijken. Afwijken kan alleen als de strikte toepassing van het beleid leidt tot onevenredige gevolgen en aannemelijk is dat zich een situatie voordoet die bij het vaststellen van het beleid niet kon worden voorzien en waarmee in het beleid dus geen rekening is gehouden.

Indien een ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd, kan zowel binnen als buiten de bebouwde kom - als uitzondering op het zojuist genoemde - vooruitlopend op deze herziening artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo worden toegepast. Voorwaarde is dat het plan past binnen de herziening en voldoet aan artikel 4 van bijlage II van het Bor. Het plan hoeft in dat geval dus niet te voldoen aan de specifieke criteria als genoemd in dit beleid.

(kaart bebouwde kom)