Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Midden-Delfland

Nadere regels tot betaling van probleemgebiedensubsidie in Midden-Delfland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMidden-Delfland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels tot betaling van probleemgebiedensubsidie in Midden-Delfland
CiteertitelSubsidieregeling probleemgebieden Midden-Delfland 2011-2013
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageProbleemgebieden landbouw

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2007, art. 2 lid 2

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-07-201101-04-201111-09-2015Art. 5, bijlage

08-03-2011

Gemeenteblad, 2011, 7

Geen
19-03-201114-07-2011Nieuwe regeling

08-03-2011

Gemeenteblad, 2011, 003

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels tot betaling van probleemgebiedensubsidie in Midden-Delfland

Burgemeester en wethouders van Midden-Delfland;

Overwegende dat zij op grond van artikel 2, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Midden-Delfland ter uitvoering van deze verordening bevoegd zijn tot het stellen van nadere regels;

Dat het gewenst is om in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid nadere regels te stellen aan de subsidiering van probleemgebieden zoals bedoeld in het Nederlandse Plattelandsontwikkelingplan 2007-2013 (maatregel 212: betalingen aan boeren met natuurlijke handicaps);

Gelet op artikel 2, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2007;

 

BESLUITEN:

 

Vast te stellen de Nadere regels tot betaling van probleemgebiedensubsidie in Midden-Delfland.

Artikel 1. Grondslag subsidie

Het college kan op aanvraag een probleemgebiedensubsidie verstrekken.

Artikel 2. Duur subsidie

  • 1.

    Een probleemgebiedensubsidie wordt aangevraagd en verstrekt voor een kalenderjaar.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 10 van de Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2009 geldt als termijn voor de aanvraag de openstellingsperiode, zoals die wordt gehanteerd voor de Gecombineerde Data-Inwinning (GDI) van het ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie.

  • 3.

    Een subsidie kan worden aangevraagd nadat door het college de openstellingsperiode is gepubliceerd. Het college kan hierbij een van het tweede lid afwijkende openingsperiode vaststellen.

Artikel 3. Begunstigde

  • 1.

    Een probleemgebiedensubsidie kan worden verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd op de peildatum van een kalenderjaar beheert krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

  • 2.

    Als een in het eerste lid bedoeld zakelijk of persoonlijk recht is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts subsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid het beheer uit te voeren.

Artikel 4. Aanvraag subsidie

De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van de zogenoemde verzamelaanvraag in de Gecombineerde Data-Inwinning (GDI), die door de landbouwer moet zijn ingediend bij het ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie.

Artikel 5. Voorwaarden voor deelname

  • 1.

    Een probleemgebiedensubsidie kan worden verstrekt als:

    • a.

      de desbetreffende percelen zijn gelegen binnen het werkingsgebied van het Recreatieschap Midden-Delfland of de Groeneveldse polder en als probleemgebied zijn aangewezen in het tweede Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013;

    • b.

      de landbouwgrond een aaneengesloten oppervlakte heeft van ten minste 0,5 hectare;

    • c.

      voor zover de begunstigde in het jaar voorafgaande aan de aanvraag tot subsidieverstrekking niet met opzet:

      • -

        een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie op grond van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland, óf

      • -

        de subsidieverplichtingen heeft geschonden die zijn verbonden aan een subsidie op basis van voornoemde regeling.

  • 2.

    Anders dan onder de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland kan een probleemgebiedenvergoeding worden aangevraagd zonder een subsidie te ontvangen op basis van de beheerpakketten in de bijlagen 6 tot en met 28f van de in dit lid bedoelde subsidieregeling (‘actief beheer’).

  • 3.

    Een probleemgebiedensubsidie wordt niet verstrekt voor landbouwgrond waarvoor een vergelijkbare subsidie wordt ontvangen op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (SAN) van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zoals die regeling tot 1 januari 2007 gold of een vergoeding wordt ontvangen op basis van het Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer (SNL).

Artikel 6. Subsidieverplichtingen

Een ontvanger van een probleemgebiedensubsidie:

  • a.

    draagt er zorg voor dat gedurende het gehele kalenderjaar op de landbouwgrond waarvoor de subsidie wordt verstrekt en op zijn gehele bedrijf wordt voldaan aan de voorschriften, opgenomen in artikel 3 van en de bijlagen 1 en 2 bij de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (cross-compliance voorwaarden);

  • b.

    zet zijn landbouwactiviteiten gedurende ten minste vijf jaar voort, te rekenen vanaf de eerste betaling in het kader van de onderhavige subsidieregeling;

  • c.

    draagt zorg voor het verrichten van groene diensten en bewaakt dat geen werkzaamheden worden verricht die een wijziging tot gevolg hebben van de topografische kavel- en perceelsstructuur, het microreliëf, de bodemstructuur of het bodemprofiel;

  • d.

    draagt er zorg voor dat geen werkzaamheden worden verricht die een wijziging tot gevolg hebben van de begreppeling of de detailontwatering, of leiden tot verlaging van de grondwaterstand dan wel slootwaterpeilen;

  • e.

    meldt aan het college de omstandigheden als gevolg waarvan redelijkerwijs niet kan worden voldaan aan één of meerdere subsidieverplichtingen, en doet dit binnen tien werkdagen nadat hij redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van die omstandigheden;

  • f.

    meldt aan het college de datum waarop weer aan de subsidieverplichtingen kan worden voldaan, en doet dit binnen tien werkdagen na de betreffende datum;

  • g.

    draagt er zorg voor dat een toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht niet wordt verhinderd toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen.

Artikel 7. Hoogte subsidie

  • 1.

    Een probleemgebiedensubsidie bedraagt € 94,- per hectare per jaar.

  • 2.

    De subsidie bestaat uit het product van het aantal hectare en de vergoeding als bedoeld in het eerste lid, waarbij het aantal hectare wordt afgerond op 2 decimalen.

  • 3.

    De aanspraak op de probleemgebiedensubsidie vervalt indien geen Europese subsidie op basis van in het Nederlandse Plattelandsontwikkelingplan 2007-2013 (maatregel 212: betalingen aan boeren met natuurlijke handicaps) wordt ontvangen.

Artikel 8. Hoogte tarief per kalenderjaar

  • 1.

    Het college stelt de vergoeding, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, jaarlijks opnieuw vast en volgt daarin de wijzigingen die het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland doorvoert in de gelijknamige subsidie op basis van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland.

  • 2.

    Als een besluit als bedoeld in het eerste lid leidt tot een verandering in de vergoeding, wordt hiervan voorafgaande aan de openstellingsperiode mededeling gedaan door plaatsing op de Gemeentepagina.

Artikel 9. Subsidievaststelling

  • 1.

    Het college stelt binnen tien weken na afloop van het kalenderjaar de probleemgebiedensubsidie vast.

  • 2.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.

Artikel 10. Afwijkingen Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2009

In afwijking van artikel 4, derde lid, van de Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2009 kan een probleemgebiedensubsidie worden verstrekt aan natuurlijke of rechtspersonen die de subsidie gebruiken voor een bedrijfsmatige activiteit.

Artikel 11. Slot- en overgangsbepalingen

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking op de voorgeschreven wijze.

  • 2.

    Deze nadere regels worden aangehaald als: “Subsidieregeling probleemgebieden Midden-Delfland 2011-2013”.

Toelichting op de “Subsidieregeling probleemgebieden Midden-Delfland 2011-2013”

Algemeen

De Regeling probleemgebieden (in het Engels Less Favoured Areas of LFA-regeling) is een Europese subsidieregeling om agrariërs te ondersteunen die kampen met relatief ongunstige productieomstandigheden (‘natuurlijke handicaps’). Deze subsidie heeft als doel om het concurrentienadeel van deze agrariërs ten opzichte van producenten in betere omstandigheden te compenseren. Voorwaarde om voor deze Europese subsidie in aanmerking te komen is dat de gronden in een begrensd probleemgebied liggen en dat een andere overheid de Europese subsidie co-financiert (50%). daarnaast gelden bepalingen die moeten garanderen dat de ‘natuurlijke handicaps’, die vaak juist een gewaardeerd element uitmaken van het agrarisch cultuurlandschap, in stand worden gehouden.

In het tweede Plattelandsontwikkelingsprogramma (2007-2013) is in Midden-Delfland 3.698 ha aangewezen als probleemgebied. Hiervan is 867 ha ook aangewezen als probleemgebied in het Gebiedsplan “Agrarische gebieden met natuurlijke handicaps Zuid-Holland" (2004). Deze begrenzing is ongewijzigd overgenomen in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2011. Op deze 867 ha fungeren de SNL-vergoedingen (ILG) als nationale cofinanciering. Hier kan alleen probleemgebiedenvergoeding worden aangevraagd als tegelijk ook ander (actief) SNL-beheer wordt gecontracteerd (de zogeheten gekoppelde probleemgebiedenvergoeding). Van 2008 tot 2010 werd in het ruimere gebied (2.831 ha) ook ‘gekoppelde’ probleemgebiedenvergoeding verstrekt, maar rijk en provincie hebben deze middelen vanaf 2010 niet langer beschikbaar gesteld. Om voor de Europese subsidies in aanmerking te komen is dus aanvullende financiering noodzakelijk. De gemeente heeft – via het Recreatieschap Midden-Delfland - nu aanvullende financiering gevonden. Deze moet echter – zo lang de provincie de ruimere begrenzing niet in zijn Natuurbeheerplan heeft vastgelegd – via een aparte subsidieregeling worden uitbetaald. Daartoe is gekozen voor een verbijzondering (‘nadere regels’) van de algemene subsidieverordening van de gemeente Midden-Delfland. Het gebied waar subsidie kan worden verstrekt is weliswaar iets groter dan de gemeente zelf (het omvat ook percelen in omliggende gemeenten), maar die ruimere context past binnen de regionale context tot het open en groen houden van het gebied Midden-Delfland.

