Organisatie | Bunschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels verhaal Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren gemeente Bunschoten 2010 |
Citeertitel | Beleidsregels verhaal Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren gemeente Bunschoten 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 01-03-2019 | nieuwe regeling | 07-12-2010 De Bunschoter, 22-12-2010 |
Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand en inkomensvoorziening
tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt;
tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;
tot de grens van de onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: degene die zijn onderhoudsplicht niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;
op degene aan wie de persoon die bijstand of inkomensvoorziening ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de aanvraag om bijstand of inkomensvoorziening met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van verlening van bijstand of inkomensvoorziening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien;
op de nalatenschap van de persoon indien:
aan die persoon ten onrechte bijstand of inkomensvoorziening is verleend indien sprake is van een situatie als beschreven in de “beleidsregels terugvordering op grond van de Wet werk en bijstand en de Wet investeren in jongeren gemeente Bunschoten 2010” punt 4 onder a en e en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden;
Behoudens in de gevallen als bedoeld in onderdeel e, ten tweede, worden kosten van bijstand of inkomensvoorziening, die meer dan vijf jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot verhaal zijn gemaakt, niet verhaald.
In afwijking van beleidsregel 1 kunnen burgemeester en wethouders, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van kosten van bijstand of inkomensvoorziening voor zover het betreft verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:
BEOORDELING VAN MATE VAN ONDERHOUDSPLICHT
Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld in beleidsregel 1 onder a, b en c en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.
Een overeenkomst waarbij echtgenoten of gewezen echtgenoten hebben bepaald dat na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, de een tegenover de ander in het geheel niet dan wel slechts tot een bepaald bedrag tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden, al dan niet met het beding bedoeld in artikel 159 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, staat niet in de weg aan verhaal op een der partijen en laat de vaststelling van het te verhalen bedrag onverlet.
VERHALEN VAN RECHTERLIJKE UITSPRAAK BETREFFENDE LEVENSONDERHOUD
Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak.
WIJZIGING DOOR RECHTER VASTGESTELD BEDRAG LEVENSONDERHOUD
De gemeente verzoekt de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter:
deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in de artikelen 157 en 401 van dat boek;
Indien bij de vaststelling van het verhaalsbedrag rekening is gehouden met bepaalde verplichtingen, waardoor het verhaalsbedrag lager is vastgesteld, verrichten burgemeester en wethouders een onderzoek naar de hoogte van het inkomen op het moment waarop naar verwachting de verplichting/verplichtingen niet langer aan de orde zal/zullen zijn. Verder wordt een onderzoek naar de hoogte van het inkomen verricht indien er (andere) gerechtvaardigde aanwijzingen/verwachtingen zijn op grond waarvan aangenomen kan worden dat het verhaalsbedrag niet meer in overeenstemming is met de draagkracht. Indien het inkomen daartoe aanleiding geeft wordt als gevolg van het inkomensonderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld.
Indien de belanghebbende niet bereid blijkt de door de rechter vastgestelde bijdrage voor levensonderhoud te voldoen dan wordt die uitspraak tenuitvoergelegd door middel van executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Burgemeester en wethouders kunnen deze beleidsregels nader uitwerken in een beleidsnotitie inzake verhaal van verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand of inkomensvoorziening ingevolge de Wet investeren in jongeren.
TOELICHTING BELEIDSREGELS VERHAAL WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE BUNSCHOTEN
Het betreft hier beleidsregels om vast te stellen dat de gemeente gebruik maakt van de in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet investeren in jongeren (WIJ) opgenomen mogelijkheid kosten van bijstand of inkomensvoorziening te verhalen.
Een en ander past in de visie om in het kader van de volledige financiële verantwoordelijkheid van de gemeente zorg te dragen voor een kostenbeperking ten aanzien van de uitkeringsgelden.
Overigens zij vermeld dat op 1 augustus 2009 de Wet tot wijziging Inning van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen in verband met de inning van partneralimentatie in werking is getreden.
Met deze wijziging zijn de gemeenten voor een deel ontlast in de uitvoering van de bevoegdheid tot bijstandsverhaal op grond van de WWB in die gevallen waarin voor alimentatie een rechterlijke uitspraak voorhanden is. Van belang voor gemeenten zijn nu vooral die onderhoudsverplichtingen waarvoor geen rechterlijke uitspraak aanwezig is en de gevallen waarin sprake is van een nihilbeding als bedoeld in artikel 159 van het Burgerlijk Wetboek.
De wijziging per 1 augustus 2009 betekent dat gemeenten de belanghebbende bij een beroep op bijstand op grond van artikel 55 WWB kunnen verplichten een verzoek tot inning van de door de rechter vastgestelde partneralimentatie in te dienen bij het LBIO ingeval geen of te weinig betaling van alimentatie plaatsvindt. Voor rechterlijk vastgestelde kinderalimentatie bestond deze mogelijkheid al eerder.
Onder a, b en c worden de verhaalsmogelijkheden op de (ex)echtgenoot (en daarmee gelijkgesteld de geregistreerd partner) bedoeld ten aanzien van haar/zijn onderhoudsplicht jegens zijn (ex)echtgenoot en/of minderjarige kinderen en meerderjarige kinderen die bijzondere bijstand ontvangen.
In de WWB (paragraaf 6.5, artikelen 61 tot en met 62i) zijn de bepalingen opgenomen die gelden voor het verhaal van kosten van bijstand. In de WIJ (artikel 57) zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing verklaard voor de kosten van inkomensvoorziening.
Naast de in beleidsregel 1 genoemde verhaalsmogelijkheden bestaat de mogelijkheid verhaal toe te passen op het minderjarig kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet juist nakomt.
Van deze mogelijkheid wordt geen gebruik gemaakt omdat deze omstandigheid zich in de praktijk niet voordoet.
Hierbij wordt benadrukt dat de bijstand uitsluitend wordt verhaald in de in beleidsregel 1 vastgelegde gevallen.
Ook in de Abw was het mogelijk om een kruimelbedrag te hanteren waaronder geen verhaal werd toegepast. Nu verhaal een volledige bevoegdheid van de gemeente is geworden is het aan te bevelen om in het kader van doelmatigheidsoverwegingen ook niet in alle gevallen over te gaan tot verhaal van bijstand of inkomensvoorziening, omdat de te maken kosten niet opwegen tegen de te ontvangen middelen. Verwezen wordt ook naar de grensbedragen in de beleidsregels 10, 12, 13 en 16.
Verhaal van bijstand of inkomensvoorziening is de regel, het ervan afzien de uitzondering. Dit verklaart waarom het nodig is om grenzen te stellen aan de mogelijkheden om van verhaal af te zien. Van de kant van de verhaalsplichtige wordt een redelijke inspanning verlangd om bij te dragen voor enige aflossing van de schuld. Om deze redenen zijn er in de beleidsregels 4, 5 en 6 regels vastgesteld en alleen bij voldoening hieraan kan van gedeeltelijk verhaal worden afgezien. Dergelijke regels gelden ook bij de mogelijkheid af te zien van terugvordering.
Het betreft hier de uitvoering van de zogeheten tremanormen, zijnde de normen die door de rechtbanken worden gehanteerd bij de vaststelling van de hoogte van de alimentatie. Deze normen voorzien in zowel een netto- als een brutoberekening.
Het nihilbeding of nihil-plusbeding werkt slechts tussen partijen en heeft ten aanzien van de gemeente geen derdenwerking. Ingevolge deze beleidslijn wordt het verhaalsrecht niet ontkracht door deze overeenkomsten tussen partijen en kan de gemeente de kosten van bijstand of inkomensvoorziening verhalen ondanks de afspraken tussen partijen.
Indien naar aanleiding van de brief (niet vatbaar voor bezwaar of beroep) niet binnen dertig dagen betaling plaatsvindt, vordert de gemeente het verschuldigde met uitsluiting van degene die de bijstand ontvangt.
Op grond van artikel 62b lid 4 WWB verkrijgt de gemeente een executoriale titel via het uitvaardigen van een dwangbevel. Een dwangbevel kent evenmin een mogelijkheid voor bezwaar of beroep.
Weliswaar is de uitvaardiging van een dwangbevel in de WWB en de WIJ opgenomen, maar het blijft de vraag of deze mogelijkheid wel te gebruiken is. Titel 4.4 van de Awb heeft in wezen uitsluitend betrekking op bestuursrechtelijke geldschulden en op besluiten die vatbaar zijn voor bezwaar of beroep. In de onderhavige gevallen is veeleer sprake van een civielrechtelijke vordering, waarvoor een executoriale titel kan worden verkregen via de rechtbank, die op kosten van de schuldenaar wordt betekend en met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tenuitvoergelegd.
In een aantal gevallen kan aan de rechter verzocht worden een eenmaal opgelegde bijdrage voor levensonderhoud aan te passen. De situatie onder a houdt in dat gevraagd kan worden om een aanpassing indien de rechterlijke uitspraak door wijziging van omstandigheden niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven, of indien zij van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord doordat van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De mogelijkheid onder b is opgenomen omdat de mogelijkheid onder a geen oplossing biedt voor de gevallen waarin partijen in onderling overleg een uitspraak hebben ontlokt die duidelijk niet voldoet aan de wettelijke maatstaven, terwijl overigens wel aan de rechter gegevens zijn verstrekt die voor de beoordeling van de onderhoudsplicht van belang zijn. Omdat de gemeente aan een rechterlijke alimentatie-uitspraak gebonden is, zouden partijen aldus het verhaalsrecht van de gemeente kunnen frustreren. De rechter kan immers niet méér toewijzen dan verzocht is. Onder c staat aangegeven dat pas om een heroverweging zal worden gevraagd indien de hoogte van het bedrag daartoe aanleiding geeft en een bepaald minimum, in dit geval € 100,-- per maand te boven gaat.
In deze beleidsregel is conform artikel 4:86 Awb geregeld welke aspecten in ieder geval deel uitmaken van het verhaalsbesluit.
Om na te kunnen gaan of te verhalen bedragen nog steeds in overeenstemming zijn met de wettelijke maatstaven kan een heronderzoek plaats te vinden. Er is niet gekozen voor een algemene periodieke heronderzoekstermijn om te bezien of de hoogte van het inkomen aanleiding geeft het opgelegde verhaalsbedrag nader vast te stellen. In het verleden is gebleken dat een algemene heronderzoeksverplichting veel werk met zich brengt en er vaak geen ander verhaalsbedrag wordt opgelegd omdat de omstandigheden niet substantieel gewijzigd waren. Door nu het onderzoek te laten afhangen van te verwachten wijzigingen wordt getracht een effectiever en efficiënter instrument in te zetten. Voorbeelden zijn het aflopen van schulden/leningen waarmee rekening is gehouden, de verwachting dat tijdelijke dure woonruimte wordt verlaten, het meerderjarig worden van kinderen, de verwachting dat er een hoger inkomen zal komen omdat de opleiding en baan niet in overeenstemming met elkaar waren ten tijde van het vaststellen van het verhaalsbedrag.
Een opgelegd verhaalsbedrag wordt niet gewijzigd indien het nieuw berekende bedrag niet meer dan € 100,-- hoger is dan het al opgelegde bedrag
In de WWB en via overeenkomstige toepassing in de WIJ staat dat een executoriale titel kan worden verkregen via het uitvaardigen van een dwangbevel. Echter besluiten in het kader van paragraaf 6.5 van de WWB betreffende verhaal staan ingevolge artikel 8:5 Awb en de daarbij behorende bijlage op de negatieve lijst en zijn derhalve uitgezonderd van administratief beroep (en dus ook van bezwaar zie artikel 7:1 Awb). De veronderstelling is dan gerechtvaardigd dat een dwangbevel met betrekking tot verhaal van bijstand of inkomensvoorziening geen executoriale titel oplevert. Dit dus in tegenstelling tot wat in de WWB staat. Bij het niet in der minne overgaan tot betaling dient er derhalve een verzoekschriftenprocedure bij de rechtbank aanhangig gemaakt te worden.
Uit doelmatigheidsoverwegingen is daarbij een grens gesteld waaronder er geen verzoekschriftenprocedure wordt opgestart.
Dit artikel spreekt voor zich.
De WWB en via overeenkomstige toepassing de WIJ makent het mogelijk de verhaalsbijdragen te verhogen met de te maken invorderingskosten. Van deze bevoegdheid wordt gebruik gemaakt wanneer er bij de invordering kosten gemaakt moeten worden. Dit zal voornamelijk het geval zijn als vereenvoudigd derdenbeslag niet mogelijk is en een deurwaarder ingeschakeld moet worden.
In bepaalde situaties kan invordering van de verhaalsbijdrage niet gerealiseerd worden zonder dat daarvoor grote inspanning vereist is. In die gevallen wordt afgezien van invordering indien het totaal bedrag minder bedraagt dan het grensbedrag van € 250,--. In dergelijke gevallen dient de verhaalsvordering afgeboekt te worden om de vordering uit de financiële administratie te krijgen
De beleidsregels kunnen nader worden uitgewerkt in een beleidsnotitie of beleidsplan. Hierbij moet men name worden gedacht aan een debiteurenbeleidsplan.