Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Leiden

Huisvestingsverordening 2007 Gemeente Leiden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Leiden
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening 2007 Gemeente Leiden
CiteertitelHuisvestingsverordening 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de huisvestingsverordening 1998.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Woningwet 1991

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-02-200829-10-2011nieuwe regeling

22-01-2008

Stadsblad, 15-02-2008

RV 07.0128

Tekst van de regeling

Huisvestingsverordening 2007 van de gemeente Leiden

(huisvestingsverordening 2007)

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 BEGRIPSBEPALINGEN

De leden van dit artikel zijn in alfabetische volgorde geplaatst:

  • 1.

    besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • 2.

    doorstromer: een woningzoekende die als legale hoofdbewoner over een zelfstandige woonruimte in de huursector in de regio Leiden beschikt, welke op het moment van inschrijven als woningzoekende een huurprijs heeft tot de huurprijsgrens, en deze leeg achterlaat voor verkoop of verhuur;

  • 3.

    economisch gebondene: een persoon met een binding aan de gemeente Alkemade of Zoeterwoude, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in de gemeente Alkemade respectievelijk Zoeterwoude te vestigen, met dien verstande dat een economische binding en elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit de gemeente Alkemade respectievelijk Zoeterwoude;

  • 4.

    eigenaar: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van een woonruimte of een gebouw;

  • 5.

    financiële indicatie: indien men kan aantonen dat men door omstandigheden buiten eigen toedoen niet meer in staat is de woonlasten te voldoen welke indicatie in ieder geval aanwezig wordt geacht indien van gemeentewege een woonkostentoeslag met verhuisplicht wordt verstrekt;

  • 6.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • 7.

    huisvestingsvergunning: de vergunning bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • 8.

    huurprijs: de subsidiabele huurprijs per maand zoals bedoeld in de Huursubsidiewet;

  • 9.

    huurprijsgrens: de subsidiabele huurprijs per maand zoals genoemd in artikel 13 sub 1, sub a, van de Huursubsidiewet;

  • 10.

    ingezetene: degene die in het persoonsregister van de gemeente Alkemade of Zoeterwoude is opgenomen, en feitelijk in deze gemeente hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

  • 11.

    inkomen: het belastbaar inkomen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 dan wel, indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld, het zuiver loon, bedoeld in art. 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, of een op vergelijkbare wijze bepaald bedrag. Voor de bepaling van het totale inkomen wordt uitgegaan van het laatstelijk voor die vergunningverlening bekende inkomen van elk van de leden van het betrokken meerpersoonshuishouden en blijven de negatieve inkomens en de inkomens van inwonende kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen van de huurder die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 26 jaar of jonger zijn, buiten beschouwing;

  • 12.

    inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

  • 13.

    koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald;

  • 14.

    koopprijsgrens: het grensbedrag als bedoeld in artikel 6 derde lid van de wet, waar beneden een huisvestingsvergunning is vereist. Voor de gemeenten Alkemade en Zoeterwoude geldt het grensbedrag als bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de wet waar beneden een huisvestingsvergunning is vereist en wel € 113.445;

  • 15.

    maatschappelijk gebondene: de persoon met een binding aan de gemeente Alkemade of Zoeterwoude, daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in de gemeente Alkemade respectievelijk Zoeterwoude te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die gedurende de voorafgaande tien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van de gemeente Alkemade respectievelijk Zoeterwoude of zich uit het persoonsregister van de gemeente Alkemade respectievelijk Zoeterwoude heeft laten uitschrijven om elders een dagstudie te volgen en deze studie maximaal drie maanden voor de datum van de indiening van de aanvraag heeft beëindigd;

  • 16.

    medische indicatie: een door de regionale urgentiecommissie geaccepteerde schriftelijke verklaring van de GGD te Leiden of een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen instantie waaruit de medische noodzaak tot verhuizen blijkt;

  • 17.

    onttrekken: het geheel of gedeeltelijk onttrekken van woonruimte aan de bestemming tot bewoning, het samenvoegen van woonruimten en het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte;

  • 18.

    onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;

  • 19.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • 20.

    ouderenwoning: een woonruimte die specifiek bestemd is voor bewoning door personen van 65 jaar en ouder;

  • 21.

    (psycho)sociale indicatie: een door de regionale urgentiecommissie geaccepteerde schriftelijke verklaring van de GGD te Leiden of een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen instantie waaruit de (psycho)sociale noodzaak tot verhuizen blijkt;

  • 22.

    recreatiewoning: een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens het ter plaatse geldende bestemmingsplan slechts is bestemd voor recreatief verblijf en waar derhalve geen permanente bewoning is toegestaan;

  • 23.

    regio Leiden: het grondgebied van de gemeenten Alkemade, Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude;

  • 24.

    regionale urgentiecommissie: een door de colleges van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten en het Regionaal Overleg Woningcorporaties ingestelde onafhankelijke commissie, bestaande uit vertegenwoordigers namens de betrokken gemeenten en woningcorporaties, die op basis van mandaat van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, besluit over de urgentieaanvraag van woningzoekenden en de toepassing van de hardheidsclausule;

  • 25.

    seniorenwoning: een woonruimte bestemd voor bewoning door personen van 55 jaar en ouder;

  • 25a.

    Sociaal Statuut: het stedelijk kader voor instrumenten bij sloop en collectieve ingrijpende woningverbetering waarover corporaties, huurdersorganisaties en de gemeente Leiden overeenstemming hebben bereikt. Het Sociaal Statuut is onverkort van toepassing op de in dit artikel onder 29 genoemde personen;

  • 26.

    splitsen: het verdelen van het eigendom van een woongebouw in meerdere afzonderlijke appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

  • 27.

    splitsingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 33 van de wet;

  • 28.

    spijtoptanten zijn huurders die gedwongen de woning hebben moeten ontruimen door sloop, ingrijpende woningverbetering of samenvoeging, een woning buiten de wijk hebben betrokken en niet kunnen aarden in hun nieuwe woonomgeving. Spijtoptanten kunnen een beroep doen op de urgentieprocedure. Er zal dan getoetst worden of er omstandigheden zijn die terugkeer naar de oude wijk nodig maken. Daarbij wordt onder andere gekeken naar sociale omstandigheden;

  • 29.

    stadsvernieuwingsurgent: de persoon die in het bezit is van een namens burgemeester en wethouders door de regionale urgentiecommissie afgegeven stadsvernieuwings-urgentieverklaring;

  • 30.

    stadsvernieuwingsurgentie-verklaring: een door de urgentiecommissie namens burgemeester en wethouders afgegeven verklaring waarbij woningzoekende vanaf de in het Sociaal Statuut genoemde peildatum tot de datum van sloop/ ingrijpende woningverbetering onder de daarin gestelde voorwaarden, voorrang krijgen bij de toewijzing van woonruimte:

  • 31.

    standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

  • 32.

    starter: de woningzoekende die niet voldoet aan de definitie van doorstromer;

  • 33.

    urgente: de persoon die in het bezit is van een namens burgemeester en wethouders door de regionale urgentiecommissie afgegeven urgentieverklaring;

  • 34.

    urgentieverklaring: een door de urgentiecommissie namens burgemeester en wethouders afgegeven verklaring waarbij de woningzoekende gedurende een in de verklaring genoemde periode onder de daarin gestelde voorwaarden, voorrang verkrijgt bij de toewijzing van woonruimte;

  • 35.

    wet: de Huisvestingswet (Stb, 1992, 548);

  • 36.

    woningzoekende: het huishouden dat in het register als bedoeld in artikel 10 is ingeschreven respectievelijk ingeschreven wil worden;

  • 37.

    woonduur: de onafgebroken periode gedurende welke een woningzoekende de huidige woonruimte zelfstandig bewoont en op dat adres ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basis Administratie;

  • 38.

    woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

  • 39.

    woonruimte: een besloten ruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • 40.

    zoekprofiel: een omschrijving van de vereiste woonruimte, de huurklasse en de gemeente waarop een urgent woningzoekende met voorrang mag reageren;

  • 41.

    zoekprofiel stadsvernieuwingsurgenten: woningtype, woninggrootte en huurprijsniveau waarvoor men met de stadsvernieuwingsurgentie in aanmerking komt zoals vermeld wordt in het Sociaal Statuut onder de begripsomschrijving passende woning.

Artikel 2 Werkingsgebied

Het bepaalde in deze verordening (in de gemeente Leiden alleen de hoofdstukken II en III van deze verordening) is uitsluitend van toepassing op woonruimten met een koopprijs beneden de koopprijsgrens dan wel met een huurprijs beneden de huurprijsgrens, met uitzondering van:

  • a.

    een woonruimte als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de wet (inwoning, woonwagen, woonschip, bejaardenoord);

  • b.

    een onzelfstandige woonruimte;

  • c.

    woonruimte in beheer bij de Stichting Leidse Studentenhuisvesting;

  • d.

    een recreatiewoning;

  • e.

    een stacaravan op een recreatieterrein.

HOOFDSTUK II HUISVESTINGSVERGUNNING

Artikel 3 Vergunningvereiste

[vervallen]

Artikel 4 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

[vervallen1]

Artikel 5 Criteria voor vergunningverlening

[vervallen1]

Artikel 6 Nieuwbouw-koopwoningen

[vervallen]

Artikel 7 Intrekking

[vervallen1]

Artikel 8 Passendheid

[vervallen1]

HOOFDSTUK III LEEGMELDING

Artikel 9 Melding van leegstand

  • 1. Zodra de leegstand van woonruimte langer duurt dan twee maanden is de eigenaar verplicht daarvan melding te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Een woonruimte als bedoeld in het eerste lid wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen wanneer:

    • a.

      degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eigenaar het gebruik daarvan heeft opgezegd;

    • b.

      de eigenaar aan degene die de woonruimte in gebruik heeft het gebruik daarvan heeft opgezegd en vaststaat dat ontruiming rechtens mogelijk is;

    • c.

      de woonruimte is ontruimd, anders dan onder b;

    • d.

      de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts voor korte tijd het geval is;

    • e.

      op enigerlei andere wijze is gebleken dat een woonruimte te huur of - vrij van huur - te koop is.

  • 1. Burgemeester en wethouders noteren de ingevolge het eerste lid aangemelde woonruimten in het leegstandregister.

  • 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om voor delen van de woningvoorraad de verplichting van melding van leegstaande woningen, zoals vermeld in het eerste lid, ontheffing te verlenen.

HOOFDSTUK IV INSCHRIJVING EN UITSCHRIJVING ALS WONINGZOEKENDE

Artikel 10 Register van woningzoekenden

[vervallen1]

HOOFDSTUK V RANGORDE EN URGENTIE

Artikel 11 Rangordebepaling

[vervallen1]

Artikel 12 Urgentie: inschrijving en urgentiebepaling

[vervallen1]

HOOFDSTUK VI STANDPLAATS WOONWAGEN/LIGPLAATS WOONSCHIP

Artikel 13 Standplaatsen

[Vervalt in de Leidse Huisvestingsverordening.]

Artikel 14 Ligplaatsen

[Vervalt in de Leidse Huisvestingsverordening.]

HOOFDSTUK VII WIJZIGING SAMENSTELLING WONINGVOORRAAD

A.ONTTREKKINGSVERGUNNING

Artikel 15 Vergunningvereiste

  • 1.

    Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 2:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken;

    • b.

      met andere woonruimte samen te voegen;

    • a.

      van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is van toepassing

    • a.

      ten aanzien van het geheel of gedeeltelijk onttrekken van woonruimte aan de bestemming tot bewoning: op alle woonruimten;

    • b.

      ten aanzien van het samenvoegen van woonruimten: op alle woonruimten;

    • c.

      ten aanzien van het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte: op alle zelfstandige woonruimten.

Artikel 16 Tijdelijke vergunningen op naam

  • 1.

    Indien een beoogde onttrekking betrekking heeft op het gebruik van de woonruimte voor een andere doel dan permanente bewoning door een huishouden en deze onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte, kan slechts een tijdelijke vergunning worden verleend, met dien verstande dat de vergunning wordt verleend voor een in de vergunning aan te geven maximale termijn, welke niet langer kan zijn dan vijf jaar en ten hoogste eenmaal voor maximaal vijf jaar kan worden verlengd.

  • 2.

    Een tijdelijke vergunning heeft slechts betrekking op de aanvrager (de vergunninghouder) en is niet vatbaar voor overdracht aan derden.

Artikel 17 Criteria voor vergunningverlening

Een vergunning wordt slechts verleend, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het door de beoogde onttrekking, samenvoeging of omzetting te dienen belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad, de mogelijkheid tot het verlenen van een tijdelijke vergunning en het stellen van voorwaarden daarbij mede in aanmerking genomen.

Artikel 18 Compensatie en andere voorwaarden

  • 1.

    In de vergunning kan worden bepaald dat binnen een jaar van de vergunning gebruik moet worden gemaakt.

  • 2.

    Indien de vergunning betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruimte kunnen voorwaarden worden gesteld met betrekking tot het verzekeren dat de resulterende woonruimte een volwaardige woonfunctie overeenkomstig het bouwbesluit oplevert.

  • 3.

    Een vergunning tot onttrekking van woonruimte aan de bestemming tot bewoning wordt verleend onder voorwaarde dat de aanvrager binnen een jaar na verlening van de vergunning zorg draagt voor het scheppen van in omvang, kwaliteit en huur- of economische waarde gelijkwaardige andere woonruimte die aan de bestaande voorraad woonruimten wordt toegevoegd (reële compensatie).

  • 4.

    Voor zover reële compensatie niet mogelijk is, zal de aanvrager een financiële bijdrage verschuldigd zijn (financiële compensatie) welke zowel bij zelfstandige als bij onzelfstandige woonruimte € 226 per m2 vloeroppervlakte bedraagt.

In geval van samenvoeging of omzetting van woonruimte bedraagt de compensatie € 113 per m2.

Bij de bepaling van de vloeroppervlakte wordt rekening gehouden met woon- en slaapvertrekken, alkoven, keukens, toilet- en badruimten en overige voor bewoning geschikte dan wel geschikt te maken ruimten, zulks aan de hand van een door Bouw- en Woningtoezicht op te maken rapport betreffende kwaliteit, inrichting en afmetingen. Gangen, trappenhuizen, bergingen en dergelijke worden daarbij buiten beschouwing gelaten.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid kan een lager bedrag worden vastgesteld

    • a.

      indien de waarde van de woonruimte in het kader van de voorziening in de behoefte aan woongelegenheid is verminderd op grond van objectieve omstandigheden - achterstallig onderhoud daarbij niet mede in aanmerking genomen - als de bouwtechnische kwaliteit, indeling, ligging en andere externe omstandigheden en de woonruimte niet voor aanvaardbare kosten verbeterd kan worden;

    • b.

      bij tijdelijke vergunningen. Indien de onttrekking geschiedt in het belang van de volkshuisvesting of met de onttrekking een ander zwaarwegend specifiek gemeentelijk belang wordt gediend, wordt de voorwaarde met betrekking tot compensatie niet gesteld.

  • 6.

    Een bijdrage zoals bedoeld in het vierde en vijfde lid, wordt gestort in een daartoe door burgemeester en wethouders bestemd fonds, waarvan de baten zullen worden aangewend ten behoeve van de volkshuisvesting.

  • 7.

    Een tijdelijke vergunning wordt slechts verleend onder de voorwaarde:

    • a.

      dat geen ingrijpende verbouwingen worden uitgevoerd die de geschiktheid om als woonruimte te kunnen dienen aantasten of die zonder de tijdelijke vergunning kunnen worden aangemerkt als een gedeeltelijke onttrekking,

    • b.

      dat de vergunninghouder burgemeester en wethouders in kennis stelt van feitelijke beëindiging van het gebruik waarvoor vergunning is verleend.

  • 8.

    Ter verzekering van de naleving van aan een vergunning te verbinden voorwaarden kan, voordat de vergunning wordt verleend, een principe-besluit worden genomen, welk besluit inhoudt dat een vergunning zal worden verleend, indien de aanvrager zich binnen een bij het besluit vast te stellen termijn contractueel tot zodanige naleving zal hebben verbonden, deze zekerheid eventueel aangevuld door middel van afgifte van een bankgarantie.

  • 9.

    Het in verband met een voorwaarde tot reële compensatie te garanderen bedrag wordt berekend op basis van het tarief voor financiële compensatie. Dit bedrag vervalt aan het in het zesde lid bedoelde fonds indien niet binnen een jaar aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan.

  • 10.

    Indien zulks noodzakelijk is, kan in bijzondere gevallen gehele of gedeeltelijke vrijstelling worden verleend van compensatie.

Artikel 18 AOnttrekking ten behoeve van huisartspraktijk

  • 1.

    Indien een beoogde onttrekking betrekking heeft op het gebruik van de woonruimte door een huisarts ten behoeve van de uitoefening van zijn praktijk, kan in afwijking van artikel 16, eerste lid, een tijdelijke vergunning worden verleend voor de duur van dit gebruik door deze huisarts. Daarbij is het bepaalde in het tweede tot en met zesde lid van toepassing.

  • 2.

    De verplichting tot betaling van een financiële bijdrage, zoals bedoeld in artikel 18, vierde lid, wordt opgeschort voor onbepaalde termijn.

  • 3.

    In afwijking van artikel 18, vierde lid, vervalt deze betalingsverplichting:

    • a.

      nadat Burgemeester en Wethouders op verzoek van de vergunninghouder schriftelijk hebben medegedeeld dat hun is gebleken dat het vergunde gebruik is beëindigd en dat de desbetreffende ruimte weer geschikt en beschikbaar is als woonruimte, dan wel

    • b.

      nadat Burgemeester en Wethouders op verzoek van de vergunninghouder schriftelijk hebben medegedeeld dat hun is gebleken dat de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft is overgedragen aan een opvolgende huisarts die een aanvraag voor een onttrekkingsvergunning heeft ingediend, waaruit blijkt dat hij deze ruimte ten behoeve van de uitoefening van zijn praktijk in gebruik beoogt te nemen.

  • 4.

    De opschorting van deze betalingsverplichting eindigt zodra de vergunninghouder:

    • a.

      de als praktijkruimte gebruikte woonruimte in gebruik heeft genomen voor een met de vergunning strijdig doel, dan wel

    • b.

      deze ruimte heeft overgedragen aan een derde, niet zijnde een opvolgende huisarts die deze ruimte ten behoeve van de uitoefening van zijn praktijk in gebruik beoogt te nemen.

  • 5.

    Het bepaalde in artikel 18, vijfde lid, aanhef en sub b, is niet van toepassing.

  • 6.

    De vergunning wordt slechts verleend nadat de aanvrager zich schriftelijk heeft verbonden tot naleving van de aan de vergunning te verbinden voorwaarden, waaronder de in het tweede tot en met vierde lid bedoelde verplichting.

Artikel 19 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag voor een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken in ieder geval betreffende:

    • a.

      naam, adres, geboortedatum en geboorteplaats van de aanvrager;

    • b.

      indien voor de behandeling van de aanvraag een gemachtigde is aangewezen: diens naam en adres

    • c.

      gegevens over de huidige situatie: straat, huisnummer en de kadastrale aanduiding van woonruimte; een omschrijving van de woonruimte, vergezeld van een plattegrond; gegevens over het gebruik van de woonruimte en de waarden ervan (bij huurwoningen naam van de huurder en huurprijs en huurwaarde; bij zelfbewoning door de eigenaar: koopprijs of vrijwillige onderhandse verkoopwaarde);

    • d.

      gegevens over de beoogde situatie; de bestemming; de gewenste vergunningstermijn; gegevens met betrekking tot een eventuele verbouwing (bouwtekening, bouwvergunning);bij voorgenomen samenvoeging:verwachte huur- of koopprijs; naam toekomstige bewoner en omvang van diens huishouden;bij omzetting van zelfstandige woonruimte in meer dan één onzelfstandige woonruimte:een plattegrond waarop staat aangeduid welke ruimten als afzonderlijke woonruimte zullen worden gebruikt alsmede de verwachte huurprijs per woonruimte;

    • e.

      een toelichting op het door de aanvrager beoogde belang, voor zover van toepassing inclusief een schriftelijke verklaring daarover van een overkoepelend orgaan van de beroepsorganisatie waartoe de aanvrager behoort;

    • f.

      voor zover van toepassing: een schriftelijke verklaring van de zittende huurders/bewoners dat zij een afschrift van de aanvraag om een vergunning hebben ontvangen en dat zij ervan op de hoogte zijn recht te hebben op inzage bij de gemeente in de bij de aanvraag overlegde gegevens totdat onherroepelijk op de aanvraag is beslist, dan wel indien de aanvraag niet door de eigenaar is ingediend, een overeenkomstige door de eigenaar afgelegde verklaring, inclusief een verklaring van geen bezwaar.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel.

  • 3.

    Bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de praktijkuitoefening door officieel erkende medici of para-medici kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen van de Adviescommissie Huisvesting Beoefenaars van Medische en Paramedische Beroepen.

  • 4.

    De beslissing dan wel, indien van toepassing, de principebeslissing wordt genomen binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan met ten hoogste dertien weken worden verlengd. De afgifte van een vergunning vindt plaats binnen drie weken nadat aan de in de principebeslissing gestelde voorwaarden is voldaan.

  • 5.

    Op de onttrekkingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen 1 jaar van de onttrekkingsvergunning gebruik gemaakt kan worden;

    • b.

      . de termijn waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • d.

      de handelwijze waarvoor de vergunning toestemming verleent;

    • e.

      de voorwaarden waaronder de vergunning wordt verleend.

Artikel 20 Intrekking van de vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    niet binnen 1 jaar, nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

B. SPLITSINGSVERGUNNING

Artikel 21 Vergunningvereiste

  • 1.

    Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, bevattende woonruimte te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is uitsluitend van toepassing op gebouwen welke op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt aangevraagd tenminste 25 jaar oud zijn en welke één of meer woonruimten bevatten.

  • 3.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een gebouw, waarvan het aantal zelfstandige en/of onzelfstandige wooneenheden en de indeling van deze wooneenheden, door splitsing ongewijzigd blijft.

Artikel 22 Aanvragen van een splitsingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende stukken:

    • a.

      personalia van de aanvrager: naam, adres, geboortedatum en geboorteplaats;

    • b.

      indien een gemachtigde is aangewezen diens naam en adres;

    • c.

      een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in appartementsrechten. Het splitsingsplan omvat een omschrijving van de gedeelten van de onroerende zaken die bestemd zijn of worden als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, welke omschrijving mede kan plaatsvinden door verwijzing naar de splitsingstekening, onder vermelding voor elk van die gedeelten tot welk appartementsrecht de bevoegdheid tot het gebruik ervan behoort; indien de splitsing betrekking zal hebben op de toestand van het gebouw zoals die zal zijn na uitvoering van een voorgenomen verbouwing, een omschrijving van het bouwplan, welke inhoudt: een omschrijving van de op het moment van de aanvraag bestaande toestand en van de te maken toestand, welke omschrijving naar de op deze verbouwing betrekking hebbende bouwtekeningen; een opgave van de kosten van de verbouwing op basis van een offerte van de aannemer; indien van toepassing: een verwijzing naar de op de verbouwing betrekking hebbende bouwvergunning of de voor de verkrijging daarvan ingediende aanvraag;

    • d.

      gegevens over het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft: kadastrale aanduiding van het gebouw; straat, huisnummer van de woonruimten en eventuele andere ruimten in het gebouw; gegevens over het gebruik van de woonruimte en de waarden ervan (bij huurwoningen naam van de huurder en huurprijs en huurwaarde; bij zelfbewoning door de eigenaar: koopprijs of vrijwillige onderhandse verkoopwaarde);

    • e.

      een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot de afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigd taxateur. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw, alsmede voor elk van de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten, een beschrijving van de indeling, de installaties en andere aanwezige voorzieningen.

    • f.

      indien het gebouw achterstallig onderhoud vertoont of de toestand ervan op enige andere wijze in strijd is met de eisen van het Bouwbesluit: een opgave van de kosten die gemoeid zijn met de opheffing van de desbetreffende gebreken, zulks op basis van een offerte van een aannemer;

    • g.

      voor zover van toepassing: een schriftelijke verklaring van de zittende huurders/bewoners dat zij een afschrift van de aanvraag om een splitsingsvergunning hebben ontvangen en dat zij ervan op de hoogte zijn recht te hebben op inzage bij de gemeente in de bij de aanvraag overgelegde gegevens totdat onherroepelijk op de aanvraag is beslist.

  • 2.

    Op of bij de splitsingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen 1 jaar van de splitsingsvergunning gebruik gemaakt kan worden;

    • b.

      de gebouwde onroerende zaak waarop de splitsing betrekking heeft.

  • 3.

    Door burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorwaarden worden gesteld:

    • a.

      voor zover hetgeen zich tegen splitsing verzet betrekking heeft op onderhoudsgebreken, kan de voorwaarde worden gesteld dat deze gebreken binnen een in de vergunning te stellen termijn, welke niet langer kan zijn dan zes maanden, worden opgeheven;

    • b.

      voor zover hetgeen zich tegen splitsing verzet kan worden opgeheven door een door de aanvrager voorgenomen verbouwing en voor deze verbouwing, voor zover van toepassing, een bouwvergunning is verleend, kan de voorwaarde gesteld worden dat: de aanvrager binnen een in de vergunning te stellen termijn zorgt voor uitvoering van deze verbouwing en de splitsing in appartementsrechten welke door de splitsingsakte tot stand zal komen betrekking heeft op het overeenkomstig deze verbouwing verbouwde gebouw;

    • c.

      . ter verzekering van de naleving van aan een splitsingsvergunning te verbinden voorwaarden kan, voordat de splitsingsvergunning wordt verleend, een principebeslissing worden genomen welke inhoudt dat de vergunning zal worden verleend indien de aanvrager zich binnen een bij de beslissing vast te stellen termijn contractueel tot naleving ervan zal hebben verbonden (splitsingscontract), deze zekerheid aan te vullen door het deponeren van een geldbedrag op een geblokkeerde rekening (bouwdepot);

    • d.

      het in het bouwdepot te storten bedrag wordt vastgesteld op het bedrag van de kosten van de voorzieningen die ter naleving van de in de splitsingsvergunning te stellen voorwaarden getroffen moeten worden. Ten laste van het bouwdepot kunnen geen betalingen geschieden dan na goedkeuring door de gemeente van de desbetreffende voorzieningen, zulks op basis van het splitsingscontract. Indien het bedrag van de kosten van de te treffen voorzieningen lager is dan € 453 kan van het stellen van voorwaarden tot opening van een bouwdepot worden afgezien;

    • e.

      in bijzondere gevallen kan, in afwijking van het bepaalde in het derde lid worden bepaald dat de in aanvulling op het splitsingscontract te bieden zekerheid ook of voor een deel in de vorm van een bankgarantie gegeven kan worden. Hierbij zal het totale bedrag van de zekerheid ten minste gelijk moeten zijn aan het bedrag van de in het vierde lid bedoelde kosten.

  • 4.

    De beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning wordt aangehouden indien de stukken als bedoeld in het eerste en derde lid door burgemeester en wethouders onvolledig of ongenoegzaam worden geacht.

Artikel 23 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning

  • 1.

    Burgemeester en wethouders weigeren een splitsingsvergunning, indien:

    • a.

      het gebouw of gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest en de aanvrager niet kan waarborgen dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning en

    • b.

      indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd is met voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stb. 1985, 626) of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;

    • c.

      de huurprijs van één of meer van die woonruimten of voormalige woonruimten lager is dan de huurprijsgrens van de goedkope voorraad zoals genoemd in het Huisvestingsbesluit artikel 8 lid 2 (de aftoppingsgrens is per 1-7-2007 voor één- en tweepersoonshuishoudens € 492 per maand en voor drie- of meerpersoonshuishoudens € 527 per maand),

    • d.

      het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders weigeren eveneens een splitsingsvergunning, indien:

    • a.

      voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft is gelegen, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing of leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is;

    • b.

      het ontwerp voor dat plan of voor die verordening, dan wel voor die herziening daarvan ter inzage is gelegd voordat de aanvraag van de splitsingsvergunning is ingediend, dan wel, indien de aanvraag krachtens artikel 22, vierde lid, is aangehouden, voordat die aanhouding is geëindigd;

    • c.

      de voorgenomen splitsing naar het oordeel van burgemeester en wethouders nadelige gevolgen heeft voor de met het plan of de verordening nagestreefde of na te streven doeleinden en het belang dat de vergunningaanvrager bij de splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmeringen van de stadsvernieuwing.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders weigeren eveneens een splitsingsvergunning, indien:

    • a.

      de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet en

    • b.

      de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende is verzekerd dat die gebreken zullen worden opgeheven.

  • 4.

    Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake indien:

    • a.

      Burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 14 tot en met 25 van de Woningwet een aanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;

    • b.

      het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat, die ingevolge de artikelen 29 tot en met 38 van de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard.

Artikel 24 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

HOOFDSTUK VIII OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 25 Convenanten

Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren convenanten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte. De convenanten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De convenanten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd. De inhoud van de convenanten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.

Artikel 26 Mandatering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens hoofdstuk II, IV, V en artikel 27 te mandateren aan eigenaren van woonruimte of aan een door burgemeester en wethouders aan te wijzen functionaris.

Artikel 27 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening, naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 28 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3, hoofdstuk III of hoofdstuk VII wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 29 Handhaving

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2. Met de opsporing van de bij artikel 28 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.

Artikel 30 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 31 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties, die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

HOOFDSTUK IX OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 32 Overgangsbepaling

  • 1. De vóór de inwerkingtreding van deze verordening gedane inschrijvingen van woningzoekenden worden geacht inschrijvingen te zijn als bedoeld in hoofdstuk IV van de verordening.

  • 2. Aanvragen tot inschrijving dan wel verlenging van inschrijving als woningzoekende of om verlening van een met een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor betrokkene gunstiger is.

  • 3. De vóór de inwerkingtreding van deze verordening afgegeven urgentieverklaringen worden geacht urgentieverklaringen te zijn als bedoeld in hoofdstuk V van deze verordening.

  • 4. De vóór de inwerkingtreding van deze verordening verleende huisvestingsvergunningen, onttrekkings- en splitsingsvergunningen worden geacht vergunningen te zijn als bedoeld in respectievelijk Hoofdstuk II en VII van deze verordening.

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening 2007 van de gemeente Leiden.

Artikel 34 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking.

  • 2. Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Huisvestingsverordening 1998.