In verband met de co-financiering vanuit het DOP-NOAP fonds is de begrenzing van het gebied gelijk gesteld met het werkingsgebied van het Recreatieschap Midden-Delfland.

De regeling geldt in beginsel voor drie kalenderjaren: 2011 tot en met 2013. Vanaf 2014 wordt een vernieuwde EU-regeling voor probleemgebieden van kracht. De subsidieregeling wordt jaarlijks door het publiceren van een openstellingsperiode door het college opengesteld voor het aanvragen van een subsidie door agrariërs.

De onderhavige regeling is conform het hoofdstuk over probleemgebieden in de SNL-verordening van de provincie Zuid-Holland. Deze verordening is vastgesteld door Provinciale Staten en goedgekeurd door het Nederlandse ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Deze provinciale verordening maakt op zijn beurt onderdeel uit van het goedgekeurde Plattelandsontwikkelingsplan 2007-2013, de Nederlandse invulling van de EU-verordening 1698/2005. Hierbij is de koppeling met ‘actief’ SNL-beheer achterwege gelaten, een optie die de provinciale verordening mogelijk maakt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Verwezen wordt naar de algemene toelichting over de aard van de probleemgebiedensubsidie. De co-financiëring wordt gedekt door middelen vanuit het DOP-NOAP fonds die in het kader van de Bestuursovereenkomst IODS beschikbaar zijn gesteld voor Groen ondernemen.

Artikel 2

In dit artikel wordt de subsidieperiode vastgelegd op het kalenderjaar. In afwijking van de Algemene subsidieverordening wordt een andere indieningsperiode gehanteerd. In het lopende kalenderjaar neemt het college een openstellingsbesluit, waarna een agrariër een subsidieaanvraag kan indienen. Het openstellingsbesluit wordt op de algemeen gebruikelijke wijze gepubliceerd. Bij die publicatie wordt ook direct het subsidieplafond bekend gemaakt.

De subsidieaanvraag wordt tegelijkertijd ingediend met de Gemeenschappelijke Data-Inwinning (GDI) oftewel de ‘meitelling’. Feitelijke uitvoering van de subsidieregeling geschiedt door de Dienst Landelijke Regelingen. Hiermee worden de administratieve lasten voor de agrariërs tot een minimum beperkt.

Door het late tijdstip van vaststelling van de regeling bestaat de kans dat geen elektronische aanvraag ingediend kan worden. In die situatie stelt het college een afwijkende aanvraagperiode vast en worden de aanvragen handmatig door de Dienst Regelingen ingevoerd. Het derde lid van dit artikel biedt deze mogelijkheid.

Artikel 3

In dit artikel wordt vastgelegd wie de subsidieaanvraag kan aanvragen en ook toegekend kan krijgen. De eigendomsverhoudingen mogen het beheersdoel van de subsidie niet onmogelijk maken. In die situatie kan dan geen subsidie worden toegekend.

Artikel 4

Een probleemgebiedensubsidie is een jaarlijks te verstrekken subsidie die – anders dan de meerjarige subsidies natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer – wordt aangevraagd met gebruikmaking van de zogenoemde verzamelaanvraag in de Gemeenschappelijke Data-Inwinning (GDI, vroeger meitelling genaamd) die uiterlijk 15 mei van elk kalenderjaar moet zijn ingediend. Landbouwers die op 15 mei de grond in gebruik hebben, hebben recht op betaling van de subsidie. Deze systematiek is dezelfde als die van toepassing is voor de binnen de eerste pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid door de Minister van LNV te verstrekken bedrijfstoeslagen. De aanvraag wordt verwerkt door de Dienst Regelingen, die de helft van de vergoeding in Brussel (Europees gedeelte) declareert en de andere helft bij de regelingseigenaar. In 2011 wordt naar verwachting gewerkt naar overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, derde lid, door het college een afwijkende aanvraagperiode gehanteerd.

Artikel 5

1e lid

Bijlage 1 van de subsidieregeling bevat het aangewezen probleemgebied. Alleen gronden gelegen binnen de begrenzing van die kaart, komen in aanmerking voor een subsidie. Tevens bevat dit lid nog enkele andere beperkingen voor het verkrijgen van de subsidie.

2e lid

Dit lid bevat een afstemming ten opzicht van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland. Het tweede lid voorkomt dat op eenzelfde perceel zowel een zesjarige subsidie als een eenjarige probleemgebiedensubsidie wordt verstrekt.

3e lid

Onder het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2000-2007 werd de probleemgebiedensubsidie verstrekt voor een periode van zes jaar. Deze subsidies kunnen doorlopen tot uiterlijk 1 januari 2012.

Als opvolger van de Provinciale subsidieregeling agrarisch natuurbeheer geldt voor delen van het totale werkingsgebied van de verordening het Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer (SNL). Door deze uitsluiting wordt een dubbele subsidieverstrekking voorkomen.

Artikel 6

Dit artikel bevat de voorwaarden waaraan een ontvanger van subsidie minimaal dient te voldoen.

In onderdeel a is opgenomen dat de landbouwer er zorg voor draagt dat gedurende het kalenderjaar waar de subsidie betrekking op heeft, zowel op de landbouwgrond waarvoor hij subsidie ontvangt als op zijn gehele bedrijf, wordt voldaan aan de voorschriften, opgenomen in artikel 6 en bijlage I, van de Regeling GLB inkomenssteun 2006 (randvoorwaarden, ook wel cross-compliance eisen genaamd). De achtergrond van deze bepaling is de volgende. Landbouwers die op de peildatum landbouwgrond in gebruik hebben op grond van een zakelijk of persoonlijk recht, komen in aanmerking voor een probleemgebiedensubsidie. Het kan voorkomen dat een landbouwer gedurende een gedeelte van het betreffende kalenderjaar de landbouwgrond aan een derde in gebruik geeft of heeft gegeven. Ook in dat geval moeten op het perceel waarvoor de probleemgebiedensubsidie wordt verstrekt, de randvoorwaarden worden nageleefd, ook al behoort dat perceel niet meer tot het bedrijf van de subsidieontvanger. Daarom is in de formulering van de subsidieverplichting gekozen voor de formulering ‘zorg dragen voor’ en wordt een onderscheid gemaakt tussen het voldoen aan de randvoorwaarden op het bedrijf van de subsidieontvanger en het voldoen aan de randvoorwaarden op het perceel.

Het veenweidegebied Midden-Delfland heeft in internationaal opzicht unieke karakteristieke landschapselementen. Het behoud en versterken van deze elementen door middel van actief groen beheer is één van de uitgangspunten van deze verordening. Om die reden worden aan de subsidiebeschikking aan de agrariërs de volgende voorschriften opgenomen:

  • ·

    De verplichting aan de agrariër tot het actief in stand houden van de huidige fysieke omstandigheden, zoals het waterpeil, reliëf in het landschap, perceelsvorm en greppel- en slotenpatroon;

  • ·

    De verplichting tot actieve beweiding in de periode van 1 april tot 1 oktober met rundvee en/of schapen met minimaal 1 GVE per hectare tenzij regelgeving rondom bescherming van weidevogels dit uitsluit;

  • ·

    De verplichting om het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen te beperken door locatiegebonden chemische bestrijding van akkerdistel, ridderzuring en brandnetel.

Artikel 7

De leden 1 en 2 van dit artikel bevatten de berekening van de hoogte van de subsidie.

In het 3e lid is opgenomen dat als geen Europese subsidie wordt ontvangen ook geen aanspraak op subsidie voor agrariërs ontstaat. Regeling hiervan is noodzakelijk om te voorkomen dat budgettaire problemen ontstaan.

Artikel 8

Voor het bedrag per hectare van de probleemgebiedensubsidie wordt de provinciale vergoeding gevolgd. In dit artikel is geregeld dat de hoogte van de subsidie aangepast kan worden als de provinciale subsidie wijzigt.

Artikel 9

In dit artikel zijn de termijnen voor de vaststelling van de subsidie geregeld. De aanvraag verloopt via de Dienst Regelingen. Indien noodzakelijk wordt via mandaat de bevoegdheid tot vaststelling overgedragen door het college.

Artikel 10

De Algemene subsidieverordening bepaalt dat het college kan afwijken van de bepaling dat subsidie alleen wordt toegekend als de aanvrager zonder winstoogmerk werkt. Met de probleemgebiedensubsidie wordt geen winstoogmerk als doelstelling gehanteerd. Echter de subsidie wordt verstrekt aan een ondernemer, waardoor over dit aspect een juridisch geschil van mening kan ontstaan. Door het betreffende artikel uit de Algemene subsidieverordening buiten werking te stellen, wordt deze problematiek voorkomen.

Artikel 11

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Bijlage 1

Probleemgebieden landbouw