Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 15 maart 2011 tot vaststelling van het Protocol depositiebank Utrecht 2011, met het oog op de vaststelling van inzichtelijke en juridisch houdbare regels voor de werking van de stikstofdepositiebank Utrecht. |
Citeertitel | Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 15 maart 2011 tot vaststelling van het Protocol depositiebank Utrecht 2011, met het oog op de vaststelling van inzichtelijke en juridisch houdbare regels voor de werking van de stikstofdepositiebank Utrecht. |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | milieu |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-04-2011 | 01-03-2011 | 01-06-2013 | Nieuwe regeling | 15-03-2011 Provinciaal blad, 2011, 18 | niet bekend |
Gedeputeerde staten van Utrecht; Gelet op artikel 20 van de Verordening, Veehouderij, stikstof en Natura 2000 Provincie Utrecht 2011 en op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht; Overwegende dat het noodzakelijk is om de stikstofdepositie op stikstofgevoelige beschermde natuurmonumenten in de provincie terug te dringen en dat het tevens wenselijk is de ontwikkeling van veehouderijbedrijven in de provincie Utrecht mogelijk te maken. Besluiten vast te stellen het volgende Protocol: Inleiding De depositiebank is onderdeel van de Verordening veehouderij, stikstof en Natura 2000 Utrecht (hierna: de verordening). De verordening beoogt: - het beschermen van natuur en landschap, waaronder het terugdringen van de achteruitgang van biodiversiteit door reductie van de stikstofdepositie; - het mogelijk maken van agrarisch bedrijfsontwikkeling in combinatie met de eisen ten aanzien van emissiearme technieken en de mogelijkheid van saldering; - het terugdringen van de regeldruk en administratieve lasten door facilitering van saldering via de depositiebank. De depositiebank is een registratie- en monitoringssysteem dat de ontwikkelingen van de N-depositie van veehouderijbedrijven registreert en via saldering de mogelijkheid biedt voor agrarische bedrijfsontwikkeling. Door te salderen wordt een door een bedrijf veroorzaakte toename van de N-depositie op een N-gevoelig habitat verevend met de afname van de N-depositie op hetzelfde habitat als gevolg van het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de bedrijfsvoering door (een of meer) andere bedrijven. Salderingen verlopen (verplicht) via de depositiebank. De depositiebank wordt door de provincie beheerd. De depositiebank faciliteert uitbreidende veehouderijen in hun (verplichte) saldering en beperkt daarmee de financiële en administratieve lasten van veehouderijen in sterke mate. Het terugdringen van deze lasten betekent een besparing voor de agrarische sector die compensatie biedt voor de kosten van de technische staleisen uit de verordening. In artikel 20 van de verordening is opgenomen dat GS nadere regels vaststellen over de wijze waarop de depositiebank gevuld wordt en depositierechten worden uitgegeven. Middels dit protocol depositiebank geven GS uitwerking aan het gestelde in artikel 20 van de verordening. Het protocol Depositiebank bevat regels voor de werkwijze en het gebruik van de depositiebank. Hierin wordt duidelijk hoe de depositiebank werkt, welke stappen gezet moeten worden, door wie, wanneer en onder welke voorwaarden. Voor de begripsbepaling, evenals de regels ten aanzien van saldering en de categorieën die worden onderscheiden, wordt verwezen naar de tekst en toelichting van de Verordening veehouderij, stikstof en Natura 2000. Voor de berekening van de stikstofdepositie vanuit de veebedrijven op stikstofgevoelige habitats dient gebruik gemaakt te worden van habitattypenkaarten, die op de website van de provincie Utrecht zijn te vinden. Nadere regels depositiebank
Paragraaf 2. Procedure salderingsverzoek
Het indienen van een salderingsverzoek dient te worden gedaan door alle initiatiefnemers binnen de provincie Utrecht, die na 1 maart 2011 een nieuwe stal bouwen dan wel een stal geheel of gedeeltelijk renoveren, waarvoor een bouwvergunning krachtens de Woningwet noodzakelijk is. Relevant is of de bedrijfsontwikkeling leidt tot een depositietoename ten opzichte van de gecorrigeerde depositie van de uitgangssituatie op 07-12-2004 of, bij het in bezit hebben van een geldende Natuurbeschermingswetvergunning, ten opzichte van de gecorrigeerde depositie van de uitgangssituatie in die vergunning, zoals bedoeld in artikel 22 van de verordening.
Behandeling van een verzoek tot saldering vindt plaats in volgorde van binnenkomst van het complete meldingsformulier via de post danwel via de e-mail bij de provincie.
In gevallen van gelijke datum van een poststempel bepaalt de mate van het beroep op de ruimte in de depositiebank de volgorde van behandeling. De bedrijven die het minst grote beroep doen op depositie, worden hierbij het eerst behandeld. Daarbij worden aanvragen in de onderscheiden depositiecategorieën (A en B, zie artikel 17 juncto 9 van de verordening) van > 1% KDW danwel ≤ 1% KDW gescheiden in behandeling genomen;
In het meldingsformulier geeft de initiatiefnemer aan in welke depositiecategorie het bedrijf valt ( 1% KDW, resp. > 10%, danwel > 50% van de KDW) en welke hoeveelheid stikstofdepositie maximaal gesaldeerd dient te worden. Dit op basis van een berekening van de maximale N-depositie in zowel de uitgangs- als de beoogde situatie met behulp van AagroStacks of een op later tijdstip in te voeren wettelijk depositiemodel. Bepaling van de depositiecategorie vindt plaats door de hoogste deposities te berekenen ten opzichte van de afzonderlijke habitattypen in nabijgelegen Natura 2000-gebieden en daarna het hoogste verhoudings-% van de “hoogste depositie op een bepaald habitattype: Kritische Depositie Waarde (KDW) van het betreffende habitattype” te bepalen.
Het besluit1 bevat onder meer mededelingen over hoeveelheid en datum van de voorlopige onttrekking (reservering) en de mededeling dat de onttrekking tijdelijk is voor een periode van ten hoogste een jaar en definitief wordt op het moment dat de bedrijfswijziging in het Bestand Veehouderijbedrijven Utrecht (BVB-Utrecht) is opgenomen. Indien de tijdelijke onttrekking eindigt door tijdsverloop, kan een verzoek tot verlenging van de termijn ingediend worden. Dit verzoek dient ondersteund te worden door een met redenen omklede, gemeentelijke verklaring dat tijdsverloop aan de orde is. Indien een verlenging wordt toegestaan, geldt deze ten hoogste voor een jaar. Het verlengen van de termijn gebeurt maximaal één keer per reservering.
Indien het besluit inhoudt dat er ten aanzien van een of meerdere Natura 2000-gebieden te weinig ruimte in de depositiebank aanwezig is om de gevraagde saldering uit te voeren zullen Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht in overleg treden met de initiatiefnemer. Er doen zich dan 2 mogelijke situaties voor:
GS treden, voordat een definitief besluit wordt genomen, met de initiatiefnemer in overleg met de mededeling dat toetsing van het salderingsverzoek heeft plaatsgevonden en dat op basis van de voorhanden zijnde gegevens geconcludeerd is dat niet op een termijn van 6 maanden kan worden voldaan aan het salderingsverzoek. Aangegeven zal worden dat er voor sommige locaties, gezien de specifieke ligging ten opzichte van (specifieke) habitattypen weinig tot geen vooruitzichten zijn op voldoende ruimte, dus dat het weinig “zin” heeft om het salderingsverzoek aan te houden. In die situaties volgt een negatief besluit, omdat niet voldaan kan worden aan het salderingsverzoek. Het staat de initiatiefnemer vrij om na verloop van tijd weer een nieuw al dan niet gewijzigd (met minder emissie- en depositietoename) salderingsverzoek in te dienen.
GS treden, voordat een besluit wordt genomen, met de initiatiefnemer in overleg over het feit dat er op dat moment voor één of meerdere habitattypen te weinig ruimte is in de depositiebank, maar dat er binnen een termijn van 6 maanden wel uitzicht kan zijn op vulling van de bank. Het voorstel zal dan zijn om het salderingsverzoek voor maximaal een periode van 6 maanden, aan te houden en op een wachtlijst te plaatsen. Deze aanhouding vindt gescheiden plaats in de twee depositiecategorieën, nl. voor gevallen waarvan de depositie op basis van de beoogde situatie ≤ 1% van de KDW van een stikstofgevoelige habitat bedraagt en een categorie > 1% van de KDW. In genoemd overleg komt tevens aan de orde welke mogelijke acties ten behoeve van verdere vulling van de depositiebank in gang kunnen worden gezet. Afhandeling van de op de wachtlijsten (>1% KDW en
Het in overleg aanhouden van een salderingsverzoek of -verzoeken, betekent tevens dat GS van de provincie Utrecht met initiatiefnemers van later binnengekomen salderingsverzoeken ten opzichte van dezelfde habitattypen, in overleg gaat, met de mededeling dat er onvoldoende ruimte is in de depositiebank. Ook voor deze nieuwe gevallen geldt hetgeen gesteld is in 2.10 en dat ze kunnen worden opgenomen op één van de wachtlijsten. De volgorde van behandeling van gevallen op de wachtlijst is conform het gestelde in 2.4 van dit protocol. Pas bij hernieuwde vulling van de depositiebank, wordt gescreend of er ook aan deze salderingsverzoeken kan worden voldaan. Ook deze verzoeken zullen 6 maanden op de wachtlijst worden opgenomen.
Er wordt voor een periode van maximaal een jaar een reservering van depositierechten (tijdelijke onttrekking depositierechten) via de depositiebank gedaan. Deze tijdelijke reservering wordt omgezet in een definitieve onttrekking als de bedrijfswijziging in het Gis-bestand is ingevoerd. Indien na een jaar nog geen definitieve bouwvergunning danwel een daarmee overeenkomende omgevingsvergunning in werking is getreden dan eindigt de tijdelijke onttrekking. Er kan na genoemd jaar een verzoek tot verlenging worden ingediend (zie 2.9 van dit protocol).
