Organisatie | Eijsden-Margraten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eijsden-Margraten 2011 |
Citeertitel | Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eijsden–Margraten 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Deze verordening is vervangen door de Verordening maatschappelijke ondersteuning Eijsden-Margraten 2013.
Wet maatschappelijke ondersteuning
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2013 | intrekking | 18-12-2012 De Etalage, 02-01-2013 | 12IN007383 | |
01-06-2011 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 24-05-2011 De Etalage, 01-06-2011 | 12IB000159 | |
01-06-2000 | Nieuwe regeling | 24-05-2011 De Etalage, 01-06-2011 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
persoon met beperkingen, ondersteuningsbehoevende: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch of een psychosociale probleem, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;
maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
persoonsgebonden budget: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6 a van de wet, waarmee de ondersteuningsbehoevende een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn.;
norminkomen: de normen, genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand, omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar, waarbij deze normen voor een belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die een alleenstaande of een alleenstaande ouder is, en die niet in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de toeslag, genoemd in artikel 25 lid 2 van de Wet werk en bijstand, en de normen van een alleenstaande of gehuwde, die in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de bedragen, genoemd in artikel 23 lid 2 van de Wet werk en bijstand;
hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de aanvrager in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien het een aanvrager met een briefadres is;
gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de aanvrager vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken en ruimten die onder het woongebouw vallen en waarvan de aanvrager gebruik moet kunnen maken;
Artikel 1.2 Toekenning en weigering van voorzieningen
Geen voorziening wordt toegekend:
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens de wet, dan wel krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;
voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of enige privaatrechtelijke overeenkomst of verbintenis aanspraak op de voorziening kan of kon worden gemaakt, dan wel voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning een voorziening als bedoeld in artikel 2 van de wet of een verbintenis uit de wet bestaat;
indien, zo het gaat om een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget, in de financiering van het niet door de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget bestreken deel van de kosten niet is, of kan worden voorzien;
3.Het college kan met betrekking tot het gestelde in lid 2 nadere regels vaststellen in het Besluit nadere regels.
HOOFDSTUK 2. VORM VAN TE VERSTREKKEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
Artikel 2.2 Voorziening in natura
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing, tenzij deze voorziening in eigendom wordt verstrekt.
Artikel 2.3 Financiële tegemoetkoming
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming zijn de voorwaarden zoals genoemd in het Besluit nadere regels van toepassing.
Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget
Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 lid 1 en 6 a van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
de omvang van het persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor een vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, bepaald aan de hand van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten en/of administratieve ondersteuningskosten, en wordt vastgelegd in het Besluit nadere regels;
Artikel 2.5 Eigen bijdragen, eigen aandeel en inkomensgrenzen
Voor de voorzieningen zoals bedoeld in artikel 3.1;4.2, lid 1, onder b, c, en g; artikel 4.5 en artikel 5.1, lid 1, onder b en c, van deze verordening is een persoon van 18 jaren of ouder aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend een eigen bijdrage verschuldigd ter hoogte van 100% van de aan deze voorziening verbonden kosten.
HOOFDSTUK 3. HULP BIJ HET HUISHOUDEN
Artikel 3.2 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden
Artikel 3.3 Gebruikelijke zorg
In afwijking van het gestelde in artikel 3.2 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.
Artikel 3.4 Geen langdurige noodzaak
In afwijking van artikel 1.2, lid 1 onder a. kan het college hulp bij het huishouden verstrekken indien er geen langdurige noodzaak is.
Artikel 3.5 Omvang van de hulp bij het huishouden
De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:
Klasse 1: 0 tot en met 1,9 uur per week;
Klasse 2 : 2 tot en met 3,9 uur per week;
Klasse 3: 4 tot en met 6,9 uur per week;
Klasse 4: 7 tot en met 9,9 uur per week;
Artikel 4.1 Vormen van woonvoorzieningen
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in lid 1, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in lid 1, onder b, c, d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken, en de in het lid 2 genoemde oplossing niet beschikbaar is of niet of onvoldoende tot een snelle en adequate oplossing leidt.
Artikel 4.3 Primaat van de verhuizing, uitraasruimte en andere voorwaarden
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.2, lid 1 onder a., zonodig in combinatie met andere in artikel 4.2 genoemde voorzieningen, in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren en verhuizing naar een andere zelfstandige woonruimte de goedkoopst adequate oplossing biedt.
Een persoon als bedoeld in artikel 4.3 lid 1 komt ook in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming ter hoogte van het bepaalde in artikel 5.3 lid 1 van het “Besluit nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 gemeente Eijsden - Margraten” als de persoon, op eigen kosten, zijn woning adequaat aanpast.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.2, lid 1 onder b. in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren en de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.2, lid 1 onder c. in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren en de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.2, lid 1, onder g. in aanmerking worden gebracht indien sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen en de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:
het treffen van voorzieningen in woongebouwen, die specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en waarvan verwacht mag worden dat reeds voorzieningen zijn getroffen, of dat ter zake van een voorziening onmiskenbaar niet wordt voldaan aan de voor een dergelijk woongebouw op grond van wettelijke voorschriften, algemeen aanvaarde regels of contractuele bepalingen geldende vereisten en aannemelijk is dat de aangevraagde voorziening bij het wel voldoen aan die vereisten niet nodig zou zijn;
Artikel 4.6 Aanvullende begrenzing recht op woonvoorzieningen
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen uitsluitend voor zover de aanvraag een voorziening als bedoeld in artikel 4.2 lid 1 onder a. betreft, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden;
de door het college aangewezen personen toegang wordt geweigerd tot de woonruimte waar de woonvoorziening is, of wordt gerealiseerd, dan wel zal worden gerealiseerd. Aan de in dit lid genoemde personen dient tevens inzage te worden geboden in bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woonvoorziening en hun wordt de gelegenheid geboden tot het controleren van de woonvoorziening;
Artikel 4.7 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling
Indien een woonvoorziening zoals genoemd in artikel 4.2, lid 1 onder b. dan wel g. is verleend, dan geldt dat:
Artikel 4.8 Terugbetaling bij verkoop
De woningeigenaar die een voorziening genoemd in artikel 4.2, lid 1 onder b., heeft ontvangen waarvan het bedrag hoger is dan het bedrag zoals genoemd in het Besluit nadere regels en die binnen een periode van 10 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning vervreemdt, wordt gehouden de gemeente een deel van de voorziening terug te betalen.
Artikel 4.9 Vrijmaken van bestaande aangepaste woonruimte
Een vergoeding als bedoeld in artikel 4.2, lid 1 onder a. kan eveneens worden verleend indien op verzoek van het college een bestaande aangepaste woning wordt vrijgemaakt.
Artikel 4.10 Aanpassing van woonwagens
Het college verleent slechts een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.2, lid 1 onder b. ten aanzien van woonwagens indien:
HOOFDSTUK 5. HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL
Artikel 5.1 Vormen van vervoersvoorzieningen
Artikel 5.2 Het primaat van het collectief vervoer
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer, zoals genoemd in artikel 5.1, lid 1 onder a. in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het onmogelijk maken om:
Artikel 5.3 Afstemming op de behoefte en inkomensgrens
Bij de verlening van de voorziening genoemd in artikel 5.1 lid 1 onder b., c. en d., wordt rekening gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de aanvrager, de mate waarin de voorziening genoemd in artikel 5.1, lid 1 onder a. in de individuele vervoersbehoefte kan voorzien en de mate waarin de vervoersbehoeften van echtgenoten samenvallen
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan de in het Besluit nadere regels voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, worden de krachtens deze verordening te verstrekken vervoersvoorzieningen algemeen gebruikelijk geacht, zodat deze niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.
HOOFDSTUK 6. VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING
Artikel 6.2 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1, lid 1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1, lid 1onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden en indien de in artikel 6.1 lid 1 onder a. vermelde voorziening niet aanwezig is of geen adequate oplossing biedt.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan eenmaal per periode van drie jaar voor de in artikel 6.1 lid 1 onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.
Artikel 6.3 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor bewoners van AWBZ- instellingen
Een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling komt uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
HOOFDSTUK 7. HET VERKRIJGEN VAN VOORZIENINGEN EN HET MOTIVEREN VAN BESLUITEN
Artikel 7.2 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
De aanvraag dient te worden ingediend bij het daartoe door het college in het Besluit nadere regels aan te wijzen loket van de gemeente op welke plaats zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragenzorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.
Artikel 7.5 Samenhangende afstemming
Het college legt in het Besluit nadere regels voorwaarden vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.
Artikel 7.6 Wijzigingen in de situatie
DegenE aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college onverwijld mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Het college kan heronderzoek verrichten naar de voor de voortzetting van het recht op een voorziening van belang zijnde gegevens.
Artikel 8.2 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van de wet betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit nadere regels geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvrage om een voorziening bij de voormalige gemeente Eijsden dan wel de voormalige gemeente Margraten is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop de “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 gemeente Eijsden ” respectievelijk de “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 gemeente Margraten” toegepast, tenzij toepassing van deze verordening voor een aanvrager leidt tot een gunstigere beschikking dan toepassing van de “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 gemeente Eijsden” respectievelijk “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 gemeente Margraten”.
Op een aanhangig bezwaarschrift of beroep, betreffende een beschikking genomen op grond van de “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 gemeente Eijsden” dan wel op grond van “Verordening voorzieningenmaatschappelijke ondersteuning 2010 gemeente Margraten wordt beslist met toepassing van de “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 gemeente Eijsden” dan wel de “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 gemeente Margraten”.