Organisatie | Bladel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en milieu gemeente Bladel |
Citeertitel | Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en milieu gemeente Bladel |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
De Wabo geeft de mogelijkheid om omgevingsvergunningen waarvan geen of niet langer gebruik wordt gemaakt, in te trekken. In de beleidsregel wordt omschreven hoe de gemeente van deze intrekkingsbevoegdheid gebruik gaat maken, innzake bouwen en milieu.
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-09-2014 | 11-09-2014 | intrekking | 29-07-2014 Kempenaer, 10 september 2014 | 14it.01456 | |
08-05-2011 | 11-09-2014 | Nieuwe regeling | 19-04-2011 De Lantaarn, 7 mei 2011 | Onbekend |
Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en milieu
Gelet op het bepaalde in artikel 1:3, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 4:81 tot en met 4:84 Awb, artikel 1.2 van de Invoeringswet Wabo, artikel 2.33 lid 2 onder a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) hebben wij beleidsregels vastgesteld voor het intrekken van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en milieu.
Artikel 3 Intrekkingsregeling bij uitblijven aanvang bouw
Volgens artikel 2.33, lid 2 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken als niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning een begin is gemaakt met het bouwen.
Alleen als er urgente en/of zwaarwegende planologische belangen zijn wordt van deze bevoegdheid na 26 weken actief gebruik gemaakt. Doen zich geen urgente en zwaarwegende planologische belangen voor dan wordt na 104 weken na het onherroepelijk worden van de verleende vergunning gebruik gemaakt van deze bevoegdheid.
Er zijn ‘urgente en zwaarwegende planologische belangen’ als voor het gebied waarbinnen het vergunde object is gesitueerd een bestemmingsplan in voorbereiding is en het vergunde object het toekomstig planologisch kader frustreert. Hierbij moet ten minste sprake zijn van het nemen van een gepubliceerd voorbereidingsbesluit op grond van artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) of van een ontwerpbestemmingsplan dat op grond van artikel 3.8 van de Wro ter inzage is gelegd en is gepubliceerd.
Artikel 5 Gunnen ruimere termijn voor start of herstart bouwwerkzaamheden
In de volgende situaties is sprake van een concreet geval waarvoor een ruimere termijn kan worden gegund zoals bedoeld in artikel 2 onder d, artikel 3, onder f en artikel 4, onder e van deze beleidsregels.
De vergunninghouder kan persoonlijke omstandigheden opvoeren. Bijvoorbeeld een sterfgeval of ziekte in de familie, die aantoonbaar tot uitstel van het bouwen hebben geleid. Een ruimere termijn wordt alleen gegund als de persoonlijke omstandigheid zich niet meer dan 26 weken voor de start van de intrekkingprocedure heeft voorgedaan of deze op dat moment nog voortduurt.
Artikel 6 Intrekken na toekenning ruimere termijn
Als binnen de in artikel 2 onder d , artikel 3, onder f en artikel 4, onder e van deze beleidsregels gestelde ruimere termijn geen begin is gemaakt met het bouwen wordt de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zonder voorafgaande aankondiging ingetrokken.
Artikel 7 Procedure tot intrekking van de vergunning
Als de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de reguliere voorbereidingsprocedure of de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend is voor 1 oktober 2010:
Als de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure of de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu verleend is voor 1 oktober 2010:
als er geen zienswijzen naar voren zijn gebracht neemt de gemeente binnen 4 weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken het besluit. Als er wel zienswijzen naar voren zijn gebracht neemt de gemeente het besluit uiterlijk 12 weken na de terinzagelegging (artikel 3:18 Awb).
Artikel 8 Uitsluiting overige intrekkingsgronden
Deze beleidsregels sluiten beslissingen over de overige in artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht opgenomen intrekkingsgronden niet uit.
Er wordt volgens deze beleidsregels gehandeld tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen hebben die door bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, voor zover:
deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, indien door toepassing van artikel 2.31, eerste lid, aanhef en onder b, redelijkerwijs niet kan worden bereikt dat in de inrichting of het mijnbouwwerk ten minste de voor de inrichting of het mijnbouwwerk in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast;
deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, indien de inrichting een stortplaats als bedoeld in artikel 8.47 van de Wet milieubeheer of een afvalvoorziening als bedoeld in artikel 1.1 van die wet is: indien de stortplaats of afvalvoorziening krachtens paragraaf 8.2 van die wet voor gesloten is verklaard;
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, voor zover:
gedurende drie jaar, dan wel indien de vergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a onderscheidenlijk b of g, gedurende 26 weken onderscheidenlijk de in de vergunning bepaalde termijn, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;
deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, indien dit in het belang van de brandveiligheid nodig is met het oog op het voorziene gebruik van het bouwwerk, en het niet mogelijk blijkt door toepassing van artikel 2.31, tweede lid, onder a, dat belang voldoende te beschermen;
Voor zover een verzoek van een vergunninghouder tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, trekt het bevoegd gezag de omgevingsvergunning slechts geheel of gedeeltelijk in, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet.
Bijlage II: Artikelsgewijze toelichting
In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen.
Artikel 2 bepaalt dat de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu kan worden ingetrokken na drie jaar. Dit kan zowel gaan om een activiteit die toeziet op het oprichten van een inrichting of het wijzigen van een inrichting. Gezien de ruimte termijn in de wet van drie jaar is slechts eenmalig uitstel mogelijk voor een periode van zes maanden.
Dit artikel bepaalt dat, als er geen ‘urgente en zwaarwegende planologische belangen’ zijn, een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten waarvan geen gebruik is gemaakt na 104 weken na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning, wordt ingetrokken. Met een termijn van 104 weken is rekening gehouden met diverse aspecten die invloed kunnen hebben op het bouwproces. Hierbij kan worden gedacht aan:
Sub e en f van dit artikel bieden de mogelijkheid om in concrete gevallen een ruimere termijn te bieden met een maximum van 156 weken.
Dit artikel bepaalt dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarbij het bouwen 26 weken aaneengesloten heeft stilgelegen, wordt ingetrokken. De termijn start op het moment van de constatering dat het bouwen stilligt. De termijn die hier wordt gehanteerd is aanzienlijk
korter dan bij het uitblijven van de aanvang van de bouw omdat op het moment van constatering dat de bouw stilligt er wellicht al een aanzienlijke periode is verstreken vanaf het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning. Daarnaast zijn niet voltooide gebouwen bouwkundig en ruimtelijk ongewenst. Het komt de bouw en het bouwwerk niet ten goede wanneer de constructie en bouwelementen langdurig in ‘weer en wind’ liggen. Voor het straatbeeld is een gebouw dat lang in aanbouw is niet wenselijk. In een nieuwbouwwijk kan dit tevens ongewenste gevolgen hebben op de fasering en inrichting van het openbaar terrein zoals de straatinrichting. Sub d en e van dit artikel bieden de mogelijkheid om in concrete gevallen een ruimere termijn te bieden met een maximum van 52 weken.
In dit artikel worden concrete situaties omschreven waarvoor een ruimere termijn als bedoeld in artikel 2, 3 en 4 gehanteerd kan worden.
Hierin is opgenomen dat als de toegekende ruimere termijn voor de start of herstart van het bouwen is verstreken en start of herstart van de bouw is uitgebleven de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen alsnog wordt ingetrokken.
In dit artikel staat de procedure voor het intrekken van een omgevingsvergunning. De procedure maakt verschil in omgevingsvergunningen die tot stand zijn gekomen met de reguliere en met de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Vergunningen die verleend zijn voor de inwerkingtreding van de Wabo worden onder de eerste categorie gerekend.
Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen naar voren te brengen. Deze worden vervolgens meegenomen in de overwegingen om de vergunning in te trekken. Als een omgevingsvergunning is ingetrokken publiceren wij dit in de Lantaarn.
Met dit artikel wordt aangegeven dat deze beleidsregels de overige in artikel 2.33 Wabo aangegeven situaties waarin een omgevingsvergunning ingetrokken kan worden onbelemmerd laten.
Als het intrekkingsbesluit onevenredige gevolgen heeft voor het doel dat wordt nagestreefd, geeft dit artikel de mogelijkheid daar van af te zien.
Dit artikel geeft de citeertitel van deze beleidsregels weer.
Dit artikel geeft de inwerkingtreding van de beleidsregels aan.
Artikel 2 Intrekkingsregeling bij activiteit milieu
Artikel 3 Intrekkingsregeling bij uitblijven aanvang bouw
Artikel 4 Intrekkingsregeling bij stilliggen bouwwerkzaamheden
Artikel 5 Gunnen ruimere termijn voor start of herstart bouwwerkzaamheden
Artikel 6 Intrekken na toekenning ruimere termijn
Artikel 7 Procedure tot intrekking van de vergunning
Artikel 8 Uitsluiting overige intrekkingsgronden
Bijlage I Artikel 2: 33 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht