Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schinnen

Besluit Nadere Regelen Individuele Verstrekkingen 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchinnen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit Nadere Regelen Individuele Verstrekkingen 2011
CiteertitelBesluit Nadere Regelen Individuele Verstrekkingen 2011 gemeente Schinnen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning
  2. Verordening individuele verstrekkingen 2011 gemeente Schinnen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-06-201126-05-201122-11-2012Nieuwe regeling

26-05-2011

Goed Nieuws, 22-06-2011

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit Nadere Regelen Individuele Verstrekkingen 2011

Besluit Nadere Regelen

Individuele Verstrekkingen 2011

Gemeente Schinnen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in dit Besluit Nadere Regelen worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Schinnen of de Algemene Wet Bestuursrecht.

  • 2.

    In dit Besluit Nadere Regelen wordt verstaan onder:

    • 1.

      Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Schinnen.

    • 2.

      Aanvrager: de persoon die een aanvraag indient voor een individuele voorziening op grond van de verordening en voor wie de gevraagde voorziening is bedoeld dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger.

    • 3.

      College: het college van burgemeester en wethouders van Schinnen.

    • 4.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning ( Stb 2006-351)

    • 5.

      Norminkomen Het inkomen als genoemd in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006; 450).

    • 6.

      algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een snelle beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt.

    • 7.

      individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

    • 8.

      voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

    • 9.

      persoonsgebonden budget : een geldbedrag waarmee de ondersteuningsbehoevende een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en welke kan worden afgestemd op het inkomen van de ondersteuningsbehoevende.

    • 10.

      financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de ondersteuningsbehoevende.

    • 11.

      eigen bijdrage: een bij de verlening van een voorziening in de natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor rekening van de rechthebbende komende financiële bijdrage, waarop de regels van het Besluit individuele verstrekkingen en het Besluit nadere regelen individuele verstrekkingen Gemeente Schinnen 2009 van toepassing zijn.

    • 12.

      forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens.

    • 13.

      gemaximeerde vergoeding:een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens.

    • 14.

      normbedrag: een forfaitair of gemaximeerde vergoeding.

    • 15.

      gehuwden: gehuwd zijn voor de burgerlijke stand, een geregistreerd partnerschap of samenwonend met een fiscaal partnerschap.

    • 16.

      budgethouder: een ondersteuningsbehoevende aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend, dan wel diens wettelijke vertegenwoordiger, en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

    • 17.

      budgetperiode: de periode waarvoor een persoonsgebonden budget is toegekend.

    • 18.

      Omnibuzz/Regiotaxi: collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer.

    • 19.

      Hulp bij het huishouden basis: alleen schoonmaakwerkzaamheden

    • 20.

      Hulp bij het huishouden plus: schoonmaakwerkzaamheden en ondersteuning in de huishouding.

      • ·

        Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en welke niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening of de Algemene Wet Bestuursrecht.

      • ·

        Alle bedragen die in dit Besluit genoemd worden zijn netto bedragen, inclusief BTW, tenzij anders is vermeld.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het verstrekken in natura en als persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording.

  • 1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      betrokkene in een schuldhulpverleningstraject zit, waaronder tevens begrepen een schuldsanering op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

    • c.

      Indien de verwachting is dat een voorziening noodzakelijk is voor een periode die korter is dan de economische levensduur dan wel de verwachte noodzakelijke duur van de voorziening kan het college besluiten deze voorziening enkel in natura te verstrekken.

    • d.

      Indien de verwachting is dat een voorziening in de vorm van hulp bij het huishouden noodzakelijk is voor een periode korter dan 3 maanden.

  • 3.

    Verstrekking van een voorziening, zowel als voorziening in natura dan wel als persoonsgebonden budget, is niet mogelijk indien een voorziening als algemeen gebruikelijk is aan te merken.

    De onderstaande voorzieningen worden door het college vastgesteld als algemeen gebruikelijke voorzieningen:

    • ·

      Vervoer:

      • a.

        Fiets [standaardfiets, fiets met verlaagde instap, fiets met trapondersteuning/hulpmotor]

      • b.

        Tandem [standaardtandem, tandem met trapondersteuning/hulpmotor, tandem met verlaagde instap].

      • c.

        Bromfiets [ook bromfiets in speciale uitvoering zoals brommobiel].

      • d.

        Auto-aanpassingen [automatische transmissie; stuurbekrachtiging; electrisch bedienbare ramen; warmtewerend glas; airco]

      • e.

        Een standaard buggy voor kinderen tot de leeftijd van 4 jaar. Bij een aangepaste buggy zijn de meerkosten van de aanpassingen t.o.v de standaard buggy niet algemeen gebruikelijk.

    • ·

      Woonvoorzieningen:

      • a.

        Centrale verwarming.

      • b.

        Douche [waaronder ook vervanging van een lavet door een douche; eerste aanleg van een douche]. Een eerste douche wordt geacht in de woning aanwezig te zijn.

      • c.

        Standaard beugels [30 tot en met 60 cm] .

      • d.

        Kranen [eenhendelkranen, thermostatische kranen en kranen met temperatuurbegrenzer].

      • e.

        Kookplaat [Keramische en inductiekookplaat]

      • f.

        Douchekop op glijstang, douchegordijn en douchewanden.

      • g.

        Toilet [hangend toilet, vast verhoogd toilet en losse toiletverhoger die hetzelfde doel heeft als een verhoogd/hangend toilet] Uitgezonderd hiervan zijn toiletbrillen met opklapbare armleggers die tot doel hebben een klant met stabiliteit/evenwichtsproblemen in staat stellen op een verantwoorde wijze gebruik te maken van het toilet.

      • h.

        Condensdroger

      • i.

        Verhuiskosten bij het voor het eerst zelfstandig gaan wonen.

    • ·

      Rolstoelen/scootmobielen:

      Accesoires die niet medisch noodzakelijk zijn, maar als wel nuttige accessoires aangeboden worden:

      • ·

        Regenpakken, winterbekleding, been/voetenzak.

      • ·

        Rolstoelhandschoenen.

      • ·

        Accessoires als asbak, bandenpomp, bagagetas, rolstoelovertrek en spaakbeschermers.

Artikel 3 Verantwoording en controle

  • 1.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget bij de hulp bij het huishouden door de budgethouder aan het college vindt plaats via een door het college vastgesteld verantwoordingsformulier.

  • 2.

    Het college kan op basis van een steekproef bepalen dat de aanvrager de op het verantwoordingsformulier vermelde gegevens aantoont door middel van bewijsstukken.

  • 3.

    In verband met de in lid 2 genoemde controle dient de budgethouder gedurende een periode van 3 jaar bewijsstukken (giro- of bankafschriften, administratie PGB door Sociale Verzekeringsbank) te bewaren van de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een individueel hulpmiddel dient de klant binnen 3 maanden na verstrekking een originele nota te overleggen.

  • 5.

    Het vastgestelde Persoonsgebonden budget(Pgb) betreft een maximum vergoeding. Indien de ingediende nota lager is dan het toegekende Pgb, zal het Pgb worden gelijkgesteld met het bedrag vermeld in de nota.

  • 6.

    Bij overlijden van cliënt(e), na de 15e in een kalendermaand, zal het Pgb voor hulp bij het huishouden worden stopgezet per eerste dag van de maand volgend op de maand van overlijden.

    Valt de overlijdensdatum voor de 15e in een kalendermaand dan zal het Pgb over de tweede helft van die kalendermaand door het college worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen.

Artikel 4 Opleggen eigen bijdragen

  • 1.

    De eigen bijdrage als genoemd in artikel 7 van de verordening wordt opgelegd bij de voorziening als genoemd in hoofdstuk 3 [hulp bij het huishouden], hoofdstuk 4 [woonvoorzieningen] en hoofdstuk 5 [het lokaal verplaatsen in de vorm van een scootermobiel, een aangepaste fiets of een buggy], van de Verordening.

    Indien bij de verstrekking van een individueel hulpmiddel een middel wordt herverstrekt als bruikleenverstrekking, zal bij de bepaling van de hoogte de eigen bijdrage worden uitgegaan van de historische nieuwprijs ( zijnde de nieuwprijs van eerste aanschaf)

  • 2.

    De te betalen eigen bijdrage zal worden vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Ziektekosten [CAK].zoals is bepaald in het Bijdragebesluit Zorg in artikel 16a lid 4 onder b. Conform artikel 4 lid 1 onder 3 van de Algemene Maatregel van Bestuur [gepubliceerd Staatsblad 450 van 2 oktober 2006] wordt de opgelegde eigen bijdrage geïnd gedurende 39 perioden van 4 weken.

  • 3.

    Geen eigen bijdrage wordt opgelegd voor voorzieningen buiten de eigen woning, die door meerdere personen kunnen worden gebruikt ( b.v. oprijplaten galerij van flat).

Artikel 5 Omvang van eigen bijdragen

De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van maatschappelijke ondersteuning, waarvoor een naturavoorziening, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt voor de volgende personen als volgt vastgesteld:

  • 1.

    Voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 17,80 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.636,00 het bedrag van € 17,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.636,00;

  • 2.

    Voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 17,80 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 15.838,00 het bedrag van € 17,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.838,00;

  • 3.

    Voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.902,00 het bedrag van € 25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.902,00;

  • 4.

    Voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.100,00 het bedrag van € 25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.100,00.

In afwijking van het bepaalde in artikel 5 kan de eigen bijdrage nooit hoger zijn dan de kosten van de voorziening.

Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden

Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

  • 1.

    Als persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat afhankelijk is van de klasse waarvoor de aanvrager is geïndiceerd.

  • 2.

    Het uurtarief voor PGB HH basis en Pgb Alfahulp ( exclusief bemiddeling) bedraagt € 15,49.

    Het uurtarief voor PGB HH plus bedraagt € 16,95.

    De bedragen die [bruto] per maand/jaar in 2011 betaald worden zijn:

     

     

    klasse

    per maand

    per jaar

    PGB /PGB Alfahulp

    HH Basis

    1

    € 100,68

    € 1.208,16

     

     

    2

    € 201,35

    € 2.416,20

     

     

    3

    € 369,15

    € 4.429,80

     

     

    4

    € 570,51

    € 6.846,12

     

     

    5

    € 771,86

    € 9262,32

     

     

    6

    € 973,22

    € 11.460,82

    PGB

    HH Plus

    1

    € 123,42

    € 1.481,04

     

     

    2

    € 246,85

    € 2.962,20

     

     

    3

    € 452,55

    € 5.430,60

     

     

    4

    € 699,40

    € 8.392,80

     

     

    5

    € 946,25

    € 11.355,00

     

     

    6

    € 1.193,09

    € 14.317,08

Artikel 7 Uitbetaling persoonsgebonden budget.

De verstrekking van een Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt na toekenning op basis van bevoorschotting maandelijks ( rond de 25e van de maand uitgekeerd).

Artikel 8. Vrij besteedbaar bedrag.

Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden kent een vrij besteedbaar bedrag waarover geen verantwoording verschuldigd is.

Dit bedrag bedraagt maximaal € 250,-- op jaarbasis. Over dit bedrag is geen verantwoording verschuldigd.

Artikel 9. Niveaus van hulp bij het huishouden.

De door het college ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden te verstrekken voorziening, zoals bepaald in artikel van de Verordening, kan bestaan uit de volgende niveaus:

Hulp bij het huishouden-basis; aan te bieden wanneer verondersteld wordt dat de cliënt in staat is tot zelfregie over de planning van activiteiten en waaronder de volgende taken en werkzaamheden kunnen vallen:

Huishoudelijke werkzaamheden die samenhangen met beperkingen op het vlak van schoonmaken van woonruimte, slaapruimte, sanitair, keuken [dagelijks of wekelijks onderhoud];

Verzorgen van textiel [ wassen, strijken];

Onderhoud van kleding en schoeisel;

Zorg voor voeding [ [voor]bereiden, serveren, afwassen, opruimen];

Bed opmaken;

Beperkte verzorging van huisdieren;

Hulp bij het huishouden plus; aan te bieden wanneer naast de werkzaamheden welke beschreven worden in lid 1 onder a t/m f, tevens gerichte hulp bij de organisatie van het huishouden wordt vereist zoals:

Planning van het voeren van het huishouden [wie doet wat];

Aandacht voor hygiëne in huis;

Advies bij het kopen van levensmiddelen;

Beheer van de levensmiddelenvoorraad;

Noodzakelijke opvang van thuiswonende kinderen;

Instructie en voorlichting die direct is verbonden met activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouding, bijvoorbeeld stimulering bij het deels zelf uitvoeren van activiteiten.

Enige begeleiding kan deel uitmaken van deze prestatie, waaronder noodzakelijke advisering aan informele zorgverleners van de cliënt;

Organisatie van de huishouding in verband met chronische ziekte of beperking

Specifieke ondersteuning bij een ontregelde huishouding i.v.m. psychische problemen.

De basis voor beide categorieën hulp bij het huishouden vormt het indicatieprotocol “indicatie advisering voor hulp bij het huishouden” van het Centrum Indicatiestelling Zorg

Artikel 10. Maximale looptijd bij hulp bij het huishouden.

De door het college ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden te verstrekken voorziening, zoals bepaald in artikel 9 van de Verordening, kan worden verstrekt voor een periode van maximaal 5 jaar, waarna het college een herindicatie zal doen plaatsvinden.

Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen

Artikel 11 Kostensoorten woningaanpassingen

Bij het vaststellen van de hoogte van persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

  • 1

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking.

  • 2

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking.

  • 3

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 procent van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium zoals vastgelegd in de DNR 2005. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • 4

    De kosten voor de werkvoorbereiding en het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

  • 5

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

  • 6

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.

  • 7

    Renteverlies en/of rentekosten, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.

  • 8

    De prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden.

  • 9

    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

  • 10

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

  • 11

    De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.

  • 12

    De aantoonbare administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de aanvrager tot 10 procent van de aanneemsom met een maximum van € 340,34.

Artikel 12 Hoogte van de financiële tegemoetkoming

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming van een woningaanpassing of een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag van de aanvaarde aanpassingskosten eventueel verhoogd met een bedrag voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming van een woningaanpassing of een roerende woonvoorziening wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van een woning in eigendom of eigenaar van de woning waaraan de voorzieningen zijn getroffen.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in lid 1 wordt bij standaardaanpassingen de hoogte van het persoonsgebonden budget vastgesteld aan de hand van de genormeerde lijst van prijzen van woningaanpassingen ( bijlage 1 en 2 : prijslijst bij het convenant met de woningcorporaties.)

  • 4.

    Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding bedraagt

    a

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen:

    € 2.270,00;

    b

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 200,00:

    € 2.170,00;

    c

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 400,00:

    € 2.070,00;

    d

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 600,00:

    € 1.970,00;

    e

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 800,00:

    € 1.870,00;

    f

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 1.000,00:

    € 1.770,00;

    g

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 1.200,00:

    € 1.670,00;

    h

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 1.400,00:

    € 1.570,00;

    i

    bij een inkomen boven 1,5 maal het norminkomen + € 1.400,00:

    € 1.500,00.

Artikel 13 Afschrijvingstermijn

Het afschrijvingsschema wordt bepaald op basis van een lineaire afschrijving gedurende een periode van 7 jaar.

Daarnaast hanteert de gemeente Schinnen onderstaande afschrijvingstermijnen voor andere ‘bouwkundige’ werken.

Woningonderdeel

Afschrijving

keuken (standaard keukenaanrechtblok en bovenkastjes)

15 jaar

tegelwerk

25 jaar

sanitair

20 jaar

cv-ketel

15 jaar

cv-installatie (excl. CV-ketel) (radiatoren en leidingen)

30 jaar

stucwerk

25 jaar

deuren

20 jaar

Artikel 14. Kosten van tijdelijke huisvesting

  • 1.

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Huursubsidiewet.

  • 2.

    De maximale duur gedurende welke de financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, bedraagt zes maanden.

Artikel 15. Kosten van huurderving

  • 1.

    Een financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten wordt slechts verstrekt indien de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan € 5.000,00 dan wel indien er in de betreffende woonruimte een traplift is geplaatst.

  • 2.

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Huursubsidiewet.

  • 3.

    De maximale duur gedurende welke de financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, bedraagt zes maanden.

