Organisatie | Zeist |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Zeist 2011 |
Citeertitel | Marktverordening gemeente Zeist 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 147, lid 1, art. 149
Nadere regels voor de warenmarkt(en) in de gemeente Zeist
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-06-2011 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 31-05-2011 De Nieuwsbode, 15-06-2011 | Nr. 737 |
De raad van de gemeente Zeist;
gelezen het voorstel van het college van 5 april 2011;
gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;
gehoord hebbende de Marktcommissie Zeist;
overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de markt(en);
vast te stellen de volgende Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Zeist 2011
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende nadere regels wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2. Bepalingen over vergunningen
Artikel 4. Standplaatsvergunning
Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.
Hoofdstuk 3. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6. Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning
Het college kan een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:
Artikel 7. Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, indien deze:
Artikel 8. Onmiddellijke verwijdering
Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorieën of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.
Artikel 11. Intrekking oude regeling
De Marktverordening Zeist 1996, vastgesteld op 1 april 1996 en gewijzigd op 3 april 2000 en 6 maart 2002, wordt ingetrokken.
Artikel 12. Overgangsbepalingen
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning, ontheffing of overschrijving op grond van de Marktverordening Zeist 1996 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
Grondslag en belang verordening
In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht.
De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.
Hoofdstuk 1 van de marktverordening bevat enkele algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Hoofdstuk 2 bevat enkele bepalingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en – verlening. Hoofdstuk 3 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.
Samenloop met de algemene plaatselijke verordening (APV)
In de marktverordening wordt een regeling gegeven voor de plaatselijke warenmarkt. Het is van belang dat in andere verordeningen (o.a. APV) wordt opgenomen dat geen vergunning wordt verleend indien op grond van de marktverordening vergunning is vereist. Hiermee kan worden voorkomen dat ‘een met de marktverordening conflicterende’ vergunning dient te worden verleend op grond van een andere verordening, zoals de APV. Deze samenloop kan bijvoorbeeld spelen bij de (losse)standplaatsvergunning.
Deze verordening is op alle door het college ingestelde markten van toepassing.
Instellen marktcommissie voor en door het college
Veel gemeenten kennen een marktcommissie die het college adviseert in marktaangelegenheden. Voor de samenstelling en werkwijze stelt het college een apart reglement Marktcommissie vast.
[Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, PB L376/36, 27 december 2006]
De Europese Dienstenrichtlijn is niet op deze verordening van toepassing. De verordening) regelt de warenmarkt; het gaat dus om de verkoop van goederen. Derhalve bevat dit geen bepalingen omtrent de toegang tot of de uitoefening van een dienst. Daarmee valt deze verordening buiten de werkingsfeer van de Dienstenrichtlijn
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd.
Met de herziening van de verordening is er voor gekozen om de oude verordening in te korten en een gedeelte van de bepalingen over te hevelen naar het marktreglement. Op grond van artikel 3 is het college bevoegd deze nadere regels te stellen. De kaderstellende regels zijn in de verordening blijven staan. De uitvoeringsregels zijn in het reglement opgenomen.
Nadere regels worden opgevat als algemeen verbindende voorschriften.
Hoofdstuk 2. Bepalingen over vergunningen
Artikel 4. Standplaatsvergunning
Alleen de standplaatsvergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen.
Artikel 5. Intrekking vaste standplaatsvergunning
Als de in het eerste lid genoemde gronden zich voor doen, wordt altijd tot intrekking van de vaste standplaatsvergunning overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden (‘kan’ betekent: is bevoegd, dat wil zeggen is niet verplicht) genoemd ten aanzien van de vergunning.
Bij dag- en standwerkersplaatsen ligt intrekking van de vergunning minder voor de hand. Daarom is deze bepaling beperkt tot de vaste standplaatsvergunning. Ten aanzien van dagplaatsen en standwerkersplaatsen zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 8.
Hoofdstuk 3. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning
In dit artikel worden de gronden genoemd op basis waarvan een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. Anders dan artikel 5 gaat het hier om punitatieve sancties.
Nieuw is dat in onderdeel c ervan wordt uitgegaan dat het niet betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning.
Artikel 7. Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
In artikel 6 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt bij niet-vaste standplaatsen minder voor de hand, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen.
In dit artikel is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats
Artikel 8. Onmiddellijke verwijdering
In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Artikel 8 bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in dit artikel geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.
Dit artikel is opgenomen om optreden van het Openbaar Ministerie mogelijk te maken in situaties waarin het Wetboek van Strafrecht niet afdoende voorziet Ten aanzien van de in dit artikel opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt. Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de organisatie betreft een administratieve afhandeling de voorkeur.
Artikel 11. Intrekking oude regeling
De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.
Artikel 12 Overgangsbepalingen
Een overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen, met name ten aanzien van de bestaande anciënniteitlijsten.
De marktverordening is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artikel 139 Gemeentewet).
In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.