Aanwijzingsbesluit woonschepen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland;

Gelet op artikel 5:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland 2010 (APV) dat luidt:

• 1.

  Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

• 2.

  Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

  • a.

    nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

  • b.

    beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

• 3.

  Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland of de Verordening Bescherming Landschap en Natuur Zuid-Holland;

Overwegende dat:

• -

  zonder regelgeving over ligplaatsen de Westlandse wateren zouden dichtslibben met woonschepen;

• -

  de veiligheid op het water hierdoor verstoord wordt, doordat boten op het water elkaar dan niet kunnen passeren;

• -

  door het permanente karakter van de woonschepen het uiterlijk aanzien van de gemeente verstoord zou worden als in de Westlandse wateren zonder regelgeving met een woonschip een ligplaats kan worden ingenomen;

• -

  het uiterlijk aanzien van de gemeente verstoord zou worden als woonschepen uit meerdere verdiepingen bestaan en een grotere oppervlakte dan 40 m2 hebben;

• -

  woonschepen gebruikt kunnen worden voor illegale huisvesting;

• -

  een algeheel verbod op woonschepen niet toegestaan is op grond van artikel 88 van de Huisvestingswet;

• -

  binnen het grondgebied van de gemeente Westland vier woonschepen zijn afgemeerd en deze locaties niet in strijd zijn met bovenstaande overwegingen en artikel 5:25 van de APV.

BESLUIT: