Organisatie | Wijchen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Woonschepenverordening 1998 |
Citeertitel | Woonschepenverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Woonschepenverordening wijziging door toeveging bijlage met kaartje x |
Datum inwerkingtreding is achtste dag na bekendmaking.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-03-1998 | Bijlage | 26-03-1998 Wegwijs | Onbekend | ||
26-03-1998 | 26-03-1998 | nieuwe regeling | 26-03-1998 Onbekend. | 1.754.213 |
De in deze verordening genoemde maten worden uitwendig gemeten daar waar zij het grootst zijn. Ondergeschikte bouwdelen zoals lichtkoepels en antennes worden niet meegerekend.
Artikel 3 Verboden ligplaatsen
Het is verboden met een woonschip een ligplaats in te nemen of te hebben of een ligplaats voor een woonschip beschikbaar te stellen buiten de op grond van artikel 5 aangewezen gedeelten van het openbaar water.
Artikel 4 Woonschepen in aanbouw of reparatie
Het verbod van artikel 3 is niet van toepassing op woonschepen die in aanbouw of in reparatie zijn, zolang zij zich op of aan een scheepswerf dan wel in of bij een reparatieinrichting bevinden.
Artikel 9 Intrekking ligplaatsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen de ligplaatsvergunning intrekken indien:
Burgemeester en Wethouders kunnen in het kader van de zorg voor de naleving van de bepalingen van deze verordening toezichthouders aanwijzen.
Overtreding van de artikelen 3 en 6, eerste lid, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 15 Opsporingsambtenaren
De opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door Burgemeester en Wethouders met de zorg voor de naleving zijn belast, ieder voor zover het feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
Zij die belast zij met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woonschip zonder toestemming van de bewoner.
Toelichting op de woonschepenverordening
Deze verordening geldt voor woonschepen. Permanent bewoonde woonschepen vallen onder de begripsbepaling. Niet alleen wooonschepen, maar schepen die worden gebruikt voor andere doeleinden kunnen onder de definitie vallen. Men kan dan denken aan een winkeltje of een werkplaats. Met deze bepaling wordt overigens niet beoogd de schepen waarmee bedrijfsmatige activiteiten worden gedreven (binnenscheepvaart) onder de werkingssfeer van de verordening te brengen.
De verordening geldt niet voor jachten en andere pleziervaartuigen, als en zolang deze als zodanig worden gebruikt. Jachten en andere pleziervaartuigen worden geacht niet als zodanig te worden gebruikt als -bijvoorbeeld op grond van aansluiting op openbare nutsvoorzieningen, andere aan de wal getroffen voorzieningen of anderszins- redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat het gebruik als zodanig feitelijk slechts bijzaak is.
Bij de wijze van meten moet worden bedacht dat het woonschip in zijn geheel niet die omvang mag hebben dat de doorvaartmogelijkheden van de beroeps- of recreatievaart worden bemoeilijkt. Ook kunnen de mogelijkheden van verplaatsing een rol spelen. Voor onderhoud aan ijzeren casco's moet immers een werf bereikbaar zijn.
Uitgangspunt is dat het slechts is toegestaan om binnen de gemeente met een woonschip een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen op de daartoe aangewezen plaatsen. Bij het aanwijzen van ligplaatsen gaat het om een afweging van diverse belangen (zoals planologische en nautische belangen). Daarnaast is andere wetgeving (zoals de Wet milieubeheer, het Algemeen reglement van politie voor rivieren en Rijkskanalen of het Binnenvaartpolitiereglement) relevant bij het al dan niet aanwijzen van ligplaatsen.
Om niet in strijd te komen met de Wet op de woonwagens en woonschepen moet een aanwijzingsbesluit worden genomen. Er moet tenminste een mogelijkheid zijn aangewezen om met een woonschip binnen de gemeente een ligplaats in te nemen.
Het verbod om met een woonschip een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen op de daartoe aangewezen plaatsen is niet van toepassing op woonschepen die zich vanwege aanbouw of reparatie op of bij een scheepswerf of reparatie-inrichting bevinden.
De verordening gaat ervan uit dat de acceptabele ligplaatsen worden aangegeven op een kaart die onderdeel vormt van de verordening: een ligplaatsenkaart (lid 1).
