Organisatie | Kerkrade |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Marktbesluit Kerkrade 1999 |
Citeertitel | Marktbesluit Kerkrade 1999 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt Marktbesluit Kerkrade 1996.
Marktverordening Kerkrade 1999, artikel 1.5.
Branchepatronen weekmarkten
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-1999 | 28-06-2012 | Nieuwe regeling | 18-10-1999 Zuid-Limburger 07-07-2004 | 1999n0966 en 04n00424 |
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen.
Waar in dit Besluit sprake is van
a. de Marktverordening, wordt bedoeld de Marktverordening Kerkrade 1999;
b. het afdelingshoofd, wordt bedoeld het hoofd van de afdeling Openbare Orde en Veiligheid van de sector Burgers;
c. de portefeuillehouder, wordt bedoeld het lid van het College van Burgemeester en Wethouders tot wiens portefeuille het marktwezen behoort, dan wel diens vervanger
d. marktafval, wordt bedoeld het afval dat gedurende een marktdag op een standplaats ontstaat bij rechtmatig gebruik van de vergunning.
Tenzij anders vermeld is het college van Burgemeester en Wethouders het op grond van dit Besluit bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 1.3 instelling weekmarkten
De weekmarkten in de gemeente Kerkrade vinden plaats op de navolgende locaties en tijdstippen:
a. te Bleijerheide op het Dr. Ackensplein, op dinsdag van 8.30 uur tot 12.30 uur;
b. te Eygelshoven op het parkeerterrein aan de Velhofstraat/Torenstraat naast het Socioproject, alsmede in de Laurastraat, op zaterdag van 9.00 tot 17.00 uur;
c. te Kerkrade-Centrum op het pleingedeelte van de Markt, op vrijdag van 8.30 uur tot 12.30 uur;
d. te Spekholzerheide op het parkeerterrein aan de Carboonstraat, op woensdag van 8.30 uur tot 12.30 uur.
Hoofdstuk 2 - Nadere regels Marktverordening
Artikel 2.1.1 schriftelijkheid beschikkingen
Het voorschrift van schriftelijkheid uit het eerste lid geldt niet voor:
a. door de marktmeester in mandaat genomen beschikkingen ingevolge bepalingen uit Hoofdstuk 3 van de Marktverordening dan wel uit dit Besluit;
b. aanwijzingen door de marktmeester gegeven ingevolge artikel 4.6 Marktverordening;
c. beschikkingen met betrekking tot dagplaatsen, met uitzondering van die tot het opleggen van sancties;
d. andere beschikkingen die uit het oogpunt van spoedeisendheid niet schriftelijk worden gegeven.
Artikel 2.1.3 voorschriften indiening aanvragen
Voor de indiening van aanvragen om ontheffing gelden de navolgende nadere voorschriften:
a. een aanvraag als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 Marktverordening (vervanging wegens vakantie of tijdelijke arbeidsongeschiktheid) dient tenminste een week voorafgaande aan de vervanging, te worden ingediend bij de marktmeester. Het verzoek omvat de naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, adres en woonplaats van degene die de vergunninghouder tijdelijk vervangt.
b. een aanvraag als bedoeld in artikel 3.1 lid 4 Marktverordening (vervanging wegens bijzondere redenen) dient behoudens volstrekte verhindering, tenminste een werkdag voorafgaande aan de desbetreffende marktdag te worden ingediend bij de marktmeester, onder vermelding van de naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, adres en woonplaats van degene die de vergunninghouder tijdelijk vervangt. Het verzoek kan mondeling worden gedaan.
c. een aanvraag als bedoeld in artikel 3.2 lid 2 Marktverordening (absentie tijdens de markt wegens vakantie of tijdelijke arbeidsongeschiktheid) dient tenminste een week voorafgaande aan de vervanging, te worden ingediend bij de marktmeester. Het verzoek omvat de naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, adres en woonplaats van degene die de vergunninghouder tijdelijk vervangt.
d. aanvragen als bedoeld in artikel 3.2 lid 3 Marktverordening (absentie tijdens de markt om bijzondere reden) dient, behoudens volstrekte verhindering, tenminste een werkdag voorafgaande aan de desbetreffende marktdag te worden ingediend bij de marktmeester. Het verzoek kan mondeling worden gedaan.
Artikel 2.1.5. afwijkende standplaatsindeling/marktopstelling
Indien en zolang als toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 1.5 (tijdelijke verplaatsing van een markt),
a. kan van de vastgestelde marktopstelling worden afgeweken
b. kan van de vastgestelde standplaatsindeling worden afgeweken
c. kan het aantal standplaatsen worden beperkt
d. kunnen standplaatsen in hun omvang worden beperkt, indien en voorzover dit voortvloeit uit de verplaatsing van de markt en zulks naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders onvermijdelijk is met het oog op een ordelijke en doelmatige markt-opstelling.
Paragraaf 2 - Vergunningverlening en innemen van standplaatsen.
Artikel 2.2.1 registratie wacht- en anciënniteitslijst
Belanghebbende komt uitsluitend in aanmerking voor handhaving van de inschrijving gedurende het kalenderjaar volgend op dat als bedoeld in het eerste lid, indien hij tijdig een daartoe strekkend schriftelijk verzoek indient bij Burgemeester en Wethouders. Aan het afdelingshoofd is overgelaten nader te bepalen hoe het verzoek moet worden gedaan. Het verzoek om verlenging kan slechts betrekking hebben op de inschrijving voor het eerstvolgende kalenderjaar.
Artikel 2.2.2 aantonen ziekte door vergunninghouder
Burgemeester en Wethouders kunnen van een vergunninghouder die een beroep wenst te doen op het bepaalde in artikel 3.1 lid 3 sub b en artikel 3.2 lid 2 sub b van de Marktverordening (verschoningsrecht bij ziekte),
a. verlangen dat deze de ziekte als reden van verhindering aantoont door een geneeskundige verklaring over te leggen van de behandelende arts of van een specialist;
b. de medewerking verlangen aan een medisch onderzoek teneinde vast te stellen of hij al dan niet in staat is om zijn standplaats op de markt persoonlijk te bezetten.
Artikel 2.2.3 identiteit vergunninghouder
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.5 lid 2 van de Marktverordening, is vergunninghouder verplicht om gedurende het innemen van zijn standplaats op een voor het publiek goed waarneembare plaats aan zijn marktkraam of andere verkoopgelegenheid, een bord ter breedte van tenminste 40 cm en ter hoogte van tenminste 20 cm te hebben, waarop duidelijk leesbaar staat vermeld de naam van de rechthebbende op de standplaats, alsmede de eventuele bedrijfsnaam.
Paragraaf 3 - De orde en veiligheid op de markten.
Artikel 2.3.1 niet toegestane waren
Het is de vergunninghouder verboden om waren waarop een besluit van Burgemeester en Wethouders als bedoeld in artikel 1.8 Marktverordening van toepassing is, alsmede andere waren dan die waarvoor in de vergunning toestemming is verleend, op of bij zijn standplaats
Artikel 2.3.2 vergunningplicht kramen/verkoopmateriaal
Burgemeester en wethouders kunnen deze vergunning of toestemming onder voorwaarden verlenen. Voor zover het betreft de vergunning voor het plaatsen en verhuren aan vergunninghouder van standaard-kramen kunnen deze voorwaarden onder meer strekken tot het verrichten van diensten en werkzaamheden in verband met het plaatsen en/of verwijderen van materieel voor de afzetting van straten rondom het weekmarktterrein.
Artikel 2.3.4 tijdstip bezetten standplaats en aan/afvoer waren
Het bezetten van de standplaats, alsmede de aanvoer naar de standplaats van door de vergunninghouder ten verkoop aan te bieden waren en voorraden vindt niet eerder plaats, dan het hierna genoemde aantal uren voor het in artikel 1.3 genoemde aanvangsuur van de desbetreffende markt:
a. markt Bleijerheide: 1,5 uur
b. markt Eijgelshoven: 2,5 uur
Artikel 2.3.5 aanwijzing bezetten standplaats
In het belang van een doelmatige bezetting of ontruiming van standplaatsen op de markt, kunnen Burgemeester en Wethouders aan vergunninghouders de door hen noodzakelijk geachte aanwijzingen geven omtrent de chronologische volgorde, dan wel de wijze waarop deze hun standplaatsen dienen te bezetten, te bevoorraden en te ontruimen.
Artikel 2.3.6 beheer standplaatsen
Behoudens ontheffing van Burgemeester en Wethouders is het de vergunninghouder, tijdens de uren dat de markt voor publiek geopend is, verboden:
a. zijn standplaats te verlaten, anders dan om dringende redenen:
b. de doorgang in de voor het publiek bestemde wandelgangen op en langs het marktterrein op enigerlei wijze te belemmeren;
c. zich aan de voorzijde van de standplaats op te houden bij het te koop aanbieden, dan wel verkopen van waren;
d. de opstal op zijn standplaats af te breken of te verplaatsen;
e. waren of andere zaken naast een kraam of verkoopwagen uit te stallen.
Artikel 2.3.7 aanzien en reiniging van standplaatsen
Een vergunninghouder die handel drijft in vis, visprodukten en op de markt voor consumptie gereed gemaakte eetwaren, dient het ontstaan van hinder of stank zoveel mogelijk te voorkomen, respektievelijk deze zo goed mogelijk te bestrijden. Ijs dat gebruikt is voor het koelen van produkten, alsmede smeltwater daarvan afkomstig, mag uitsluitend worden geloosd op door de marktmeester daartoe aangewezen wijze.
Artikel 2.3.8 regulering elektriciteitsvoorziening
Het is de vergunninghouder zonder ontheffing van Burgemeester en Wethouders verboden op zijn standplaats
a. gebruik te maken van andere dan elektrische verlichting in en bij zijn kraam;
b. elektriciteit te betrekken op een andere wijze dan door Burgemeester en Wethouders is be-paald, dan wel zelf te voorzien in de elektriciteitsbehoefte anders dan middels batterijen of accu's.
Artikel 2.3.10 regulering bereiding eet- en drinkwaren
Een vergunninghouder die op zijn standplaats eet- en drinkwaren voor onmiddellijke consumptie gereed maakt, dient aan de voorzijde van zijn kraam of verkoopgelegenheid voorzieningen te plaatsen die bestemd en naar het oordeel van de burgemeester en wethouders ook in voldoende mate geschikt zijn voor het deponeren van afval door zijn klanten.
Paragraaf 4 - Handhaving en bevoegdheden
Artikel 2.4.1 mandaatbevoegdheden afdelingshoofd
Het afdelingshoofd oefent in naam van en onder verantwoordelijkheid van Burgemeester en Wethouders de bevoegdheden uit welke worden ontleend aan of krachtens
a. de in de hoofdstukken 2 tot en met 4 van de Marktverordening opgenomen bepalingen, uitgezonderd de bevoegdheid tot het aanwijzen van een afvalverwerker die zorg dient te dragen voor de verwijdering van hem aangeboden marktafval, met inbegrip van de bevoegdheid te bepalen of marktafval door vergunninghouders al dan niet kan worden aangeboden aan een daartoe aangewezen afvalverwerker;
b. artikel 2.1.5 van dit Besluit
c. de in hoofdstuk 2, paragraaf 2 en 3 van dit Besluit, opgenomen bepalingen, indien en voor zover een bevoegdheid niet aan iemand anders is gemandateerd;
Artikel 2.4.2 mandaatbevoegdheden marktmeester
De marktmeester oefent in naam en onder verantwoordelijkheid van Burgemeester en Wethouders de bevoegdheden uit welke worden ontleend aan of krachtens de navolgende bepalingen uit de Marktverordening:
a. artikel 2.6 (beheer anciënniteitslijst)
b. artikel 2.7 (beheer wachtlijst)
c. artikel 2.8 (beheer wachtlijst)
d. artikel 2.15 (toewijzing dagplaats)
e. artikel 2.16 (weigering dagplaats)
f. artikel 2.17 (toewijzing standwerkersplaats)
g. artikel 3.1 (ontheffing persoonlijk bezetten van standplaats)
h. artikel 3.2 (ontheffing feitelijk innemen van standplaats)
i. artikel 3.3 (tijdstip verkoop en bezetten standplaats)
k. artikel 3.4 lid 3 (ontheffing tijdstip aan/afvoer waren)
l. artikel 4.4 (verwijdering van de markt als ordemaatregel)
De marktmeester oefent in naam en onder verantwoordelijkheid van Burgemeester en Wethouders de bevoegdheden uit welke worden ontleend aan de navolgende bepalingen uit dit Besluit:
a. artikel 2.3.3 (ontheffing gebruik kraamverbreders)
b. artikel 2.3.5 (aanwijzing bezetten standplaats)
c. artikel 2.3.6 (toezicht beheer standplaatsen)
d. artikel 2.3.7 (beoordeling aanzien/reinigen standplaats); artikel 2.4.1 lid 1 sub a, tweede en volgende zinsneden zijn van overeenkomstige toepassing
e. artikel 2.3.8, voor zover het betreft de ontheffing ex lid 1 (regulering electriciteitsvoorziening)
f. artikel 2.3.11 (ontheffing voertuigen op marktterrein/aanwijzing stalling bevoorradingsvoertuigen)
Artikel 2.4.3 algemene bevoegdheden marktmeester
In deze hoedanigheid oefent hij in naam van en onder verantwoordelijkheid van Burgemeester en Wethouders uit:
a. de bevoegdheid tot de aanwijzing ter plaatse op de markt van de met toepassing van artikel 2.2 van de Marktverordening toegewezen standplaatsen;
b. de bevoegdheid tot het geven van nadere of concrete aanwijzingen omtrent de uitvoering van hetgeen door Burgemeester en Wethouders bij of krachtens de Marktverordening is bepaald;
c. de bevoegdheid tot het treffen van ordemaatregelen die noodzakelijk zijn in het belang van een goede organisatie of voortgang van de markt;
d. alle controle-bevoegdheden die betrekking hebben op het dagelijks toezicht op de markt.
Bij de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in het eerste lid, kan de marktmeester tijdelijk afwijken van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde marktopstelling en indeling in afzonderlijke standplaatsen, indien en voor zover dit noodzakelijk is voor een verantwoorde voortgang van de weekmarkt.
Artikel 2.4.4 legitimatie marktmeester/toezichthouder
De marktmeester of een andere toezichthouder draagt tijdens de uitoefening van zijn functie een van gemeentewege verstrekt legitimatiebewijs bij zich, en toont dit desgevraagd aan degene tot wie hij zich richt in het kader van zijn functie-uitoefening.
Artikel 3.1 toewijzing dagplaats na overlijden
Indien en wel zolang als een aanvraag in behandeling is, die strekt tot overschrijving van een vergunning voor een vaste plaats met toepassing van artikel 2.10 van de Marktverordening, wordt deze vaste plaats op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek telkens als dagplaats toegewezen aan degene die voor overschrijving van de vergunning in aanmerking kan komen.
Artikel 3.2 ontheffing van plicht tot innemen standplaats
Van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 3.2 lid 1 van de Marktverordening (ontheffing feitelijk innemen standplaats) wordt ten gunste van de vergunninghouder gebruik gemaakt, indien en zodra de weersomstandigheden zodanig zijn dat de door de vergunninghouder te verkopen waren naar het oordeel van de marktmeester schade leiden, dan wel dreigen te leiden.
Artikel 3.3 standaardisering marktkramen
De inhoud van deze vergunning is zodanig dat tenminste gewaarborgd is dat:
a. de betreffende vergunninghouder marktkramen aan alle daarvoor in aanmerking komende standplaatshouders op de markt verhuurt;
b. de betreffende vergunninghouder elke marktdag zorg draagt voor de plaatsing van een voldoende aantal standaardkramen, overeenkomstig de aanwijzingen van de marktmeester;
c. bij het niet nakomen van de verplichting onder a dan wel b. van dit lid, de gemeente zorg draagt voor de plaatsing van kramen, op kosten van de betreffende vergunninghouder;
Aan de vergunning als bedoeld in het eerste lid worden tenminste de navolgende voorschriften verbonden:
a. de marktkramen als bedoeld in het eerste lid hebben een gestandaardiseerd model, dat de instemming behoeft van Burgemeester en Wethouders;
b. plaatsing en verwijdering van de marktkramen geschiedt op nader door Burgemeester en Wethouders vast te stellen tijdstippen;
c. het huurbedrag dat de betreffende vergunninghouder de standplaatshouders op de markt in rekening brengt mag een door Burgemeester en Wethouders nader vast te stellen maximumbedrag niet overtreffen;
d. de vergunninghouder is verplicht zich te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid door derden, voor zover betrekking hebbend op activiteiten in verband met het gebruik maken van zijn vergunning.
Artikel 3.4 gebruik eigen uitstallingsmateriaal
Een toestemming als bedoeld in artikel 2.3.2 wordt aan een individuele standplaatshouder slechts verleend indien het gebruik van standaardkramen, gelet op diens assortiment, voor de marktkoopman in kwestie onmogelijk en/of ondoelmatig is, of indien bij het eigen materiaal sprake is van een verkoopwagen.
Een toestemming kan worden geweigerd indien het aangevraagde eigen materiaal:
a. naar zijn omvang niet past binnen de marktopstelling;
b. naar zijn uiterlijk niet past binnen het beeld van de betreffende markt of een deel daarvan;
c. andere standplaatsen door het gebruik van dit materiaal meer aan het zicht van het publiek worden onttrokken dan indien gebruik wordt gemaakt van standaardkramen.
Onder uitstallingsmateriaal als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 wordt niet begrepen:
a. kratten, dozen, kisten en ander materiaal waarin waren ten verkoop worden aangeboden;
b. rekken geschikt en gebruikt voor het bevestigen van te verkopen waren, indien en voor zover deze geplaatst worden onder de overkapping van de marktkraam.
Artikel 3.5 milieuvoorschriften
Aan de ontheffingen als bedoeld in de artikelen 2.3.9 en 2.3.10 worden voorschriften verbonden uit de door het afdelingshoofd vast te stellen "Lijst van hinder-, milieu- en veiligheidsvoorschriften voor vergunninghouders op weekmarkten".
Artikel 3.6 ontheffing reclame-aktiviteiten
Voor de ontplooiing van reclame-activiteiten ten behoeve van de desbetreffende weekmarkt zelf, wordt op een daartoe strekkend verzoek de ontheffing als bedoeld in artikel 2.3.14 steeds verleend, tenzij dringende redenen zich daartegen verzetten.
Artikel 3.7 gebruik sanctiebevoegdheid
Het gebruik van de sanctiebevoegdheid als bedoeld in de artikelen 4.2 en 4.2-a van de Marktverordening wordt voorafgegaan door een schriftelijke waarschuwing, die ertoe strekt om de overtreder te wijzen op zijn overtreding en hem in de gelegenheid stelt om zijn gedragingen onverwijld in overeenstemming te brengen met het bepaalde bij of krachtens de Marktverordening.
Artikel 3.8 gebruik verwijderingsbevoegdheid
Van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 4.4 lid 1 van de Marktverordening wordt slechts gebruik gemaakt indien de situatie met het oog op de handhaving van de orde op de markt zodanig urgent is, dat deze geen schriftelijke waarschuwing toelaat als bedoeld in artikel 3.7 van dit Besluit, dan wel een zodanige waarschuwing niet doelmatig kan zijn.
De waarschuwing als bedoeld in het tweede lid van dit artikel kan achterwege blijven, indien toepassing van de situatie met het oog op de handhaving van de orde en of veiligheid op de markt naar het oordeel van de marktmeester zodanig urgent is, dat een ogenblikkelijke verwijdering van de markt vereist.
Artikel 3.9 beoordelingscriteria standwerkers
Bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2.17 van de Marktverordening of iemand daadwerkelijk als standwerker optreedt worden de navolgende criteria gehanteerd:
a. de desbetreffende vergunninghouder dient vanaf zijn standplaats bij herhaling of bij voortduring een verkoop-uiteenzetting te houden die niet beperkt is tot individuele kopers, maar waarmee wordt beoogd om een onbepaald aantal marktbezoekers tegelijk te bereiken.
b. de desbetreffende vergunninghouder dient geen gebruik te maken van middelen zoals prijsaanduidingen, meet- en weegwerktuigen.
Artikel 3.10 beoordelingscriteria wangedrag
Voor de toepassing van het bij of krachtens de Marktverordening bepaalde, wordt onder wangedrag in elk geval verstaan:
a. belemmering van toezichthouders op de markt in de uitoefening van hun functie of een poging daartoe;
b. intimidatie van toezichthouders op de markt bij de uitoefening van hun functie of een poging daartoe;
c. omkoping van toezichthouders op de markt of een poging daartoe.
Artikel 3.11 beoordelingscriteria verzekeringsplicht
Een gegadigde voor een standplaatsvergunning wordt geacht aan de voorwaarde ex artikel 2.2 lid 1 sub c van de Marktverordening te voldoen, indien hij lid is van een organisatie welke voor haar leden een collectieve verzekering heeft afgesloten ter dekking van de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid door derden.
Artikel 3.12 criterium ontheffing kraamverbreders
Ontheffing wordt uitsluitend verleent indien het gebruik van een kraamverbreder naar het oordeel van de marktmeester wenselijk is als zonwering, gelet op de opstelling van de marktkraam.
Artikel 3.13 ontheffing tijdig bezetten standplaats
Van het bepaalde in artikel 3.3 lid 1 van de Marktverordening wordt afgeweken indien de vergunninghouder naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders buiten eigen toedoen volstrekt verhinderd is om tijdig zijn standplaats te bezetten en hij vóór het aanvangsuur van de markt de marktmeester heeft verzocht zijn standplaats vrij te houden.
Artikel 3.14 beoordeling blijvende/tijdelijke arbeidsongeschiktheid
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt een vergunninghouder blijvend arbeidsongeschikt geacht zodra zijn arbeidsongeschiktheid langer dan twee jaar aaneengesloten voortduurt. Tot het verstrijken van die periode wordt hij als tijdelijk arbeidongeschikt aangemerkt, tenzij het tegendeel wordt aangetoond.
Hoofdstuk 4. Overige en slotbepalingen.
Artikel 4.1. klachtenprocedure
Zodra een klacht als bedoeld in het eerste lid wordt voorgelegd aan een lid van het College van Burgemeester en Wethouders, handelt dit College-lid overeenkomstig de navolgende uitgangspunten:
a. de verdere afhandeling van de klacht wordt overgelaten aan de marktmeester, tenzij:
* klager te kennen geeft dat aan het bepaalde uit het eerste lid toepassing is gegeven, zonder dat zulks heeft geleid tot een voor hem bevredigend resultaat;
* klager gegronde bezwaren kenbaar maakt waardoor van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij medewerking verleend aan afhandeling van de klacht door de marktmeester;
* het College-lid van oordeel is dat de klacht, gelet op de aard van de materie, om af-handeling vraagt door het afdelingshoofd.
b. de afhandeling van de klacht wordt overgelaten aan het afdelingshoofd indien klachtenbehandeling door de marktmeester voor klager geen bevredigend resultaat oplevert en mits
* de aard van de klacht zich niet tegen afhandeling ervan door deze functionaris verzet
* klager geen gegronde bezwaren heeft waardoor van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij medewerking verleent aan een klachtenafhandeling door het afdelingshoofd;
* van zodanige aard is dat van de klager in redelijkheid niet verlangd kan worden dat deze medewerking verleend aan een afhandeling door de marktmeester, dan wel het afdelingshoofd, of
* in behandeling is genomen overeenkomstig het bepaalde onder a. dan wel b. van dit lid en die niet tot bevrediging van klager is afgehandeld, wordt de wijze van verdere afhandeling bepaald door de portefeuillehouder.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in zijn vergadering van 29 juni 2004.
De burgemeester, De secretaris,
J.J.M. Som mr. C.M. Kuikman
Nota-toelichting Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen.
Artikel 1.1. begripsbepalingen
Het ligt voor de hand om aansluiting te zoeken bij de begrips-definities uit artikel 1.1 van de Marktverordening. Daarnaast worden in het eerste lid een aantal nieuwe begrippen geïntroduceerd, die hier evenwel geen verdere toelichting behoeven.
De inhoud van dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 1.3 tijd en plaats van de markten
Het eerste lid behelst de instelling van de respectieve weekmarkten door Burgemeester en Wethouders. De bevoegdheid hiertoe komt, na de aanpassing van de Gemeentewet aan de dualisering van de gemeentelijke bestuursorganen, ingevolge artikel 122 Gemeentewet rechtstreeks toe aan het dagelijks bestuur van de gemeente en niet langer aan de raad. In onderhavig artikel bepalen Burgemeester en Wethouders op welke dag, tijdstip en plaats de weekmarkten plaats vinden. Het vorenstaande impliceert voorts dat Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid hebben om de begrenzing van de marktterreinen exact af te bakenen. Dit geschiedt aan de hand van een situatie-tekening, die bij collegebesluit wordt vastgesteld.
Artikel 1.4 incidenteel afgelasten weekmarkt
Het begrip "dringende redenen" behoeft enige toelichting. Het is de bedoeling dat hiermee terughoudend wordt omgegaan. Een dringende reden zou kunnen zijn dat een groot aantal vergunninghouders (in ieder geval meer dan de helft) vooraf te kennen geeft op de desbetreffende marktdag geen standplaats te zullen innemen. Een andere reden kan de noodzakelijke uitvoering van urgente werkzaamheden aan bestrating, riolering etc. zijn, terwijl er geen aanvaardbare alternatieve marktlocatie beschikbaar is, of het uitwijken van de markt niet meer tijdig georganiseerd kan worden. Met de verwijzing naar artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht wordt gedoeld op de verplichting tot bekendmaking van een besluit als bedoeld in dit artikel, middels toezending aan de vergunninghouders als direct belanghebbenden.
Artikel 1.5 tijdelijk andere locatie van de markt
Het begrip "dringende redenen" vraagt ook hier om toelichting. Doorgaans zal hiervan steeds sprake indien het marktterrein niet beschikbaar is in verband met werkzaamheden. Analoog aan de betekenis in artikel 1.4 mag het begrip niet zodanig ruim worden opgevat, dat de weekmarkt veelvuldig kan worden verplaatst. Dit om de belangen van kooplieden in een passende mate te respecteren. Zo is een verplaatsing naar een uitwijklocatie denkbaar, omdat het marktterrein beschikbaar moet zijn voor een ander evenement. Maar daarbij moet het dan wel gaan om een evenement dat traditioneel steeds op de plek van de markt is gehouden (bijvoorbeeld de kermis), of een evenement dat van groot belang is voor de stad, dan wel het betreffende stadsdeel en zijn inwoners. Bij dit laatste kan worden gedacht aan evenementen die een belangrijke bijdrage leveren aan de uitstraling van de stad (bijvoorbeeld het W.M.C.) respektievelijk het stadsdeel, of anderszins van grote betekenis zijn voor de gemeenschap (Winterland). Een bijkomend criterium is uiteraard dat het van belang is dat het concurrente evenement of een deel ervan juist op de marktlocatie plaats heeft. Afgezien van de vaste en geaccepteerde "concurrenten" (kermis, W.M.C, Winterland) dient van geval tot geval telkens een afweging plaats te hebben van het algemeen belang dat gediend is met het organiseren van het concurrente evenement op de marktlocatie enerzijds en de belangen van de standplaatshouders van de weekmarkt anderzijds. Het behoeft geen betoog dat de gemeente uit bestuursrechtelijk oogpunt gehouden is daarbij te streven naar een evenwichtig resultaat. In geval tot een uitwijk besloten wordt, is het strevenswaardig om de standplaatshouders daarover in een zo vroeg mogelijk stadium te informeren.
Dan verdient het begrip "tijdelijk" nog enige toelichting. Het zal duidelijk zijn dat een definitieve verplaatsing van de marktlocatie hieronder niet valt, evenmin het besluit tot een zeer langdurige verplaatsing. In zo'n geval ware artikel 1.3 van het Marktbesluit aan te passen. Volgens de jurisprudentie is een wijziging van het Marktbesluit niet vatbaar voor bezwaar en beroep ingevolge de Awb (artikel 8:2 Awb), omdat het hier een algemeen verbindend voorschrift betreft. Naar verwachting ziet de rechter geen aanleiding om de inhoud van het Marktbesluit te splitsen in algemeen verbindende voorschriften en andere bepalingen, maar beschouwt hij de hele regeling integraal als een algemeen verbindend voorschrift.
Artikel 1.6 inrichting van de markt en begrenzing van het marktterrein
Alle bevoegdheden uit dit artikel zijn instrumenten om de doelstelling van het houden van een weekmarkt feitelijk in praktijk te brengen. Het zijn alle uiterst discretionaire bevoegdheden, waardoor Burgemeester en Wethouders bij het gebruikmaken ervan de vrije hand hebben. Uiteraard binnen de grenzen van onder meer het begrip "algemene warenmarkt". De bevoegdheid tot vaststelling van de begrenzing van het marktterrein houdt in dat Burgemeester en Wethouders in een besluit aangeven waar de grenzen exact lopen.
Het bepalen van het aantal standplaatsen en de afmetingen van die standplaatsen, alsmede de opstelling van de markt en de indeling in standplaatsen, hangt nauw samen met de taak van het beheer over de weekmarkten. Zonder feitelijke gebruikmaking van deze bevoegdheden is een uitoefening van deze taak niet goed denkbaar. Daarom zijn de bevoegdheden in dit artikel ook imperatieve bevoegdheden; Burgemeester en Wethouders zijn namelijk gehouden om ze ook daadwerkelijk te gebruiken.
De bevoegdheid tot het indelen van de markt in afzonderlijke standplaatsen biedt de mogelijkheid om voor het verhandelen van bepaalde (groepen) van artikelen of voor het markthouden op een andere wijze dan die met gebruikmaking van standaard-kramen, afzonderlijke delen binnen de marktopstelling aan te wijzen. De bevoegdheid tot vaststellen van de marktopstelling (het stelsel van kramenrijen) impliceert dat dit, binnen de begrenzing van het marktterrein, geheel ter beoordeling staat van Burgemeester en Wethouders. De bevoegdheid tot het vaststellen een branchepatroon heeft tot doel om de markt zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor de consument. Het schept de mogelijkheid om vergunninghouders en standplaatsomvang in een bepaalde branche te limiteren, teneinde te voorkomen dat de markt een te eenzijdig gezicht krijgt.
Hoofdstuk 2 - Nadere regels Marktverordening.
De bepalingen uit dit hoofdstuk dragen het karakter van algemeen verbindende voorschriften, die krachtens artikel 156 Gemeentewet als nadere regelgeving door Burgemeester en Wethouders worden uitgevaardigd. Zij geven een nadere uitwerking van het bepaalde in, dan wel het onderwerp van de Marktverordening.
Artikel 2.1.1 schriftelijkheid beschikkingen
Dit artikel beoogt de rechtspositie en rechtszekerheid van de belanghebbende te bevorderen.
Artikel 2.1.2 schriftelijkheid aanvragen
Het bepaalde in dit artikel laat onverlet dat aanvragen van vergunninghouders om ontheffing tot het persoonlijk bezetten of feitelijk innemen van de standplaats in verband met vakantie of tijdelijke arbeidsongeschiktheid, wel schriftelijk moeten worden ingediend. Voorts spreekt de inhoud van dit artikel voor zich en behoeft geen verdere nadere toelichting.
Artikel 2.1.3 voorschriften indiening aanvragen
Het bepaalde in het derde lid is een nadere regeling van artikel 2.15 lid 5 van de Marktverordening. Onderhavige bepaling is vooral in het belang van de kandidaat-vergunninghouder. Indien mogelijk ware te voorkomen dat deze vergeefs naar de markt komt met zijn produkten.
De verdere inhoud van dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 2.1.4 vaststelling branchepatroon
Dit artikel beoogt de inbreng van de marktkooplieden bij het ontwerpen van een branchepatroon te waarborgen. De bevoegdheid tot vaststelling/wijziging dienen Burgemeester en Wethouders zelf uit te oefenen. Deze is kan niet worden gemandateerd. Een branchepatroon heeft de status van beleidsregel in is een richtlijn voor Burgemeester en Wethouders (c.q. de namens dit orgaan beslissende mandaathouder) bij het nemen van besluiten op aanvragen om toekenning/uitbreiding van een vergunning ex artikel 2.1 Marktverordening
Artikel 2.1.5 afwijkende standplaatsindeling/marktopstelling
Dit artikel is bedoeld om de gelegenheid te hebben om tijdens een (meestal incidentele of in elk geval kortstondige) uitwijk van de weekmarkt te kunnen improviseren met de marktopstelling. In verbinding met artikel 2.4.1 kan het afdelingshoofd in mandaat van die mogelijkheid gebruik maken. Een College-besluit is dan overbodig, hetgeen de gewenste flexibiliteit en slagvaardigheid ten goede komt.
Artikel 2.2.1 registratie wacht- en anciënniteitstlijst
De ratio achter dit artikel is de bevordering van een duurzame opschoning van de wachtlijsten. Door bepalingen als in de eerste drie leden wordt bevorderd dat alleen werkelijk geïnteresseerden ingeschreven worden en blijven. Het vierde en vijfde lid bevatten bepalingen in het belang van de rechtszekerheid van belanghebbenden.
Artikel 2.2.2 aantonen ziekte door vergunninghouder
De inhoud van dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 2.2.3 identiteit vergunninghouder
De inhoud van dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 2.3.1 niet toegestane waren
Deze bepaling is een nadere uitwerking van artikel 1.8 alsmede van artikel 2.2 Marktverordening, in verbinding met de artikelen 2.11 sub d en 2.15 lid 4 Marktverordening. Waar genoemde artikelen zich meer richten tot het betreffende bestuursorgaan (Burgemeester en Wethouders) en de strekking hebben van competentie-artikelen, heeft de onderhavige bepaling de strekking van normstelling voor de vergunninghouder.
Artikel 2.3.2 vergunningplicht kramen/verkoopmateriaal
Het door de gemeente gevoerde marktbeleid voorziet zoveel mogelijk in het gebruik van standaard-marktkramen met een uniforme afmeting en vormgeving, zulks om het uiterlijk van de markt een ordentelijk en geregeld aanzien te geven en een doelmatige opstelling van marktkramen mogelijk te maken.
Het opstellen van de marktkramen kan worden uitbesteed aan een particuliere kramenverhuurder, die daartoe een vergunning behoeft als bedoeld in dit artikel. In deze vergunning worden voorschriften opgenomen die ertoe strekken dat enkel een kraam volgens een gestandaardiseerd en door de gemeente goedgekeurd model op de markt wordt gebruikt. De vergunning tot het plaatsen en verhuren van standaard-kramen wordt per markt slechts aan één persoon/bedrijf verleend.
Naast het gebruik van standaard-kramen kan ook het gebruik van eigen uitstallingsmateriaal toegestaan worden. Degene die voornemens is daar gebruik van te maken, dient hiervoor toestemming te hebben van Burgemeester en Wethouders. De criteria voor het verlenen/weigeren van zo'n toestemming zijn neergelegd in een beleidsregel (artikel 3.4).
Artikel 2.3.3 gebruik kraamverbreders
De inhoud van dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 2.3.4 tijdstip aan/afvoer waren
Dit artikel is een nadere regeling van het bepaalde in artikel 3.4 van de Marktverordening. Het beoogt de aan- en afvoer van de te verkopen waren, en in het verlengde daarvan tevens het tijdstip waarop de standplaatsen feitelijk worden bezet, in zijn algemeenheid te reguleren. Doelstelling is het voorkomen of beperken van mogelijke overlast voor omwonenden.
Artikel 2.3.5 aanwijzing bezetten standplaats
Ook het bepaalde in dit artikel is een nadere regeling van artikel 3.4 van de Marktverordening. Deze bepaling strekt ertoe Burgemeester en Wethouders, c.q. de marktmeester (die de bevoegdheid in mandaat uitoefent) een bevoegdheidsgrondslag te bieden voor het opstellen van een bindend tijdschema voor het bezetten, bevoorraden en ontruimen van standplaatsen, dan wel voor het geven van individuele aanwijzingen op dit gebied. Dit tijdschema kan voor elke vergunninghouder weer andere concrete consequenties met zich meebrengen en de hieruit voortvloeiende beperkingen kunnen individueel worden opgelegd en van geval tot geval verschillen. Doelstelling is steeds het voorkomen of oplossen van logistieke problemen die ontstaan of dreigen te ontstaan bij het bezetten van standplaatsen, met name op moeilijk bereikbare plekken binnen de markt-opstelling.
Artikel 2.3.6 . beheer standplaatsen
Dit artikel geeft nadere voorschriften aan de marktkooplieden betreffende de algemene orde op de markt.
Bij de uitleg van het begrip "dringende redenen" in punt a kan onder meer worden gedacht aan het houden van een eetpauze, het halen/aanvullen van proviand of redenen van sanitaire aard. Voor het verlaten van de standplaats om een dringende reden is dus geen uitdrukkelijke toestemming van de marktmeester vereist. Wel heeft de marktmeester uiteraard de bevoegdheid om terzake controlerend op te treden.
De strekking van deze bepaling is het bieden van een mogelijkheid om op te kunnen treden tegen vergunninghouders die aan het begin van de markt weliswaar persoonlijk hun standplaats bezetten, maar zich vervolgens van de standplaats verwijderen en er gedurende lange tijd niet meer op terug keren. Voorts kan ontheffing worden verleend van het bepaalde in dit artikel. Zo ligt het voor de hand om aan standwerkers ontheffing te verlenen van het bepaalde in punt c., indien hun wijze van standwerken met zich mee brengt dat zij hun waren staande voor hun kraam aanprijzen.
Artikel 2.3.7 aanzien en reiniging standplaats
In het eerste lid van onderhavig artikel is met opzet niet gekozen voor heel concrete en gedetailleerde voorschriften, maar is gebruik gemaakt van een ruime formulering die een open norm behelst. De beoordelingsbevoegdheid komt daarbij toe aan Burgemeester en Wethouders, die uiteraard gehouden zijn hiervan een redelijk gebruik te maken. Het geven van concrete aanwijzingen ter plaatse zal in de praktijk plaatshebben door de marktmeester, die de aan het gebruik van deze bevoegdheid voorafgaande beoordelingsbevoegdheid in mandaat uitoefent.
De ratio achter het vorenstaande is dat bij het tot stand brengen van regelgeving als deze niet nauwkeurig of volledig bekend is aan welke voorschriften in de praktijk behoefte blijkt te zijn. Bovendien kan deze behoefte na verloop van tijd en veranderen en van markt tot markt verschillen. Door de thans gevolgde systematiek wordt een onnodige en onwenselijke starheid voorkomen. Voor zover zulks uit het oogpunt van flexibiliteit geen bezwaar is, worden in het derde tot en met vijfde lid meer specifieke voorschriften gegeven.
Uit hetgeen in het tweede lid is bepaald vloeit voort dat de verantwoordelijkheid voor het verwijderen van het marktafval in beginsel bij de vergunninghouder ligt. De bepaling staat er overigens geenszins aan in de weg, dat Burgemeester en Wethouders de vergunninghouders in de gelegenheid kunnen stellen hun marktafval (of het tot bepaalde categorieën horende deel daarvan) ter verwerking aan te bieden aan een afvalverwerker die daartoe van gemeentewege wordt ingeschakeld. Maakt de vergunninghouder van deze mogelijkheid van afvalaanbieding gebruik, dan dient zulks plaats te hebben overeenkomstig hetgeen hieromtrent door Burgemeester en Wethouders nader is bepaald. Het verdient aanbeveling om dit nader bepaalde in hoofdlijnen schriftelijk bekend te maken aan de gezamenlijke vergunninghouders. Gedetailleerde en individuele aanwijzingen omtrent de praktische uitvoering van dit besluit kunnen tenslotte worden gegeven door de marktmeester, die daartoe bevoegd is, onder meer ingevolge artikel 2.4.3 lid 2 sub b.
Het vorenstaande impliceert dat het Burgemeester en Wethouders vrij staat te bepalen of (alle) marktafval mee naar huis moet worden genomen, of kan worden aangeboden aan een daartoe door de gemeente in te schakelen afvalverwerker. Zo er al enige discussie over zou kunnen ontstaan of een dergelijke beslissing het algemeen marktbeleid als bedoeld in artikel 1.4 Marktverordening raakt, is het raadzaam om vooraf steeds de Marktcommissie te horen alvorens terzake een beslissing te nemen. In artikel 2.4.1 is overigens bepaald dat deze beslissing steeds door Burgemeester en Wethouders zelf moeten worden genomen en niet in mandaat door het afdelingshoofd.
Het staat elke vergunninghouder - uiteraard - steeds vrij om zelf zorg te dragen voor de verwijdering van zijn afval van de markt. De vergunninghouder die voor deze mogelijkheid kiest is het daarbij overigens niet zonder meer toegestaan dit afval op het marktterrein aan een andere afvalverwerker aan te bieden dan het bedrijf dat door Burgemeester en Wethouders is aangewezen om voor een centrale en algemene marktafval-inzameling zorg te dragen. De reden hiervoor is dat voorkomen moet worden dat tegen het einde van de markt en direct na afloop ervan, de voertuigen van meerdere afvalverwerkers ongecoördineerd qua plaats en tijd ten tonele verschijnen, en zo op het marktterrein een orde-probleem veroorzaken. Ook een goede tijds-afstemming met degene die in opdracht van de gemeente het marktterrein schoon veegt mag geen gevaar lopen. Enkel als volstrekt gewaarborgd is dat zulke risico's niet bestaan, zullen vergunninghouders toestemming kunnen verkrijgen om hun afval op het marktterrein aan te bieden aan een afvalverwerker van hun keuze. In de praktijk zal het de marktmeester zijn die een en ander zal beoordelen en (in mandaat) de vereiste toestemming zal geven of onthouden.
Artikel 2.3.8 regulering elektriciteitsvoorziening
Deze bepaling heeft een veiligheidsmotief. Voorkomen moet worden dat er voor vergunninghouders en publiek onveilige situaties ontstaan.
Artikel 2.3.9 regulering verwarming/verhitting produkten
De algemeen gangbare opvatting is dat een marktkraam of verkoopwagen op een weekmarkt geen vergunningplichtige inrichting is als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zulks vanwege het extreem tijdelijke karakter. Immers, de kraam of verkoopwagen zijn slechts gedurende enkele uren per week op een bepaalde plek aanwezig. Dat deze aanwezigheid zich periodiek herhaald doet aan het beginsel van de tijdelijkheid niets af.
Voorts is niet gebleken dat de Wet milieubeheer tijdelijke inrichtingen welke niet onder het regime van die wet vallen, van decentrale regulering beoogt uit te sluiten. Terzake blijft daarom voor de gemeente een aanvullende verordenende bevoegdheid. Uiteraard dient de gemeente deze bevoegdheid op een zodanige wijze te gebruiken dat zij de hogere regelgeving daarmee niet doorkruist.
De opzet van deze bepaling is het bieden van een juridische grondslag aan een ontheffingstelsel in het kader waarvan aan de vergunninghouder standaardvoorschriften kunnen worden opgelegd.
Artikel 2.3.10 regulering bereiding eet- en drinkwaren
Dit artikel beoogt de vervuiling van de in het eerste lid bedoeld standplaatsen en hun onmiddellijke omgeving door consumenten van de hier bedoelde vergunninghouders zoveel mogelijk tegen te gaan.
Het is niet toegestaan om bij of krachtens een decentrale verordening als de Marktverordening voorschriften te geven ter bevordering van de hygiëne. Dit is namelijk een terrein dat exclusief bestreken wordt door de Warenwet. Deze wet heeft zelfs een apart onderdeel dat hygiëne-voorschriften geeft ten aanzien van de ambulante handel en beoogt terzake een uitputtende regeling te bieden zonder daarbij enige aanvullende bevoegdheid te laten voor decentrale organen als het gemeentebestuur.
Artikel 2.3.11 voertuigen op de markt
Het begrip "voertuig" sluit aan bij het gelijkluidende begrip uit de Wegenverkeerswet. Daarmee wordt beoogd om boodschappenkarretjes, rolstoelen, kinderwagens, steekwagentjes van vergunninghouders uit te suioten van het verbod. De strekking van deze bepaling is onder meer om te voorkomen dat vracht- en koelwagens van marktkooplieden op het marktterrein op ongewenste plekken worden gestald. Het stallen ervan op het marktterrein behoeft een ontheffing (die in de praktijk door de marktmeester in mandaat wordt verleend).
Artikel 2.3.12 geluidsversterking
De bedoeling is om de voortbrenging van andere geluiden dan die welke typisch zijn voor een markt en uit dat oogpunt bijdragen aan de specifieke sfeer en de aantrekkelijkheid van de markt, zoveel mogelijk tegen te gaan, teneinde te voorkomen dat een marktplaats ontaardt in een kakofonie van geluiden die als storend kan worden ervaren door marktbezoekers, vergunninghouders en omwonenden.
Artikel 2.3.13 venten op de markt
De verkoop van waren op de weekmarkten is voorbehouden aan de marktkooplieden, vanaf een aan hen toegewezen standplaats. Iedere andere wijze van verkopen op markten is niet gewenst en dient derhalve niet te worden toegestaan.
Een uitzondering kan worden gemaakt voor degenen die de vergunninghouders van koffie, frisdrank, soep en andere versnaperingen voorzien. Teneinde terzake wildgroei c.q. onbeheersbare situaties te voorkomen, ware deze activiteit evenwel te reguleren middels een ontheffingstelsel.
Tenslotte kan nog worden gewezen op het volgende. Ingevolge de Algemene plaatselijke verordening (A.p.v.) is het venten op de openbare weg reeds vergunningplichtig. In beginsel valt daar ook de activiteit onder die bedoeld wordt in dit artikel. Niettemin is bij het opnemen van een bepaling als deze geen sprake van een doublure, weshalve bewust gekozen is voor opneming van dit verbod. De achtergrond hiervan is tweeledig. In de eerste plaats wordt het venten op de markt gezien als iets dat in het algemeen verboden dient te zijn, zulks in tegenstelling tot het venten op andere plekken, dat enkel regulering behoeft. Voorts wordt op deze wijze voorkomen dat bij de afgifte van een vergunning ingevolge de A.p.v. telkens gelet moet worden op het venten op markten.
Artikel 2.3.14 verspreiding van boodschappen
Voor de handhaving van de orde op de markt is het uitermate bevorderlijk dat het maken van zowel handelsreclame alsook ideële propaganda tijdens de duur van de markt op het marktterrein wordt verboden, voor zover zulks niet geschiedt op of vanaf een standplaats, bij rechtmatig gebruik van de vergunning. Het toelaten van activiteiten als deze kan, gelet op de betrekkelijk smalle looppaden voor het publiek en de vaak grote drukte aldaar, leiden tot ongewenste opeenhopingen van mensen en daarmee tot irritatie waarbij het ontstaan van wanordelijkheden niet is uit te sluiten. Deze bepaling omvat nadrukkelijk ook boodschappen met ideëel karakter welke in beginsel vallen onder de bescherming van artikel 7 van de Grondwet. Met nadruk zij er evenwel op gewezen dat het verbod uitsluitend geldt voor het marktterrein, en daarmee niet voor de straten rondom de markt, waarmee de mogelijkheid blijft om het marktbezoekend publiek met boodschappen van ideële strekking in welke vorm dan ook te bereiken.
Zo kan het onderhavig verbod dus niet strijdig zijn met de rechten die artikel 7 van de Grondwet beoogt te beschermen, aangezien dit verbod niet dusdanig algemeen is dat daarmee een bepaalde uiting van de mening of een bepaald middel om gedrukte stukken te verspreiden binnen de gemeente of een deel daarvan volledig onmogelijk wordt gemaakt. Met deze restrictie (geen algemeen verbod, maar een beperkt verbod dat de wijze waarop de mening/verspreiding binnen de gemeente niet geheel of nagenoeg geheel onmogelijk maakt maar reguleert), mag de gemeentelijke regelgever in het kader van de openbare orde en veiligheid, de uitoefening van het recht op vrije meningsuiting beperken, voor wat betreft de verspreiding van die mening, op een wijze zoals in het artikel is voorzien. Het tweede lid is bedoeld om de verkoop/verspreiding van de onderhavige artikelen door iemand aan wie een standplaats formeel is toegewezen mogelijk te maken. Daarmee wordt onderstreept dat het verbod uitsluitend gericht is tegen mensen die in de looppaden folders uitdelen of aldaar anderszins propaganda maken. Bij het gebruik van de ontheffingsbevoegdheid uit lid 1 kan met name gedacht worden aan reclame-activiteiten die ten behoeve van de markt zelf worden ontplooid.
Paragraaf 4 - Handhaving en bevoegdheden
Artikel 2.4.1 en 2.4.2 mandaatbevoegdheden afdelingshoofd en marktmeester
In deze regelgeving is gekozen voor een systeem waarbij de beschikkingsbevoegdheid formeel vrijwel volledig blijft berusten bij Burgemeester en Wethouders; de marktmeester heeft dan ook, op enkele uitzondering na, geen bij of krachtens de Marktverordening rechtstreeks aan hem geattribueerde bevoegdheden. Evenmin bestaat de mogelijkheid van een volledige overdracht van bevoegdheden door het Burgemeester en Wethouders middels delegatie aan ambtenaren als het afdelingshoofd en de marktmeester.
Uit een oogpunt doelmatigheid en em te allen tijde voortvarend en zonodig zelfs zeer slagvaardig te kunnen optreden, bestaat er niettemin behoefte aan de uitoefening van tal van aan Burgemeester en Wethouders toegekende bevoegdheden door ambtenaren. Daarom voorziet het stelsel van de marktregelgeving in een ruime mandatering aan de daarvoor in aanmerking komende ambtenaren. Het gaat daarbij haast zonder uitzondering om bevoegdheden op het gebied van het nemen van beschikkingen of het geven van aanwijzingen, kortom op het gebied van de toepassing van de bepalingen uit de Marktverordening in concrete gevallen. Door te kiezen voor mandatering in plaats van attributie (rechtstreekse bevoegdheidstoekenning) vindt de bevoegdheidsuitoefening plaats in naam en onder verantwoordelijkheid van Burgemeester en Wethouders.
De bevoegdheden die daarentegen betrekking hebben op aangelegenheden die het marktwezen en de organisatie van markten in algemene zin betreffen, zoals bevoegdheden uit hoofdstuk 1 van de Marktverordening, lenen zich niet voor mandatering en blijven daarom exclusief voorbehouden aan Burgemeester en Wethouders. Van mandatering eveneens uitdrukkelijk uitgezonderd is de bevoegdheid om te bepalen of vergunninghouders de gelegenheid hebben hun marktafval aan te bieden aan een centrale afvalverwerker, alsmede de aanwijzing van zo'n afvalverwerker. De ratio hierachter is dat zulks het algemeen marktbeleid te zeer raakt en daarom een bevoegdheid dient te zijn die Burgemeester en Wethouders alleen zelf dienen uit te oefenen.
Met de ruime mandatering van beschikkingsbevoegdheid wordt een flexibel en slagvaardig optreden gecombineerd met behoud van de externe juridische verantwoordelijkheid voor dit optreden op de plaats waar deze thuishoort: bij het gemeentebestuur. In het kader van de mandatering is vervolgens gekozen voor het systeem dat
a. aan de marktmeester de bevoegdheden worden gemandateerd die samenhangen met terstond en flexibel optreden "in het veld", dus letterlijk "op de markt" zelf, of daar waar het andere dan schriftelijke beschikkingen betreft (aanwijzingen, controle etc.).
b. aan het afdelingshoofd de overige bevoegdheden worden gemandateerd, waarbij minder eisen worden gesteld aan een terstond optreden en des te meer aan de zorgvuldigheid in de voorbereiding. Het gaat dan met name om beslissingen op aanvragen om standplaats, assortimentsuitbreiding, vergunningen voor bijzondere activiteiten, het treffen van sancties etc.
Artikel 2.4.3 algemene bevoegdheden marktmeester
Dit artikel heeft een aanvullende functie ten opzichte van de mandateringsregeling uit artikel 3.2. Het betreft dan bevoegdheden die Burgemeester en Wethouders als dagelijks bestuur over de markt toekomen, doch niet expliciet als afzonderlijke bevoegdheden worden genoemd in de Marktverordening.
Enige toelichting vraagt de bevoegdheid genoemd in lid 2 onder a. De bedoeling van deze bevoegdheidstoekenning is niet dat aan de marktmeester over gelaten wordt te bepalen welke vergunninghouder op welke plek op de markt staat. Die bevoegdheid is exclusief aan Burgemeester en Wethouders voorbehouden, al dan niet gemandateerd aan het afdelingshoofd (voor wat betreft de individuele invulling van het standplaatsenplan). De aan de marktmeester ingevolge deze bepaling toekomende bevoegdheid blijft daarmee beperkt tot het ter plaatse aangeven waar een toegewezen standplaats zich exact bevindt en hoe deze precies wordt begrensd.
Uit de in lid 2 sub b gebruikte formulering mag niet worden afgeleid dat de marktmeester bevoegd zou zijn te bepalen of afval kan worden aangeboden aan een afvalverwerker en aan welke. Dit zou te zeer het marktbeleid raken en is daarom expliciert voorbehouden aan Burgemester en Wethouders (zie artikel 2.4.2. li2 sub d). De aanwijzingsbevoegdheid van de marktmeester blijft dan ook beperkt tot het organisatorische vlak.
Artikel 2.4.4 legitimatie marktmeester/toezichthouder
De inhoud van dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
De bepalingen in dit hoofdstuk geven aan op welke wijze de bij of krachtens de Marktverordening toegekende bevoegdheden in voorkomende gevallen worden gebruiken. Ze zijn daarmee te beschouwen als beleidsregels in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Afwijking van deze regels blijft in het individuele geval mogelijk, en wel in bijzondere gevallen, daar waar algemene beginselen van behoorlijk bestuur dan wel andere tot het positieve recht behorende rechtsbeginselen zo'n afwijkende beslissing legitimeren c.q. vorderen.
Artikel 3.1 toewijzing dagplaats na overlijden
De inhoud van dit artikel spreekt geheel voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 3.2 ontheffing van plicht tot innemen standplaats
Let wel, regen of slecht weer zijn op zichzelf genomen geen reden om ontheffing te verlenen van de plicht tot het innemen van de standplaats. Het moet gaan om extreme weersomstandigheden (bijvoorbeeld vorst of juist extreem hoge temperaturen), die schadelijk zijn voor het aangeboden produkt of die een gevaar kunnen opleveren voor de omgeving (storm of hevige rukwinden). Vanwege het feit dat de uitoefening van deze bevoegdheid aan de marktmeester is gemandateerd, is het niet onlogisch om ook de beoordeling als bedoeld in dit artikel aan deze ambtenaar over te laten. In de praktijk is dit bovendien vaak onvermijdelijk, vooral met het oog op een plotseling noodweer.
Artikel 3.3 standaardisering marktkramen
De inhoud van dit artikel spreekt geheel voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 3.4 gebruik eigen uitstallingsmateriaal
Deze bepaling is bedoeld om het gebruik van eigen uitstallingsmateriaal mogelijk te maken en geeft Burgemeester en Wethouders een richtsnoer voor het nemen van beslissingen op aanvragen van standplaatshouders daartoe.
Ter voorkoming van een onaanvaardbare aantasting van het uiterlijk aanzien van de markt, of van het deel ervan waar de desbetreffende standplaats is gesitueerd, kan het gebruik van eigen materiaal worden geweigerd. Zo ook, indien sprake is van (meer) zichtbehindering van naburige standplaatshouders. De Marktcommissie wordt hier in adviserende zin ingeschakeld, met het oog op de expertise die in dit gremium aanwezig wordt geacht inzake marktaangelegenheden.
Artikel 3.5 milieuvoorschriften
De milieuvoorschriften bedoeld in dit artikel zijn opgenomen in een lijst, vast te stellen door het afdelingshoofd, na overleg met de afdeling Milieu en Bouwen van de Sector Stad en de brandweer.
Deze voorschriften moeten worden gezien als standaardvoorschriften, die aan een ontheffing of een vergunning als bedoeld in het artikel worden verbonden. Welke van deze voorschriften in het voorkomend geval concreet worden verbonden aan een vergunning, hangt verder af van de aard van die vergunning. Zo is het niet de bedoeling om een hele reeks voorschriften die uitsluitend betrekking hebben op bakken/braden/frituren, ook te verbinden aan een vergunning ex artikel 32 Marktverordening, indien deze uitsluitend betrekking heeft op de bereiding van eet- en drinkwaren waarbij in het geheel geen sprake is van genoemde activiteiten (bijvoorbeeld het klaarmaken van maatjesharing of consumptie-ijs etc.). Gekozen is voor een systeem van vergunningvoorschriften in plaats van regels opgenomen in het Marktbesluit die rechtstreeks werken ten opzichte van elke vergunninghouder. De reden hiervan is gelegen in een zo doelmatig mogelijke aanpak, enerzijds vanwege de grote omvang van de desbetreffende lijst, anderzijds omdat de voorschriften slechts betrekking hebben op een bepaalde categorie van vergunninghouders.
Met betrekking tot de handhaving van de voorschriften kan worden opgemerkt dat deze primair een taak is van de marktmeester, daar deze voorschriften een integraal deel uitmaken van de regelgeving betreffende het marktwezen. Gelet op de aard van de materie is het evenwel niet ondenkbaar dat de marktmeester zich in de praktijk geconfronteerd ziet met situaties waarbij een effectieve controle een veel specifiekere deskundigheid eist dan de marktmeester naar zijn oordeel kan bieden. Gedacht moet daarbij met name worden aan een aantal milieu-technische en veiligheidsvoorschriften. In zo'n geval kan de marktmeester zonodig een beroep doen op controle-ambtenaren van de afdeling Milieu en Bouwen.
Artikel 3.6 ontheffing reclame-activiteiten
In dit artikel beperken Burgemeester en Wethouders op voorhand hun beleidsvrijheid ten gunste van reclame-activiteiten die worden ontplooid ten behoeve van de desbetreffende weekmarkt. Let wel, hier wordt gedoeld op de weekmarkt als geheel, en niet op afzonderlijke vergunninghouders.
Artikel 3.7 gebruik sanctiebevoegdheid
De beleidsregel in dit artikel waarborgt dat een in gebreke zijnde vergunninghouder rauwelijks, dan wel onredelijk snel wordt geconfronteerd met een sanctie. Toepassing van de sanctiebevoegdheid zal in de praktijk doorgaans geschieden door het afdelingshoofd, aan wie deze bevoegdheid is gemandateerd. Het staat deze vrij om zelf een beleidsregel vast te stellen inzake het feitelijk gebruik van de hem gemandateerde bevoegdheid, door bijvoorbeeld richtlijnen op te stellen met het oog op de eerbiediging van het evenredigheids- en het gelijkheidsbeginsel.
Artikel 3.8 gebruik verwijderingsbevoegdheid
Dit artikel schept waarborgen voor de rechtspositie van overtreders en geeft regels voor gebruik van verwijderingsbevoegdheid door de marktmeester.
Artikel 3.9 beoordelingscriteria standwerkers
De hier genoemde toetsingscriteria of iemand ook feitelijk als standwerker optreedt, zijn ontleend aan een brochure "De standwerker" van de Afdeling Markt- Straat- en Rivierhandel van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel.
Artikel 3.10 beoordelingscriteria wangedrag
De inhoud van dit artikel spreekt geheel voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 3.11 beoordelingscriteria verzekeringsplicht
De inhoud van dit artikel spreekt geheel voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 3.12 beoordelingscriteria kraamverbreders
De inhoud van dit artikel spreekt geheel voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 3.13 ontheffing tijdig bezetten standplaats
Dit artikel beoogt een voorziening te treffen voor de bonafide vergunninghouder, die door overmacht of om een andere dringende reden niet tijdig op de markt aanwezig kan zijn. Het zou niet redelijk zijn als ook in zo'n geval het recht op het innemen van een standplaats van rechtswege verloren zou gaan.
Artikel 3.14 beoordeling blijvende/tijdelijke arbeidsongeschiktheid
De termijn van twee jaren is ontleend aan een aanbeveling van de Nederlandse Vereniging van Marktbeheerders. Duurt de ziekte van een vergunninghouder langer dan twee jaren, dan moet hij geacht worden blijvend arbeidsongeschikt te zijn. Deze bepaling is van belang, omdat blijvende en tijdelijke arbeidsongeschikheid verschillende consequenties kunnen hebben.
Hoofdstuk 4 - Overige en slotbepalingen
Artikel 4.1. klachtenprocedure
De klachtenprocedure strekt ertoe om een aantal uitgangspunten vast te leggen voor de wijze waarop wordt omgegaan met klachten inzake de toepassing van de regelgeving inzake het marktwezen. Deze uitgangspunten zijn:
* een voortvarende klachtenafhandeling binnen een redelijk tijdsbestek;
* de toegankelijkheid van degene die de eindverantwoordelijkheid draagt, de portefeuillehouder in het bijzonder, voor klachten van vergunninghouders en andere burgers die geen genoegen kunnen of wensen te nemen met een ambtelijk aanspreekpunt;
* het beginsel dat een klacht op dat niveau wordt afgehandeld waar deze thuishoort, tenzij zulks om een objectief gegronde reden niet mogelijk blijkt. In dat geval dient het hiërarchisch naast hogere niveau de kans te hebben om de klacht af te handelen.
* het op een praktische en doelmatige, maar niettemin voor de positie van de klagende burger verantwoorde wijze combineren van beide voornoemde uitgangspunten, die bovendien zoveel mogelijk recht doet aan de positie van de desbetreffende ambtelijke functionaris door diens gezag niet onnodig aan te tasten.
De inhoud van deze artikelen spreekt geheel voor zich en behoeft geen nadere toelichting.