De raad van de gemeente Doesburg;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27
januari 2011;
gehoord de commissie Bestuurs- en Organisatiezaken van 13 januari 2011;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de
Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de
heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2011 versie
2
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a)
begraafplaats: de algemene begraafplaats gelegen aan de
Meipoort;
- b)
eigen graf: een graf, een grafkelder daaronder begrepen, waarvoor
voor bepaalde of onbepaalde tijd aan een natuurlijk of rechtspersoon
het uitsluitend recht is verleend tot:
- 1.
het doen begraven en begraven houden van lijken;
- 2.
het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of
zonder urnen;
- 3.
het (doen) verstrooien van as;
- c)
eigen urnennis: een nis, waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd
aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is
verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen of
urnen;
- d)
asbus: een bus ter berging van as van een overledene;
- e)
urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;
- f)
verstrooiingsplaats: een permanent daartoe bestemd terrein waarop as
wordt verstrooid, dan wel een plaats waarvoor voor bepaalde of
onbepaalde tijd het recht is verleend om as te doen
verstrooien.
Artikel 2 Belastbaar feit
Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de
begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband
met de begraafplaats.
Artikel 3 Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve
van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen,
werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
- 1.
De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen
in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
- 2.
Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de
tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
- 3.
Voor belastingbedragen tot € 5,00 vindt geen invordering plaats. Voor de
toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een
aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen lijkbezorgingsrechten of
andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 5 Belastingjaar
- 1.
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het
belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
- 2.
Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 6.6 van de
tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor
wordt afgekocht.
Artikel 6 Wijze van heffing
- 1.
De onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 6, onderdelen 6.2 en 6.3 van
de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag.
- 2.
Andere rechten van de tarieventabel worden geheven door middel van een
gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is
vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van
de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige
bekendgemaakt.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de
jaarlijks verschuldigde rechten
- 1.
De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 6.2 en 6.3 van de
tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak
of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt
zijn de rechten bedoeld in 6.2 en 6.3 van de tarieventabel verschuldigd
voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde
rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog
volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt,
bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in 6.2 en 6.3
van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar
verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het
bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
Andere rechten van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de
dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken
of inrichtingen.
Artikel 9 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt op de
laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
- 2.
Indien door de belastingplichtige toestemming is verleend voor
automatische incasso, worden de aanslagen ingevorderd in vijf gelijke
termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de
maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
- 3.
In afwijking van het in het eerste en tweede lid gestelde zijn aanslagen
met een bedrag van minder dan € 30,00 en meer dan € 1.750,00
invorderbaar in één termijn die vervalt op de laatste dag van de tweede
maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld.
- 4.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van
de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde
beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van
overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd
met de vaststelling van de aanslag.
- 5.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en
tweede lid gestelde termijnen.
- 6.
De gedagtekende schriftelijke kennisgeving moet worden betaald binnen 30
dagen na dagtekening van deze kennisgeving.
Artikel 10 Vrijstellingen
De rechten worden niet geheven voor:
- 1.
het bijzetten van een asbus of urn met de as van een kind, dat
beneden de leeftijd van 3 maanden is overleden en dat in één kist
met zijn moeder wordt begraven of waarvan de as met die van de
moeder wordt geborgen in één urn;
- 2.
het begraven van een lijk of het bijzetten van een asbus/urn buiten
de daarvoor in artikel 9 van de Beheersverordening gemeentelijke
begraafplaats vastgestelde tijden, indien het begraven of het
bijzetten van een asbus/urn:
- a.
plaatsvindt op een door burgemeester en wethouders in het
belang van de openbare orde gegeven last;
- b.
plaatsvindt op een door burgemeester en wethouders in het
belang van de volksgezondheid gegeven last;
- c.
op grond van wettelijke bepalingen op geen ander tijdstip
dan het gevraagde kan plaatsvinden;
- d.
noodzakelijk in de hiervoor genoemde tijd moet plaatshebben
na beëindiging van een door de officier van Justitie of
rechter-commissaris gelast uitstel van begraving van het
lijk
- e.
een herbegraving is als bedoeld in hoofdstuk 5 van de
Tarieventabel.
- 3.
het opgraven en herbegraven op dezelfde begraafplaats van een lijk
of een asbus/urn, alsmede voor het overplaatsen van een lijk of een
asbus/urn vanuit het ene naar het andere graf op dezelfde
begraafplaats, indien dit gebeurt op rechtelijk.gezag;
- 4.
het in behandeling nemen van een aanvraag voor het afgeven van een
vergunning ter zake van het aanbrengen van beplanting of enige
andere versiering als bedoeld in hoofdstuk 6, onderdeel 6.1 van de
Tarieventabel.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De ‘Verordening lijkbezorgingsrechten 2011” van 28 oktober 2010,
nummer 7e, wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid
genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij
van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die
datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na
die van de bekendmaking, doch niet eerder dan de in lid 4 genoemde
datum.
- 3.
In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde,
blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening
ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de
heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de
tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover
ter zake daarvan de heffing van de rechten in die periode
plaatsvindt.
- 4.
De datum van ingang van de heffing is 3 februari 2011.
- 5.
Deze verordening wordt aangehaald als de “Verordening
lijkbezorgingsrechten 2011 versie 2”.