Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Wijchen

Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Wijchen
Officiële naam regelingBeleidsregel subsidieverstrekkingen 2011
CiteertitelBeleidsregel subsidieverstrekkingen 2011
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht , afdeling 4:2 en 4:81
  2. Algemene subsidieverordening 2008

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-05-201115-11-2012Art. 2.25

10-05-2011

Wegwijs; 25-05-2011

11/4018
08-12-201026-05-2011nieuwe regeling

30-11-2010

Wegwijs, 08-12-2010

10/12171

Tekst van de regeling

Burgemeester en wethouders van Wijchen;

Overwegende dat het wenselijk is ter uitvoering van de Algemene subsidieverordening 2008 een beleidsregel vast te stellen en gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht

besluiten vast te stellen de Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2011.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Vereisten voor de subsidieaanvraag
  • 1.

    Bij een subsidieaanvraag moet een organisatie de volgende bescheiden, voor zover nog niet in bezit van het gemeentebestuur, overleggen:

    • a.

      Een afschrift van de oprichtingsakte van de organisatie, de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, het huishoudelijk reglement dan wel andere nader aan te wijzen stukken waaruit de doelstelling van de instelling blijkt;

    • b.

      Een opgave van de samenstelling van het bestuur op het moment van de subsidieaanvraag;

    • c.

      De exploitatierekening over het afgelopen jaar en de balans op de laatste dag van dat boekjaar voorzien van een toelichting en een inhoudelijk verslag;

    • d.

      Een verklaring waaruit blijkt dat de instelling bij andere instanties subsidie heeft aangevraagd of heeft toegezegd gekregen;

    • e.

      Een activiteitenplan voor de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;

    • f.

      Een gespecificeerde begroting van de baten en lasten voor de betreffende subsidieperiode en voor zover deze betrekking heeft op het activiteitenplan waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • g.

      Een onderbouwing van het gevraagde subsidiebedrag.

  • 2.

    Bij een subsidieaanvraag voor een projectsubsidie moet de organisatie tevens het doel en de looptijd van het project aangegeven;

  • 3.

    Bij een subsidieaanvraag voor een waarderingssubsidie is het bepaalde in het eerste lid, onder c, d en f, van dit artikel niet van toepassing, maar moet een beschrijving van de inhoud en doelstelling van de activiteiten voor de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft worden overlegd.

  • 4.

    Bij een subsidieaanvraag voor een waarderingssubsidie aan natuurlijke personen is het bepaalde in het eerste lid, onder a, van dit artikel niet van toepassing.

Artikel 1.2 Weigering van de subsidie
  • 1.

    Een organisatie komt in aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 van de Algemene subsidieverordening 2008 niet in aanmerking voor subsidie indien:

    • a.

      de activiteiten, waarvoor door een organisatie subsidie wordt aangevraagd, niet behoren tot de gemeentelijke (mede-)verantwoordelijkheid;

    • b.

      aan de activiteiten onvoldoende aantoonbare plaatselijke behoefte bestaat, zodanig dat een verantwoord lokaal effect te verwachten is waarmee het belang van de inwoners van de gemeente Wijchen wordt gediend;

    • c.

      de subsidieaanvrager zijn activiteiten in hoofdzaak op zuiver politieke, commerciële of godsdienstige gronden ontplooit;

    • d.

      in de gemeente Wijchen al in voldoende mate direct of indirect wordt voorzien in identieke activiteiten;

    • e.

      de activiteiten niet voor iedere inwoner van de gemeente Wijchen, behorende tot de doelgroep waarop de activiteiten gericht zijn, toegankelijk zijn;

    • f.

      de activiteiten buiten de gemeente Wijchen plaatsvinden, tenzij dit op grond van de aard van de activiteiten gerechtvaardigd is en van de subsidieaanvrager niet verwacht mag worden dat deze de activiteiten in de gemeente Wijchen uitvoert;

    • g.

      de activiteiten een zodanig breed regionaal en/of landelijk bereik hebben, dat de gevraagde subsidie in financieel opzicht slechts een solidair karakter heeft, tenzij met de subsidieverlening wordt beoogd een bepaald politiek gevoelen kenbaar te maken;

    • h.

      door de subsidieaanvrager een zodanige werkwijze wordt toegepast dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat de beoogde doelstelling(en) niet kan (kunnen) worden bereikt;

    • i.

      de subsidieaanvrager niet beschikt over een bestuurlijke en/of andere leiding die voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de deskundigheid en bekwaamheid met betrekking tot de te verrichten activiteiten en de te bereiken doeleinden;

    • j.

      de subsidieaanvrager, met inbegrip van de te verlenen subsidie, niet over de benodigde financiële middelen beschikt om de activiteiten te organiseren;

    • k.

      de subsidieaanvrager geen redelijke eigen bijdrage vraagt voor de aangeboden activiteiten aan deelnemers, bezoekers, gebruikers en/of leden;

    • l.

      de activiteit(en), waarvoor een organisatie subsidie aanvraagt, al heeft (hebben) plaatsgevonden;

    • m.

      het een regionaal of landelijk werkzame organisatie betreft, waarbij minder dan 25% van de deelnemers, bezoekers, gebruikers en/of leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen. Als sprake is van normsubsidie met een doelgroepencomponent wordt het percentage op de betreffende doelgroep toegepast;

    • n.

      het een lokaal werkzame organisatie betreft, waarbij minder dan 50% van de deelnemers, bezoekers, gebruikers en/of leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen. Als sprake is van normsubsidie met een doelgroepencomponent wordt het percentage op de betreffende doelgroep toegepast;

  • 2.

    Vervallen

  • 3.

    Een organisatie kan voor de uitvoering van éénzelfde activiteit of prestatie dan wel éénzelfde groep van activiteiten of prestaties slechts op grond van één subsidietitel in aanmerking komen voor subsidie.

Hoofdstuk 2 De subsidieberekening

Artikel 2.1 Subsidie in de huisvestingskosten

Organisaties die, op grond van gemaakte afspraken met de gemeente in het verleden, in het kader van de uitvoering van hun activiteiten, ruimte huren in het SCEC ’t Mozaïek komen in aanmerking voor een volledige financiële compensatie in de huisvestingskosten. In het geval de normsubsidie of budgetsubsidie aan de ontvanger van de hier bedoelde huisvestings-kostensubsidie volgens de subsidievoorwaarden wordt beëindigd, dan verleent de gemeente tijdens de afbouwregeling volledige compensatie. Zonder aanspraak op een normsubsidie of budgetsubsidie bestaat nimmer aanspraak op een huisvestingskostensubsidie.

Artikel 2.2 Budgetsubsidie algemene bepalingen
  • 1.

    Een budgetsubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan organisaties met activiteiten op de volgende terreinen:

    • a.

      Ouderen

    • b.

      Volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening

    • c.

      Bibliotheek

    • d.

      Peuterspeelzaalwerk

    • e.

      Sociaal cultureel werk

    • f.

      Jeugd- en jongerenwerk

    • g.

      Kunst en cultuur

    • h.

      Cultuurhistorie

    • i.

      Muziekonderwijs

    • j.

      Onderwijs en educatie

    • k.

      Sport

    • l.

      Recreatie

    • m.

      Minderheden

  • 2.

    Een budgetsubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een organisatie wanneer deze voldoet aan één of meerdere van de hierna genoemde voorwaarden:

    • a.

      Het college wil de activiteiten, die met de subsidie worden verricht, inhoudelijk op prestaties en resultaten sturen;

    • b.

      Het college wil meerjarige afspraken maken met een organisatie over de uit te voeren activiteiten dan wel de te verrichten prestaties;

    • c.

      Het betreft een subsidievragende organisatie met een of meerdere beroepskrachten in loondienst;

    • d.

      De jaarlijkse omzet van de subsidievragende organisatie bedraagt € 50.000,-- of meer.

  • 3.

    De van derden ontvangen geoormerkte financiële middelen kunnen in een budgetsubsidie aan een organisatie worden opgenomen.

  • 4.

    Ter uitvoering van de beschikking tot het verlenen van een budgetsubsidie kan een overeenkomst worden gesloten, waarin afspraken worden gemaakt over:

    • a.

      De uit te voeren activiteiten dan wel de te leveren prestaties;

    • b.

      De kwaliteit van de uit te voeren activiteiten en de te leveren prestaties;

    • c.

      De toegankelijkheid van de uit te voeren activiteiten en de te leveren prestaties;

    • d.

      De wijze waarop en de frequentie waarmee aan het college gerapporteerd wordt over de uit te voeren activiteiten en de te leveren prestaties;

    • e.

      De gegevens die minimaal moeten worden opgenomen in de onder d genoemde rapportage;

    • f.

      De financiële verantwoording, aanvullend op de bepalingen in de Algemene subsidieverordening 2008.

  • 5.

    Bij een budgetsubsidie kan de subsidieperiode minimaal één jaar en maximaal vier jaar bedragen.

  • 6.

    Het college stelt de duur van de subsidieperiode vast.

  • 7.

    Wanneer bij een budgetsubsidie de subsidieperiode meer dan één jaar bedraagt, ontvangt de organisatie per jaar een beschikking over de subsidie die voor het betreffende jaar aan de instelling wordt verleend.

  • 8.

    Het college kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen ten aanzien van:

    • a.

      De tarieven en bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      Het verkrijgen van andere inkomsten anders dan de gemeentelijke subsidie;

    • c.

      De wijze en tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten.

  • 9.

    Het college kan voorts de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen die betrekking kunnen hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 2.3 Normsubsidie algemene bepalingen
  • 1.

    Een normsubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan organisaties met activiteiten op de volgende terreinen:

    • a.

      Amateurkunst

    • b.

      Ouderen

    • c.

      Sport

    • d.

      Volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening

    • e.

      Jeugd- en jongerenwerk

    • f.

      Recreatie en toerisme

    • g.

      Kunst en cultuur

    • h.

      Cultuurhistorie

    • i.

      Minderheden

    • j.

      Sociaal-economische achterstand

    • k.

      Natuur en milieu

    • l.

      Volkshuisvesting

    • m.

      Ruimtelijke ordening

    • n.

      Sociaal cultureel werk

    • o.

      Leefbaarheid

    • p.

      Media

  • 2.

    Voor organisaties die voor een normsubsidie, berekend op basis van het aantal actieve leden, bezoekers of vaste deelnemers, in aanmerking willen komen geldt een ondergrens ten aanzien van het aantal leden, bezoekers of vaste deelnemers. Deze ondergrens bedraagt bij:

    • a.

      Blaasorkesten (harmonie, fanfare, brassband, bigband, blaaskapel, accordeonorkest): 20 actieve leden;

    • b.

      Mars- en showorkesten (slagwerk en/of blaasinstrumenten zoals drumfanfare, showband, drum- en malletband): 12 actieve leden;

    • c.

      Symfonische orkesten: 20 actieve leden;

    • d.

      Koren: 12 actieve leden;

    • e.

      Toneel- en revuegezelschappen: 10 actieve leden;

    • f.

      Dansverenigingen en majorettegroepen: 15 actieve leden;

    • g.

      Sportverenigingen (jeugdsport): 15 actieve leden in de leeftijd tot 18 jaar;

    • h.

      Verenigingen (niet zijnde sportverenigingen) voor jeugd en jongeren in de leeftijd tot 18 jaar: 25 actieve leden;

    • i.

      Verenigingen voor ouderen: 25 actieve leden;

    • j.

      Verenigingen op terrein van de volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening: 25 actieve leden;

  • 3.

    Actieve leden van een organisatie zijn leden die:

    • a.

      Contributie betalen;

    • b.

      Daadwerkelijk deelnemen aan de kernactiviteit(en) van de organisatie;

    • c.

      Niet uitsluitend deel uitmaken van het algemeen en/of dagelijks bestuur;

    • d.

      Niet behoren tot de categorie ereleden;

    • e.

      Niet in loondienst zijn van de organisatie.

  • 4.

    Een organisatie met leden die voor een normsubsidie, berekend op basis van het aantal leden, in aanmerking wil komen dient aangesloten te zijn bij een regionale, provinciale of landelijke koepelinstelling (voorzover aanwezig).

  • 5.

    Bij de berekening van de subsidie voor een bepaalde subsidieperiode op basis van het aantal actieve leden van een organisatie wordt uitgegaan van de ledenlijst van deze organisatie op 1 januari van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 6.

    Bij de berekening van de subsidie voor een bepaalde subsidieperiode op basis van het aantal inwoners van de gemeente Wijchen wordt uitgegaan van het aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 7.

    Bij de berekening van de subsidie voor een bepaalde subsidieperiode op basis van overige meetbare eenheden wordt uitgegaan van het aantal op 1 januari van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 8.

    Voor alle normsubsidies is van toepassing dat het opgenomen budget in de gemeentebegroting van het betreffende jaar waarvoor subsidie wordt verstrekt geldt als subsidieplafond.

  • 9.

    Bij overschrijding hiervan worden de subsidiebedragen evenredig verminderd.

  • 10.

    Het college kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen ten aanzien van:

    • a.

      De contributie van de leden van de subsidieontvanger;

    • b.

      De tarieven en bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      Het verkrijgen van andere inkomsten anders dan de gemeentelijke subsidie;

    • d.

      De wijze en tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten.

  • 11.

    Het college kan voorts de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen die betrekking kunnen hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 2.4 Normsubsidie amateurkunst
  • 1.

    Aan een organisatie die amateurkunst beoefent wordt subsidie verstrekt, mits:

    • a.

      De organisatie jaarlijks minimaal tenminste twee openbare producties of uitvoeringen verzorgt in de gemeente Wijchen;

    • b.

      De organisatie een vorm van kunst beoefent, die door middel van een voorstelling of uitvoering, onder de artistieke leiding van gekwalificeerde dirigenten, regisseurs, instructeurs of choreografen, kan worden gepresenteerd.

  • 2.

    De subsidie aan blaas-, show-, mars- en symfonische orkesten bestaat uit:

    • a.

      Een basisbedrag van € 860,-- voor de algemene organisatiekosten voor een organisatie bestaande uit één zelfstandige eenheid;

    • b.

      Een basisbedrag van € 1.282,-- voor de algemene organisatiekosten voor een organisatie bestaande uit twee zelfstandige eenheden;

    • c.

      Een basisbedrag van € 1.610,-- voor de algemene organisatiekosten voor een organisatie bestaande uit drie of meer zelfstandige eenheden;

    • d.

      Een bedrag per lid van € 40,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • e.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor een basisbedrag.

    • f.

      Een organisatie, die in aanmerking komt voor het basisbedrag onder a, b en c als-mede aangesloten is bij de Stichting Samenwerkende Wijchense Muziekverenigingen (SSWM), ontvangt een bedrag van € 450,-- , dat zij afdraagt aan de SSWM.

    • g.

      De subsidie aan koren bestaat uit:

    • h.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 400,--;

    • i.

      Een bedrag per lid van € 24,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • j.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor het basisbedrag.

    • k.

      De subsidie aan toneel- en revuegezelschappen bestaat uit:

    • l.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 575,--;

    • m.

      Een bedrag per lid van € 30,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • n.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor het basisbedrag.

    • o.

      De subsidie aan volksdansverenigingen bestaat uit:

    • p.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 50,--

    • q.

      Een bedrag per lid van € 6,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • r.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor het basisbedrag.

    • s.

      De subsidie aan majorettegroepen bestaat uit:

    • t.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 860,--;

    • u.

      Een bedrag per lid van € 24,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • v.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor het basisbedrag.

Artikel 2.5 Normsubsidie professionele kunst Vervallen
Artikel 2.6 Normsubsidie sport
  • 1.

    De doelstellingen van het gemeentelijke sportbeleid zijn het aanwezig zijn en in stand houden van een adequate fysieke sportinfrastructuur (sportaccommodatiebeleid),

  • bevordering

    van het gebruik van de sportvoorzieningen door specifieke doelgroepen (sportstimuleringsbeleid), evenals het ondersteunen van de aanbieders van sportactiviteiten (verenigingsondersteuningsbeleid).

  • 2.

    Vanuit de sportdoelstellingen kunnen organisaties die een bijdrage leveren aan het realiseren van die gemeentelijke doelstellingen voor een subsidie in aanmerking komen.

  • 3.

    De subsidie is voor zover van toepassing opgebouwd uit 5 componenten:

    • a.

      Component A: Bijdrage in de onderhouds- en instandhoudingskosten buitensport-accommodaties. Organisaties die zorgen voor het onderhoud en de instandhouding van de buitensportaccommodaties op het gebied van handbal, voetbal, korfbal, fietscross, atletiek en hockey kunnen in aanmerking voor een bijdrage in de onderhouds- en de instandhoudingskosten, inhoudende een vast bedrag ter hoogte van 56,5% van de vooraf goedgekeurde onderhoudskosten van het sportcomplex;

    • b.

      Component B: Bijdrage in de exploitatie van binnensportaccommodaties. Organisaties die zorgdragen voor de exploitatie van een binnensportaccommodatie kunnen in aanmerking komen voor een nader door het college vast te stellen vast bedrag per accommodatie;

    • c.

      Component C: Bijdrage in de huurkosten binnensportaccommodaties: Organisaties die activiteiten aanbieden in binnensportaccommodaties binnen de gemeente op het gebied van zwemmen, handbal, volleybal, basketbal, korfbal, gymmen, turnen, futsal, tafeltennis, badminton en twirlen kunnen in aanmerking komen voor een nader door het college vast te stellen bijdrage in de huurkosten:

      • i)

        Voor de zwemsport betreft het een vast bedrag van € 2.700,- per uur volgens een seizoenscontract voor Zwembad De Meerval met een wekelijks terugkerend uur badhuur (ten minste 40 weken per jaar) en een bedrag per Wijchens jeugdlid;

      • ii)

        Voor andere sportactiviteiten betreft het een bedrag per jeugdlid, dat afhankelijk is van de gemiddelde huurkosten die behoren bij de betreffende tak van sport. We onderscheiden vijf categorieën van binnensportverenigingen. Per jeugdlid is het bedrag als volgt :

      • - Categorie

        1: € ---,- (denksporten);

      • -

        Categorie 2: € 15,- (badminton, volleybal, korfbal, tafeltennis, schietsport, twirlen);

      • -

        Categorie 3: € 25,- (gymmen, turnen, basketbal);

      • Categorie 4: € 45,- (handbal, futsal);

      • -

        Categorie 5: € 85,- (zwemsporten).

    • d.

      Component D: Doelgroepenbijdrage (jeugd, gehandicapten):

      • i)

        Voor de zwemsport betreft het een vast bedrag van € 2.700,- per uur volgens een seizoenscontract voor Zwembad De Meerval met een wekelijks terugkerend uur badhuur (ten minste 40 weken per jaar) en een bedrag per Wijchens jeugdlid;

      • ii)

        Voor andere sportactiviteiten betreft het een bedrag per jeugdlid, dat afhankelijk is van de gemiddelde huurkosten die behoren bij de betreffende tak van sport. We onderscheiden vijf categorieën van binnensportverenigingen. Per jeugdlid is het bedrag als volgt :

      • - Categorie

        1: € ---,- (denksporten);

      • -

        Categorie 2: € 15,- (badminton, volleybal, korfbal, tafeltennis, schietsport, twirlen);

      • -

        Categorie 3: € 25,- (gymmen, turnen, basketbal);

      • Categorie 4: € 45,- (handbal, futsal);

      • -

        Categorie 5: € 85,- (zwemsporten).

      • -

        Organisaties die jeugdsportactiviteiten aanbieden kunnen in aanmerking komen voor een doelgroepenbijdrage, zijnde een vast bedrag van € 350,- .

      • -

        Organisaties die activiteiten voor aangepast sporten aanbieden kunnen in aanmerking komen voor een vast bedrag van € 350,-- en een bedrag per Wijchense deelnemer van € 15,00;

    • e.

      Component E: Overheadkostenbijdrage: Organisaties die beheersmatige werkzaamheden van tenminste 10 (andere) (sport-)verenigingen overnemen of ondersteunen kunnen in aanmerking komen voor een nader door het college vast te stellen vast bedrag.

Artikel 2.7 Normsubsidie vrijwilligersorganisaties voor jeugd en jongeren
  • 1.

    De subsidie aan het georganiseerd jeugd- en jongerenwerk, d.w.z. organisaties met leden die in groepsverband vrijetijdsactiviteiten organiseren en uitvoeren voor jongeren in de leeftijd van 4 tot 18 jaar, bestaat uit:

    • a.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 250,--;

    • b.

      Een bedrag per lid tot 18 jaar van € 27,--.

  • 2.

    Om voor subsidie als bedoeld in het eerste lid in aanmerking te komen dient minimaal één keer per maand een activiteit plaats te vinden.

  • 3.

    De te organiseren activiteiten als bedoeld in het tweede lid moeten tenminste één van de

  • volgende

    functies vervullen:

    • a.

      Vorming: het bevorderen van kennis, inzicht en vaardigheden met als doel een verbetering van het persoonlijk en algemeen maatschappelijk functioneren van jeugd en jongeren;

    • b.

      Ontmoeting/recreatie: het bevorderen van contacten gericht op ontspanning, gezelligheid en/of kennismaking met door anderen gehanteerde waarden en normen;

    • c.

      Cultuur/creativiteit: het bevorderen van deelneming aan cultuuruitingen, gericht op creatieve ontplooiing, niet zijnde professionele kunst of amateurkunst.

  • 4.

    De subsidie aan organisaties zonder leden die activiteiten ontplooien op het terrein van jeugd en jongeren bestaat uit een bedrag van € 5,-- per deelnemer.

  • 5.

    De subsidie aan speel-o-theken bestaat uit:

    • a.

      Een bedrag van maximaal € 500,-- in de organisatiekosten;

    • b.

      Een bedrag van maximaal € 750,-- in de activiteitenkosten inclusief de kosten van aanschaf en afschrijving van speelgoed.

Artikel 2.8 Normsubsidie organisaties voor ouderen
  • 1.

    Een organisatie voor ouderen, die voor subsidie in aanmerking wil komen, ontplooit activiteiten voor personen die 55 jaar en ouder zijn op het terrein van o.a. ontspanning, voorlichting en educatie.

  • 2.

    De subsidie aan organisaties op het terrein van ouderen bestaat uit een bedrag per actief lid van € 5,00.

Artikel 2.9 Normsubsidie volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening
  • 1.

    Aan een organisatie op het terrein van de volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening wordt een normsubsidie verstrekt, indien deze organisatie voornamelijk functioneert met behulp van vrijwilligers.

  • 2.

    De subsidie aan organisaties op het terrein van de volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening zoals bedoelt in het eerste lid van dit artikel bestaat uit een bedrag per lid of deelnemer van € 3,--.

  • 3.

    De subsidie aan organisaties op het terrein van slachtofferhulp bestaat uit een bedrag per inwoner dat periodiek wordt vastgesteld door de veiligheidsregio.

Artikel 2.10 Normsubsidie belangenorganisaties en adviesorganen
  • 1.

    De subsidie aan belangenorganisaties en adviesorganen die op initiatief vanuit de samenleving zijn opgericht bestaat uit een bedrag per inwoner van € 0,09 tot het maxi-mum van het subsidiabele tekort.

  • 2.

    De subsidie aan belangenorganisaties en adviesorganen die op verzoek van de raad of het college – eventueel met een wettelijke grondslag – zijn geformeerd en op grond hiervan met een bepaalde frequentie ook een adviserende rol richting raad of college vervullen bestaat uit een bedrag per inwoner van € 0,18 tot het maximum van het subsidiabele tekort.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op groeperingen die als doelstelling hebben het bevorderen van de leefbaarheid in een buurt, wijk of dorp.

Artikel 2.11 Normsubsidie wijk- en dorpsverenigingen Verenigingen of stichtingen die een dorpshuis of wijkcentrum beheren en exploiteren ontvangen een basisbedrag voor de algemene kosten van beheer van € 7.000,- .
  • 1.

    De subsidie aan verenigingen of stichtingen, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, die in een dorpshuis of wijkcentrum activiteiten uitvoeren bestaat uit : 2a: een bedrag per inwoner in een wijk of dorp van € 0,40 voor de kosten van het orga- niseren en uitvoeren van activiteiten voor personen van 18 jaar en ouder; 2b: een bedrag per inwoner in een wijk of dorp van € 0,50 voor de kosten van het orga- niseren en uitvoeren van activiteiten voor jeugd en jongeren tot 18 jaar.

  • 2.

    Om voor subsidie als bedoeld onder 2a in aanmerking te komen dient minimaal één keer per week een activiteit plaats te vinden.

  • 3.

    Om voor subsidie als bedoeld onder 2b in aanmerking te komen dient minimaal één keer per maand een activiteit plaats te vinden.

  • 4.

    De te organiseren activiteiten als bedoeld onder 2b moeten tenminste één van de volgende functies vervullen:

    • a.

      Vorming: het bevorderen van kennis, inzicht en vaardigheden met als doel een verbetering van het persoonlijk en algemeen maatschappelijk functioneren van jeugd en jongeren;

    • b.

      Ontmoeting/recreatie: het bevorderen van contacten gericht op ontspanning, gezelligheid en/of kennismaking met door anderen gehanteerde waarden en normen;

    • c.

      Cultuur/creativiteit: het bevorderen van deelneming aan cultuuruitingen, gericht op creatieve ontplooiing, niet zijnde professionele kunst of amateurkunst.

  • 5.

    Organisaties genoemd in dit artikel die een accommodatie in eigendom hebben krijgen de volgende lasten volledig gesubsidieerd: OZB-eigenaarsdeel, rioolbelasting eigenaars-deel, waterschapsbelasting en premie opstalverzekering, mits zij vóór 1 december van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, een overzicht indienen van de kosten die zij in dat jaar heeft gemaakt met bijbehorende bewijsstukken van belastingaanslagen en verzekeringpolis.”

Artikel 2.12 Normsubsidie personenalarmering

De subsidie aan een organisatie die de personenalarmering levert aan personen die hiervoor een indicatie hebben gekregen bestaat uit een nader door het college vast te stellen bedrag per verstrekt apparaat.

Artikel 2.13 Normsubsidie media

De subsidie aan een organisatie die de lokale omroep binnen de gemeente verzorgt bestaat uit een bedrag van € 1,30 per woonruimte.

Artikel 2.14 Normsubsidie volkscultuur en historie
  • 1.

    Een normsubsidie kan worden verstrekt aan een organisatie die zorgdraagt voor het conserveren van de lokale en regionale volkscultuur en historie;

  • 2.

    Als aanvullende voorwaarde geldt dat:

    • a.

      De collectie of het interessegebied in elk geval de recente geschiedenis tot 1950 omvat;

    • b.

      de organisatie functioneert met behulp van vrijwilligers;

    • c.

      de organisatie minimaal 10 Wijchense vrijwilligers of leden heeft;

    • d.

      de organisatie belast is met de zorg voor een streekdocumentatiecentrum of streekmuseum, dat voor een breed publiek toegankelijk is.

  • 3.

    De subsidie aan een organisatie zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel bestaat uit een bedrag per inwoner van € 0,08.

Artikel 2.15-A Normsubsidie culturele en maatschappelijke vorming
  • 1.

    Aan besturen van instellingen voor het lokale primair of voortgezet onderwijs kan subsi-die worden verstrekt met doel als het leveren van een bijdrage aan de culturele en maat-schappelijke vorming van de leerlingen van de scholen die vallen onder deze besturen.

  • 2.

    Onder culturele en maatschappelijke vorming wordt verstaan activiteiten op het terrein van de cultuureducatie, natuur- en milieueducatie, levensbeschouwelijk onderwijs.

  • 3.

    Het bestuur is vrij in de besteding van de subsidie, mits de activiteiten passen binnen de in het eerste lid genoemde doelstelling.

  • 4.

    De subsidie bestaat uit een jaarlijks door het college vast te stellen bedrag per leerling in het primair onderwijs en een bedrag per leerling in het voorgezet onderwijs voor activi-teiten in het kader van culturele en maatschappelijke vorming.

  • 5.

    Bij de berekening van de subsidie voor een bepaalde subsidieperiode wordt uitgegaan van het werkelijke aantal leerlingen binnen de scholen op 1 oktober van het jaar vooraf-gaand aan de subsidieperiode.

Artikel 2.15-B Normsubsidie brede schoolactiviteiten
  • 1.

    Een subsidieaanvraag voor brede schoolactiviteiten zal van advies moeten zijn voorzien door het coördinatieoverleg brede scholen.

  • 2.

    De subsidie wordt enkel verstrekt voor activiteiten die de contacten tussen de brede school en de wijk versterken met een maximum van 11 subsidiabele activiteiten.

  • 3.

    De activiteiten moeten aansluiten bij de criteria voor brede scholen volgens het besluit van burgemeester en wethouders van 20 juli 2010 (nr: 10-8138).

  • 4.

    Voor de berekening van de subsidie voor een bepaalde subsidieperiode wordt uitgegaan van het werkelijke aantal leerlingen binnen de scholen op 1 oktober van het jaar vooraf-gaand aan de subsidieperiode.

  • 5.

    Voor iedere activiteit, die voldoet aan de criteria volgens lid 3, wordt maximaal € 2,50 per leerling beschikbaar gesteld.

  • 6.

    In aanvulling op artikel 1.4, lid 1 van de Algemene subsidieverordening kan indien nood-zakelijk aan de aanvrager uitstel voor het indienen van de aanvraag worden verleend tot uiterlijk 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode

Artikel 2.16 Waarderingssubsidie algemene bepalingen
  • 1.

    Een waarderingssubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan organisaties met activiteiten op de volgende terreinen:

    • a.

      Festiviteiten en evenementen

    • b.

      Kunst en cultuur

    • c.

      Cultuurhistorie

    • d.

      Recreatie en toerisme

    • e.

      Leefbaarheid

    • f.

      Sport en spel

    • g.

      Maatschappelijke dienstverlening

  • 2.

    Een organisatie die een waarderingssubsidie aanvraagt wordt gedreven door vrijwilligers, dat wil zeggen personen die voor hun werkzaamheden binnen deze organisatie geen geldelijke vergoeding ontvangen in de vorm van loon.

  • 3.

    Een organisatie die een waarderingssubsidie aanvraagt moet activiteiten ontplooien die voor breed publiek toegankelijk zijn.

  • 4.

    Een eenmalige waarderingssubsidie bedraagt maximaal € 1.000,--.

  • 5.

    Een structurele waarderingssubsidie bedraagt maximaal € 2.500,--.

  • 6.

    Het college bepaalt voor zover niet is opgenomen in deze beleidsregel, binnen de gestelde grenzen genoemd in het vierde en vijfde lid van dit artikel, de hoogte van het subsidiebedrag.

  • 7.

    Voor alle waarderingssubsidies is van toepassing dat het opgenomen budget in de gemeentebegroting van het betreffende jaar waarvoor subsidie wordt verstrekt geldt als subsidieplafond.

Artikel 2.17 Waarderingssubsidie bij jubilea
  • 1.

    Een organisatie kan in aanmerking komen voor een subsidie vanwege een jubileum van deze organisatie.

  • 2.

    De subsidie, zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, 1 is bedoeld voor activiteiten die open staan voor inwoners van de gemeente Wijchen en bestemd voor uitsluitend activiteiten die in het verlengde liggen van de doelstelling van de organisatie. Dit betekent dat recepties en feestelijke bijeenkomsten naar aanleiding van een jubileum niet voor een waarderingssubsidie in aanmerking komen.

  • 3.

    De subsidie is een vast bedrag waarvan de hoogte afhankelijk is van de aard van het jubileum:

    • a.

      Bij 25 jaar bestaan: € 100,--

    • b.

      Bij 50 jaar bestaan: € 200,--

    • c.

      Bij 75 jaar bestaan: € 300,--

    • d.

      Bij 100 jaar bestaan of meer (= een veelvoud van 25): € 400,--

Artikel 2.18 Waarderingssubsidie festiviteiten of evenementen
  • 1.

    De subsidie aan organisaties die zijn belast met het organiseren van een lokale festiviteit of lokaal evenement behorende tot de nationale volkscultuur bedraagt € 250,-- per festivi-teit of evenement.

  • 2.

    Een festiviteit of evenement kan bestaan uit een of meerdere activiteiten.

Artikel 2.19 Waarderingssubsidie culturele initiatieven, festiviteiten of evenementen
  • 1.

    De subsidie aan organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale culturele - niet zijnde commerciële - initiatieven, festiviteiten of evenementen (inclusief lokale volks-cultuur) bedraagt maximaal € 2.500,-- per initiatief, festiviteit of evenement.

  • 2.

    Een initiatief, festiviteit of evenement kan bestaan uit een of meerdere activiteiten.

Artikel 2.20 Waarderingssubsidie lokale sportevenementen
  • 1.

    De subsidie aan organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale sportevene-menten -niet zijnde commerciële- evenementen bedraagt maximaal € 2.500,- per evene-ment.

  • 2.

    Een evenement kan bestaan uit een of meerdere activiteiten.

Artikel 2.21 Waarderingssubsidie lokale initiatieven maatschappelijke dienstverlening
  • 1.

    De subsidie aan organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale initiatieven op het terrein van de maatschappelijke dienstverlening bedraagt maximaal € 1.000,-- per initiatief.

  • 2.

    Een initiatief kan bestaan uit een of meerdere activiteiten.

Artikel 2.22 Waarderingssubsidie cultuurhistorisch erfgoed
  • 1.

    Een lokale organisatie, die actief is op het gebied van het cultuurhistorisch erfgoed, kan in aanmerking komen voor een subsidie met een maximum van € 600,--, waarbij de organisatie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De organisatie heeft tot doel de belangstelling te bevorderen voor het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente in brede zin, de kennis over de lokale historie te vergroten en een breed publiek hierover te informeren;

    • b.

      De organisatie doet dit door het ontwikkelen en aanbieden van programma’s en activiteiten;

    • c.

      De organisatie verzorgt publicaties over cultuurhistorische thema’s binnen de gemeente Wijchen;

    • d.

      De organisatie werkt ondersteunend voor het plaatselijke museum voor oudheidkunde, zowel voor de inhoudelijke ontwikkeling als in materiële zin door het mogelijk maken van aankopen;

    • e.

      De organisatie heeft minimaal 10 vrijwilligers of leden.

  • 2.

    Een lokale heemkundekring kan onder de volgende voorwaarden in aanmerking komen voor een subsidie met een maximum van € 200,--, waarbij de organisatie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De organisatie heeft tot doel het bevorderen van de belangstelling voor het cultuurhistorisch erfgoed van een kern en het vergroten van de kennis hierover;

    • b.

      De organisatie doet dit door het organiseren van exposities, rondleidingen en/of lezingen;

    • c.

      De organisatie heeft een samenwerkingsrelatie met de Historische Vereniging Tweestromenland;

    • d.

      De organisatie waarborgt dat verzamelde informatie bij opheffing wordt overgedragen aan een lokaal openbaar archief;

    • e.

      De organisatie heeft minimaal 10 vrijwilligers of leden.

Artikel 2.23 Waarderingssubsidie straatspeeldagen

De subsidie voor de organisatie van een straatspeeldag bedraagt per jaar maximaal € 150,-- per wijk of kern.

Artikel 2.24 Waarderingssubsidie dierenparkjes

De subsidie aan een organisatie die zich richt op het beheer van een dierenparkje bedraagt € 750,--.

Artikel 2.25 Waarderingssubsidie bevordering leefbaarheid

De subsidie aan een groepering met als doelstelling het bevorderen van de leefbaarheid in een buurt, wijk of dorp, die belast is met de belangenbehartiging van een wijk of dorp, bedraagt € 500,--.

Artikel 2.26 Projectsubsidie algemene bepalingen
  • 1.

    Een projectsubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan organisaties met activiteiten op de volgende terreinen:

    • a.

      Ouderen

    • b.

      Volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening

    • c.

      Bibliotheek

    • d.

      Peuterspeelzaalwerk

    • e.

      Sociaal Cultureel Werk

    • f.

      Jeugd- en jongerenwerk

    • g.

      Kunst, cultuur en cultuurhistorie

    • h.

      Educatie

    • i.

      Sport en spel

    • j.

      Recreatie

    • k.

      Amateurkunst

    • l.

      Minderheden

    • m.

      Sociaal-economische achterstand

    • n.

      Natuur en milieu

    • o.

      Volkshuisvesting

    • p.

      Ruimtelijke ordening

    • q.

      Leefbaarheid

    • r.

      Vervallen

  • 2.

    Een projectsubsidie is een subsidievorm die in vier categorieën is in te delen:

    • a.

      Categorie 1: projecten in de vorm van evenementen en manifestaties met een open-baar en voor iedereen toegankelijk karakter, die niet –uitsluitend– een commercieel doel dienen.

    • b.

      Categorie 2: projecten gericht op beleidsintensivering, vernieuwing en verbreding van het bestaande activiteitenaanbod, experimenten, pilots en nieuwe activiteiten.

    • c.

      Categorie 3: projecten gericht op een fysieke verbetering van de accommodaties van vrijwilligersorganisaties.

    • d.

      Vervallen

  • 3.

    Projecten in categorie 1 kennen de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      De projecten hebben een meerwaarde voor de inwoners van de gemeente Wijchen;

    • b.

      De projecten zijn passend bij het gewenste imago van Wijchen en de doelgroepen.

    • c.

      De projecten vormen een aanvulling op het reguliere aanbod van activiteiten op een bepaald terrein binnen de gemeente Wijchen;

    • d.

      De projecten worden in de gemeente Wijchen uitgevoerd, tenzij dit op grond van de aard van de activiteiten niet mogelijk is en van de subsidieaanvrager niet verwacht mag worden dat deze de activiteiten in de gemeente Wijchen kan verrichten.

    • e.

      De projecten moeten voldoen aan kwaliteit van marketing en promotie.

  • 4.

    Projecten in categorie 2 kennen de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      De projecten hebben een meerwaarde voor de inwoners van de gemeente Wijchen;

    • b.

      De projecten vormen een aanvulling op het reguliere aanbod van activiteiten op een bepaald terrein binnen de gemeente Wijchen;

    • c.

      De projecten worden in de gemeente Wijchen uitgevoerd, tenzij dit op grond van de aard van de activiteiten niet mogelijk is en van de subsidieaanvrager niet verwacht mag worden dat deze de activiteiten in de gemeente Wijchen kan verrichten.

  • 5.

    Projecten in categorie 3 kennen de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      Er wordt geen subsidie verstrekt voor inventaris, vervangingsinvesteringen, groot onderhoud, renovatiewerkzaamheden en investeringen die te maken hebben met het bar- en keukengedeelte van een kantine;

    • b.

      Onder een vrijwilligersorganisatie wordt verstaan die instelling die door vrijwilligers wordt geleid en waarbinnen de werkzaamheden voornamelijk door vrijwilligers worden verricht;

    • c.

      Onder een accommodatie wordt een duurzame ruimtelijke voorziening verstaan die voor de organisatie van belang is om haar doelstellingen te verwezenlijken;

    • d.

      Per organisatie kan per jaar één aanvraag om een projectsubsidie in deze categorie worden ingediend.

  • 6.

    Vervallen

  • 7.

    Een subsidie voor een project in de categorieën 1of 2 heeft het karakter van een deel-bijdrage van ten hoogste 50% van de kosten die rechtstreeks voortvloeien uit de activi-teit(en) met een maximum van € 10.000,-- en wordt afgestemd op de financiële bijdrage van derden aan het project.

  • 8.

    Een subsidie voor een project in categorie 3 heeft het karakter van een deelbijdrage en bedraagt 1/3e deel van de materiaalkosten van het project met een maximum van € 7.000,-

  • 9.

    Voor de afzonderlijke categorieën binnen de projectsubsidies waarvoor een budget is opgenomen in de gemeentebegroting geldt dat het budget in de gemeentebegroting van het betreffende jaar waarvoor subsidie wordt verstrekt geldt als subsidieplafond.

  • 10.

    Vervallen

  • 11.

    Het college kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen ten aanzien van:

    • a.

      De tarieven en bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      Het verkrijgen van andere inkomsten anders dan de gemeentelijke subsidie;

    • c.

      De wijze en tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten.

  • 12.

    Het college kan voorts de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen die betrek-king kunnen hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 3.1 Overgangsregeling
  • 1.

    Voor een organisatie, die voor de inwerkingtreding van deze BSV in aanmerking kwam voor een structurele subsidie en op grond van de BSV 2011 1 ook in aanmerking zou komen voor een structurele subsidie, maar waarvan het subsidiebedrag lager of zelfs nihil is dan voor de inwerkingtreding van de BSV 2011 het geval was, is de overgangs-regeling van toepassing.

  • 2.

    De overgangsregeling, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, houdt in dat een organisatie in drie termijnen toegroeit naar het nieuwe lagere subsidiebedrag (dat kan nul Euro zijn), waarvoor de betreffende organisatie op grond van de BSV 2011 in aanmer-king zou komen.

    • a.

      Onder verwijzing naar het raadsbesluit van 4 november 2010 geldt voor de organisa-tie als “eerste jaar”, waarin de subsidie verminderd wordt, het jaar 2011 of het jaar 2012.

    • b.

      In het eerste jaar ontvangt een organisatie het subsidiebedrag, zoals deze is vastge-steld in het jaar 2010, verminderd met 33% gerekend over het verschil tussen het hiervoor genoemde subsidiebedrag en het subsidiebedrag waarvoor een organisatie op grond van de BSV 2011 in aanmerking zou komen;

    • c.

      In het tweede jaar ontvangt een organisatie het subsidiebedrag, zoals deze is vastge-steld in het jaar 2010, verminderd met 67% gerekend over het verschil tussen het hiervoor genoemde subsidiebedrag en het subsidiebedrag waarvoor een organisatie op grond van deze beleidsregel in aanmerking zou komen;

    • d.

      In het derde jaar ontvangt een organisatie het lagere subsidiebedrag of nul Euro waarvoor zij op grond van de BSV 2011 in aanmerking zou komen.

    • e.

      Lid a t/m c zijn niet van toepassing wanneer het verschil tussen het subsidiebedrag, zoals deze is vastgesteld in 2010 van toepassing was en het subsidiebedrag waar-voor een organisatie op grond van de BSV 2011 in aanmerking zou komen € 500,-- of minder is.

Artikel 3.2. Slotbepalingen
  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking;

  • 2.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2011.

Voetnoot

1

BSV 2011 = Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2011

Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2011 - Toelichting

In deze toelichting worden de Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2011 waar nodig voorzien van een toelichting. De artikelen die in deze handleiding niet worden genoemd spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.

De Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2011 vindt zijn basis in artikel 1.2, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening 2008 en vormt nadere bepalingen op datgene wat in alge-mene zin is verwoord in de Algemene subsidieverordening 2008.

Toelichting op een aantal artikelen uit de Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2011

Artikel 1.1

In paragraaf 4.2.8.2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn vereisten voor de subsidieaanvraag opgenomen. In artikel 1.1 van de Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008 zijn deze vereisten nog aangevuld.

Artikel 1.2

Zowel in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) als in artikel 3.1 van de Algemene subsidieverordening 2008 zijn weigeringsgronden ten aanzien van de subsidieverlening geformuleerd. In artikel 1.2 van de Beleidsregel subsidieverstrek-kingen 2011 zijn deze weigeringsgronden meer geconcretiseerd. Het eerste en tweede lid behoeven geen nadere toelichting. Met het derde lid wordt bedoeld dat een organisatie wan-neer deze een subsidieaanvraag voor een bepaalde activiteit heeft ingediend niet de moge-lijkheid heeft voor die activiteit twee of meer gemeentelijke subsidies (budget-, norm-, waar-derings- en projectsubsidie) te ontvangen. Artikel 1.2, lid 1m en 1n zijn bij besluit van College op 17-11-2009 geconcretiseerd voor wat betreft toepassing van het hier genoemde percentage bij normsubsidies met een doelgroe-pencomponent zoals bij artikel 2.6, lid 3d.

Artikel 2.1

Dit artikel wijst op een uitzonderingssituatie voor een afgebakende categorie organisaties die ruimte huren in het SCEC ’t Mozaïek. Bovendien gaat het om organisaties, waarbij afspraken in het verleden de basis vormen. Dit betekent dat organisaties die vanaf heden ruimte gaan huren in het SCEC ’t Mozaïek niet in aanmerking komen voor een compensatie in de huisvestingskosten. Daarnaast duidt dit artikel op een “sterfhuisconstructie”, inhoudende dat wanneer een organisatie die al jaren ruimte huurt in het SCEC ’t Mozaïek in een eventueel nieuw onderkomen niet voor een fi-nanciële compensatie in de huisvestingskosten in aanmerking kan komen. Voor berekening van de huisvestingskostensubsidie geldt als peiljaar 2008 en komen voor subsidie in aanmerking de kale huursom en de servicekosten. Dus niet de door de verhuur-der in rekening te brengen energiekosten.

Deze subsidie is uitsluitend voorbehouden aan het huren van ruimte in het SCEC ’t Mozaïek.

Zonder aanspraak op een normsubsidie of budgetsubsidie bestaat nimmer aanspraak op een huisvestingskostensubsidie.

Artikel 2.2 Besluitvorming meerjarige budgetsubsidie hoger dan € 100.000,-

Bij toepassing van dit artikel geldt een verwijzing naar de toelichting op de Algemene subsi-dieverordening 2008, artikel 1.6, lid 3.

Artikel 2.3, lid 9 en artikel 2.16, lid 7 en artikel 2.26, lid 9.

Deze artikelen hebben allen betrekking op het subsidieplafond. De raad stelt jaarlijks de ge-meentebegroting vast. In de gemeentebegroting zijn voor verschillende beleidsterreinen, zoals sport, amateurkunst, culturele en maatschappelijke vorming, ouderenwerk, etc. budget-ten opgenomen. Op grond van artikel 2.3, lid 9 en artikel 2.16, lid 7 en artikel 2.26, lid 9 vormt dit budget tevens het subsidieplafond, d.w.z het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift (artikel 4:22 Awb). Wanneer het subsidieplafond bij een eventuele subsi-dieverlening zou worden overschreden heeft het college de bevoegdheid op grond hiervan de subsidieaanvraag te weigeren of de subsidie te verlagen.

Artikel 2.13

Onder het begrip “”woonruimte” wordt verstaan: gebouwen of delen van een gebouw die volgens de bouw of verbouw blijvend zijn bestemd voor permanente bewoning. Het begrip woonruimte omvat:

* zelfstandige woonruimte (huizen, appartementen)

* onzelfstandige woonruimte (kamers, etages zonder eigen opgang en eigen voorzieningen)

* woonwagens en de bijbehorende standplaats.

Woonruimten zijn iets anders dan huishoudens. Er zijn meer huishoudens dan woonruimten.

Het voor de gemeente Wijchen geldende aantal woonruimten staat op de site van het minis-terie Binnenlandse Zaken. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/circulaires/2010/09/21/rekenmodel-septembercirculaire-2010.html. Bij het invullen van onze gemeentecode (296), blijkt dat het aantal woonruimten in 2010 16.864 is.

Artikel 2.15-B

De “brede school” is een samenwerkingsverband tussen diverse partners die een relatie hebben met kinderen / jeugd van 0–19 jaar en de rest van de wijk met als doel om de door-gaande lijn te versterken, waarbij optimale kansen worden geschapen voor kind en volwas-sene. Een samenwerkingsverband wordt erkend als brede school als minstens drie partners met elkaar een samenwerkingsovereenkomst / convenant hebben ondertekend om met el-kaar de brede schoolontwikkeling vorm en inhoud te geven. Uitgangspunt moet zijn dat sa-men gewerkt wordt aan een doorgaande lijn tussen de verschillende organisaties.

In het Coördinatieoverleg brede scholen nemen in elk geval deel: Samenwerkingsstichting Kans&Kleur, De Eerste Stap en Stichting MEER Wijchen. Lid 6 is opgenomen omdat een activiteitenplan voor brede schoolactiviteiten in de volgende subsidieperiode (kalenderjaar) doorgaans pas in juni voorafgaand aan dat kalenderjaar wordt opgesteld. De algemene sub-sidieverordening hanteert 1 april als uiterste termijn voor de subsidieaanvraag.