Zodra de verordening met de ligplaatsenkaart is vastgesteld, is het vervolgens raadzaam om de kaart bij wijziging van bestemmingsplannen actueel te houden. De situatie dat een aanvraag om een ligplaatsvergunning past in het nieuwe bestemmingsplan, terwijl die aanvraag op grond van de inmiddels verouderde ligplaatsenkaart moet worden geweigerd, moet immers worden voorkomen. In lid 2 is daarom aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid gegeven om de ligplaatsenkaart te actualiseren ingeval er een nieuw bestemmingsplan is opgesteld of een bestemmingsplan is herzien.
De eigenaar van het woonschip moet beschikken over een ligplaatsvergunning.
Dit artikel bepaalt niet dat de aanvraag van een vergunning moet worden ingediend op een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld formulier. Deze bepaling kan achterwege blijven nu dit aspect is geregeld in artikel 4:4 Awb.
Lid 2 omvat de weigeringsgronden voor de ligplaatsvergunning.
Lid 3 bepaalt welke gegevens de ligplaatsvergunning omvat.
In lid 1 is geregeld dat de ligplaatsvergunning overdraagbaar is. Dit betekent dat ingeval de eigenaar zijn woonschip met ligplaats verkoopt aan een ander, die rechtsopvolger tevens in bezit komt van de ligplaatsvergunning. Dit is logisch, want de vergunning stelt geen eisen aan de eigenaar van het woonschip. Indien de eigenaar zijn woonschip wil vervangen door een ander schip, dan is wel een nieuwe ligplaatsvergunning vereist.
Lid 2 houdt in dat Burgemeester en Wethouders verplicht zijn tot overschrijving als daarom wordt verzocht door de vergunninghouder en de rechtverkrijgende.
In dit artikel is niet bepaald dat de nieuwe vergunning pas geldt nadat zij aan de betrokkene is gezonden, omdat artikel 3:40 Awb dat reeds bepaalt.
Als de eigenaar zijn woonschip verkoopt en de ligplaatsvergunning aan de nieuwe eigenaar geeft zonder medeweten van de gemeente, dan kunnen Burgemeester en Wethouders die vergunning intrekken. De gegevens op de vergunning komen dan immers niet meer overeen met de werkelijke situatie (artikel 9, sub b, Woonschepenverordening). Dit waarborgt dat bij eigendomsoverdracht om overschrijving wordt gevraagd en de gemeente een actueel overzicht behoudt van de eigenaar van het woonschip.
Als er een wijziging van de ligplaatsvergunning nodig is (bijvoorbeeld omdat aan het schip veranderingen zullen worden aangebracht), moet de vergunninghouder een nieuwe ligplaatsvergunning aanvragen (lid 1). Een dergelijke wijziging kan worden beschouwd als een nieuwe aanvraag. Vandaar dat dezelfde procedureregels gelden, behoudens de bepaling dat de vergunning wordt geweigerd als voor die ligplaats al een vergunning is verleend. De bestaande vergunning geldt immers nog.
Een waterleidingbedrijf heeft geen wettelijke verplichting om water te leveren, maar wel een morele. Doorgaans zal de levering van leidingwater langs kades geen problemen opleveren. In de zogenaamde onrendabele gebieden zal het bedrijf wel water leveren mits de aanvrager de kosten van de aansluiting betaalt.
Dit artikel bevat de verplichting voor de houder van de ligplaatsenvergunning om het woonschip aan te sluiten op het openbaar riool, voor zover aanwezig. Als de gemeente openbaar riool heeft aangelegd, is het namelijk wenselijk dat daarvan gebruik wordt gemaakt.
De gemeentelijke zorgplicht voor de riolering gaat echter niet zo ver dat een gemeente een riolering moet aanleggen indien een ligplaatsvergunning is verleend.
De artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering wijzen de ambtenaren aan die met de opsporing van strafbare feiten zijn belast. Artikel 141 noemt ambtenaren met een algemene opsporingsbevoegdheid, zoals politieagenten. Uit de bewoordingen van artikel 142 blijkt dat de gemeentelijke wetgever bevoegd is om in zijn verordeningen buitengewone opsporingsambtenaren aan te wijzen.
Op basis van artikel 14 kunnen Burgemeester en Wethouders gemeenteambtenaren aanwijzen als buitengewoon opsporingsambtenaar.
De bekendmaking en inwerkingtreding van onder andere verordeningen is geregeld in paragraaf 5 (de artikelen 139 tot en met 145) van de Gemeentewet. Artikel 142 bepaalt dat de besluiten in werking treden met ingang van de achtste dag na datum van de bekendmaking, tenzij in de besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen. In lid 1 is deze periode overgenomen.