Organisatie | Bunnik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning 2010 |
Citeertitel | Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Bunnik 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze verordening volgt de Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Bunnik 2007 op.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-02-2011 | 01-01-2015 | Wijziging artikelen 6, 32, 33 | 10-02-2011 Nieuwsbode | 09-005 | |
01-01-2010 | 01-01-2011 | Nieuwe Regeling | 16-12-2009 Nieuwsbode 30 december 2009 | 09-126 |
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010
De raad van de gemeente Bunnik; gelezen het voorstel van het college d.d. 10 november 2009; gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van individuele voorzieningen en de hulp bij het huishouden bij verordening te regelen, besluit: vast te stellen de volgende Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;
Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
Artikel 2. Voorwaarden voor de toekenning van een voorziening
Geen voorziening wordt toegekend indien:
een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordeningen is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.
Personen die in aanmerking komen voor een individuele voorziening hebben de keuze tussen het ontvangen van de voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbare voorziening anders dan in natura, bestaande uit een persoonsgebonden budget, waaronder de financiële vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964. Het bepaalde in dit artikel geldt behoudens het bepaalde in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4. Voorziening in natura.
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst gemeente Bunnik van toepassing.
Artikel 5. Financiële tegemoetkoming.
Op de verstrekking van een financiële tegemoetkoming zijn de voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik van toepassing
Artikel 6. Persoonsgebonden budget.
Op het persoonsgebonden budget zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
de omvang van het persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie te verstrekken goedkoopst adequate voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Bunnik;
Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.
Artikel 7. Eigen bijdragen en eigen aandeel.
Bij het verstrekken van individuele voorzieningen in natura of anders dan in natura kan worden bepaald dat de aanvrager een eigen bijdrage is verschuldigd. Bij toekenning van een financiële tegemoetkoming kan worden bepaald dat de aanvrager een eigen aandeel is verschuldigd, door de financiële tegemoetkoming af te stemmen op het inkomen van de aanvrager. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.
Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.
Artikel 8. Vormen van hulp bij het huishouden.
De door het college, ter compensatie van beperkingen inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 9. Gebruikelijke zorg.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet komt niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.
Artikel 13. Soorten individuele woonvoorzieningen.
De in artikel 12 onder a., b. en c. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
Artikel 14. Primaat van de verhuizing.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 13 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen het normale gebruik en/of de bereikbaarheid van de woning belemmeren.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan pas voor een voorziening als bedoeld in artikel 13 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 13, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
Artikel 15. Primaat van de losse woonunit.
Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
De aanvraag van een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
De aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.
Artikel 19. Terugbetaling bij verkoop.
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.
Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.
Artikel 20. Vormen van vervoersvoorzieningen.
De door het college, ter compensatie van beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 21. Het recht op een algemene voorziening.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 20 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen :
Artikel 22. Het primaat van het collectief vervoer.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan pas voor de in artikel 20, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:
Artikel 22a. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen.
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.
Artikel 23. Omvang in gebied en in kilometers.
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming
Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.
Artikel 24. Vormen van rolstoelvoorzieningen.
De door het college, ter compensatie van beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 25. Incidenteel en dagelijks rolstoelgebruik en sportrolstoel.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 25, onder a. en b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen incidenteel of dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 25, onder c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen het sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.
Artikel 26. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.
Met uitzondering van het gestelde in artikel 26, lid 1 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten.
Artikel 27. Gebruik aanvraagformulier.
Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.
Artikel 30. Samenhangende afstemming.
Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Uitgangspunt is, dat waar de aanvraag ook wordt ingediend (lokaal loket of het Centrum Indicatiestelling Zorg), de ontvangende partij verantwoordelijk is voor samenhangende afstemming op de situatie van de aanvrager.
Artikel 31. Wijzigingen in de situatie.
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Artikel 32. Intrekking van een voorziening
Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een voorziening anders dan in natura kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget niet binnen zes maanden na uitbetaling daarvan is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Indien uit de steekproef in gevolge artikel 6, derde lid en onder b, blijkt, dat (een gedeelte van) het persoonsgebonden budget niet is besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt, dan wel dat sprake is van niet bestede gelden, kan het college deze gelden terugvorderen binnen drie maanden na mededeling daarvan aan de budgethouder.
Artikel 34. Hardheidsclausule.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na 4 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.