Paragraaf 3. Procedure vulling en uitgifte depositiebank
Uitgifte van depositierechten vindt plaats ten behoeve van initiatiefnemers, die een nieuwe stal bouwen dan wel een stal geheel of gedeeltelijk renoveren na 1 maart 2011 waarvoor een Omgevingsvergunning, dan wel een bouwvergunning krachtens de Woningwet noodzakelijk is, wat leidt tot een depositietoename ten opzichte van de gecorrigeerde depositie van de uitgangssituatie op 07-12-2004 of, bij het in bezit hebben van een geldende natuurbeschermings-wetvergunning, ten opzichte van de gecorrigeerde depositie van de uitgangssituatie in die vergunning (zie artikel 22 van de verordening).
Paragraaf 4. Berekeningswijze saldering
De initiatiefnemer geeft via het meldingsformulier aan hoeveel stikstofdepositie er per habitattype gesaldeerd dient te worden. Indien er dient te worden gesaldeerd is de hoeveelheid te salderen depositie per habitattype per Natura 2000-gebied gelijk aan het verschil in depositie als gevolg van emissies op basis van het gecorrigeerde emissie-plafond behorend bij de vergunde situatie op 7 december 2004 en de beoogde bedrijfssituatie. Tevens geeft de initiatiefnemer aan in welke, in artikel 17 van de verordening onderscheiden depositiecategorie, de beoogde bedrijfssituatie zich bevindt (van > 0,051 mol – 1% KDW, > 1% KDW – 10% KDW, > 10 – 50% KDW en > 50% KDW). De berekening dient te gebeuren op basis van AagroStacks of een op later tijdstip in te voeren wettelijk depositiemodel.
Indien er tussen 07-12-2004 en de inwerkingtreding van de verordening reeds een uitbreiding van depositie heeft plaatsgevonden ten opzichte van het depositieniveau van 07-12-2004, dient dit ook in het meldingsformulier te worden aangegeven. Beoordeeld zal worden of deze uitbreidingen vallen onder de overgangsbepalingen van de verordening (artikel 36). Hiervoor zal een aparte berekeningswijze gehanteerd worden om uitvoering te geven aan de overgangsregeling.
De door de depositiebank te gebruiken AAgroStacks-versie wijkt op een aantal punten af van de AAgroStacks-versie die ter beschikking is gesteld door het Ministerie van LNV in het kader van het landelijke Toetsingskader ammoniak, 2007. Hierdoor kunnen afwijkingen optreden tussen hetgeen aan depositie wordt berekend door initiatiefnemers en de berekening door de depositiebank. Bij verschillen wordt onderscheid gemaakt tussen de door de initiatiefnemer berekende depositiecategorie en de door de depositiebank te maken berekeningen in het kader van het salderingsverzoek. De door de initiatiefnemer aangegeven depositiecategorie wordt als uitgangspunt genomen bij indeling in een depositiecategorie. Hierop is het gestelde in 4.3 van dit Protocol van toepassing.
In het kader van de depositiebank wordt de depositie berekend als de depositie op het centrum van een vlak op een grid met cellen van 25*25m, welke geheel of gedeeltelijk overlappen met een habitat in een Natura 2000 gebied. Op basis van alle berekende waarden wordt de maximale depositie bepaald in mol/ha/jr. De totale depositie wordt berekend door het ruimtebeslag van individuele habitats op individuele gridcellen te vermenigvuldigen met de berekende waarde en deze waarden te sommeren over habitats per Natura 2000 gebied, voor alle habitats en alle Natura 2000 gebieden. Alleen gridcellen met een depositie in de beoogde situatie > 0,051 mol/ha/jr worden bij de sommering meegenomen. Alleen habitats met een totale depositie > 0,051 mol worden als input of te salderen beschouwd. De berekeningen worden uitgevoerd met een voor de depositiebank aangepaste versie van AAgroStacks. Deze versie staat meer rekenpunten toe en heeft een groter bereik dan de oorspronkelijke versie van AagroStacks. In het kader van de depositiebank worden berekeningen uitgevoerd:
Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 15 maart 2011. Gedeputeerde Staten van Utrecht, R.C. ROBBERTSEN, voorzitter. K. WISOTZKY, secretaris wnd. Uitgegeven 28 maart 2011 Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen H. GOEDHART, secretaris a.i.
1) De reikwijdte van het besluit is voor de verschillende categorieën gevallen uitgewerkt in de opsomming a) t/m e) van artikel 13 van de Verordening veehouderij, stikstof en Natura 2000 Utrecht. Daarbij doen zich de volgende mogelijkheden voor: het toepassen van de gevraagde saldering(en), het aanschrijven over het beperken van de bedrijfsomvang, dan wel het treffen van technische voorzieningen, danwel een verbod op het uitvoeren van debeoogde bedrijfsontwikkeling. De inhoud van de beslissing zal altijd bepaald worden door de specifieke omstandighedenvan het geval