Artikel 16. Niet toepassen primaat verhuizing

Het primaat van de verhuizing zoals dat is neergelegd in artikel 16 van de verordening blijft in ieder geval buiten toepassing indien:

  • a.

    er niet binnen een tijdsbestek van zes maanden een woning beschikbaar komt waar naartoe kan worden verhuisd;

  • b.

    de huur van de woning waar naartoe kan worden verhuisd niet valt binnen de grenzen van de Huursubsidiewet;

  • c.

    de kosten van woningaanpassing van de door de aanvrager bewoonde woning minder bedragen dan 125% van de kosten van verhuizing, noodzakelijke herinrichting en eventuele aanvullende woningaanpassingen;

  • d.

    er een contra-indicatie tot verhuizen aanwezig is op grond van objectieve psychische en/of sociale redenen;

Artikel 17. Maximaal aanpassingsbedrag voor bezoekbaar maken woning

De financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de verordening bedraagt maximaal € 4.538,--.

Artikel 18 Minimumbedrag woonvoorziening waarbij terugbetalingsverplichting

Het minimumbedrag van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening waarbij de terugbetalingsverplichting, als bedoeld in artikel 22 van de verordening geldt, is € 10.000--.

Hierbij wordt de bedoelde meerwaarde tot 10 jaar na datum gereedmelding, in zijn geheel teruggevorderd. Er geldt geen afschrijving op de aanpassing. De oorspronkelijke kosten van de aanpassing worden niet geïndexeerd. Zie ook Verordening en toelichting op Verordening artikel 22.

Artikel 19. Hoogte financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget bij een woonvoorziening in verband met luchtweg allergieën/CARA.

  • 1.

    Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 13 van de Verordening, wordt de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 13 onder b. van de Verordening vastgesteld op basis van de maximum normbedragen, zoals weergegeven in bijlage 1 van dit Besluit.

  • 2.

    De in bijlage 1 van dit Besluit genoemde normbedragen worden bepaald op:

    • a.

      100% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening tot 2 jaar

    • b.

      75% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 2-4 jaar

    • c.

      50% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 4-6 jaar

    • d.

      25% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 6-8 jaar

    • e.

      0% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 8 jaar of ouder.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 14 van de Verordening wordt slechts éénmaal verstrekt.

  • 4.

    Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 14 van de Verordening komt enkel de slaapkamer in de huidige woonsituatie van de persoon voor sanering in aanmerking.

Artikel 20 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie.

  • 1.

    Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 25 van de Verordening zal de hoogte van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget in de kosten van onderhoud en keuring het bedrag als bedoeld in bijlage 3 van dit Besluit niet te boven gaan.

  • 2.

    Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 25 van de Verordening zal de hoogte van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget in de kosten van reparatie worden bepaald door de reële gemaakte kosten van reparatie, door het college vastgesteld op basis van een offerte of een factuur.

Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 21. Wijze van verstrekking.

  • 1.

    De voorziening genoemd in artikel 28 lid a van de Verordening, zijnde een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer, wordt uitsluitend in natura verstrekt.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 28 lid c van de Verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopste adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over 1 jaar.

Artikel 22. Hoogte van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor

    • a.

      Het gebruik van een [eigen] auto/taxi bedraagt € 650,00

    • b.

      Het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1398,00

  • 2.

    Op de bedragen genoemd in lid 1 wordt een korting van 25% toegepast indien aan de gehandicapte eveneens een voorziening bedoeld in artikel 23 onder b, van de verordening, is toegekend.

  • 3.

    Op de bedragen genoemd in lid 1 wordt een korting van 25% toegepast indien aan de partner van de gehandicapte eveneens een vergoeding als bedoeld in lid 1 is toegekend.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder a geldt dat de hoogte van het persoonsgebonden budget voor het gebruik van een bruikleenauto, die is verstrekt op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet [AAW], gelijk is aan de bedragen die hiervoor jaarlijks door het UWV worden vastgesteld.

  • 5.

    Het bedrag dat wordt verstrekt voor de aanschaf van een scootmobiel wordt als volgt vastgesteld

    • a.

      Een persoonsgebonden budget [PGB] wordt vastgesteld op basis van de nieuwprijs van de voorziening in een standaarduitvoering conform het leverancierscontract dat de gemeente heeft met de leveranciers. Dit bedrag wordt jaarlijks vastgesteld en wordt verhoogd met een bedrag noodzakelijk voor 1 jaar onderhoud en reparatie.

    • b.

      Eventuele verzekering van de voorziening is voor rekening van de aanvrager.

    • c.

      Het persoonsgebonden budget [PGB] is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als een tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van 5 jaar. Na 5 jaar kan een nieuw PGB worden aangevraagd.

    • d.

      Het PGB voor een:

      • ·

        Scootmobiel, categorie 2.10 bedraagt € 1.524,28 verhoogd met de onderhoudskosten voor 1 jaar € 49,56;

      • ·

        Scootmobiel, categorie 2.11 bedraagt € 1785,49 verhoogd met de onderhoudskosten voor 1 jaar € 49,56.

    Indien een standaarduitvoering van een middel niet als adequaat kan worden beschouwd, dient als maatwerk een pakket van eisen te worden opgesteld. Aan de hand van dit pakket van eisen wordt bij verschillende leveranciers een offerte opgevraagd. Het PGB wordt dan gelijkgesteld aan de goedkoopst adequate voorziening [inclusief de korting voor de gemeente].

Artikel 23. Autoaanpassingen.

Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor een autoaanpassing op basis van artikel 23 onder c van de Verordening, dan geldt het volgende:

  • a.

    Het maximale bedrag dat kan worden toegekend bedraagt € 1500,00

  • b.

    Toekenning kan enkel plaatsvinden indien de auto niet ouder is dan 3 jaar.

  • c.

    Een aanpassing wordt maximaal eens per 5 jaar verstrekt, tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvragen zijn toe te rekenen.

  • d.

    Het dient te gaan om een aanpassing, die niet standaard kan worden opgenomen of verkrijgbaar is in voorhanden zijnde automodellen, die minder vaak voorkomt of die in een uitvoering gemaakt moet worden die afwijkt van gangbare voorzieningen.

  • e.

    Bij vervanging van de auto dient, bij aanpassingen die verwisselbaar zijn, bekeken te worden of de aanpassingen overzetbaar zijn.

Artikel 24. Inleverpremie scootmobielen bij niet gebruik.

  • 1.

    Een ondersteuningsbehoevende kan op diens verzoek in aanmerking komen voor een forfaitaire vergoeding indien hij spontaan en vrijwillig de aan hem door de gemeente toegekende scootmobiel inlevert bij de gemeente.

  • 2.

    De onder lid 1 bedoelde forfaitaire vergoeding bedraagt € 100,00 per toegekende aanvraag.

  • 3.

    Een aanvraag voor de in lid 1 genoemde forfaitaire vergoeding wordt ingediend door, en onmiddellijk na positieve gemeentelijke besluitvorming uitbetaald aan de ondersteuningsbehoevende aan wie de scootmobiel is toegekend.

  • 4.

    De ondersteuningsbehoevende die aanspraak wil maken op de onder lid 1 genoemde forfaitaire vergoeding dient in het bezit te zijn van een WMO indicatie voor een scootmobiel met een geldigheid van tenminste 6 maanden vanaf de datum van aanvraag.

  • 5.

    De onder lid 1 genoemde forfaitaire vergoeding wordt niet uitgekeerd:

    • a.

      in geval van overlijden van de ondersteuningsbehoevende aan wie de scootmobiel is toegekend.

    • b.

      In geval van vervanging van de aan de ondersteuningsbehoevende toegekende scootmobiel door een andere scootmobiel of vervanging door een andere WMO vervoersvoorziening

    • c.

      Indien het een aanvraag betreft tot inleveren van een scootmobiel die is aangeschaft via een door de gemeente toegekend persoonsgebonden budget.

    • d.

      In reeds eerder een forfaitaire vergoeding, zoals bedoeld in dit artikel, aan de aanvrager is toegekend.

Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 25 Rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt als volgt vastgesteld:

  • a.

    Een persoonsgebonden budget [PGB] wordt vastgesteld op basis van de nieuwprijs van de voorziening in een standaarduitvoering conform het leverancierscontract dat de gemeente heeft met de leverancier. Dit bedrag wordt jaarlijks vastgesteld en wordt verhoogd met een bedrag noodzakelijk voor 1 jaar onderhoud en reparatie.

  • b.

    Eventuele verzekering van de voorziening is voor rekening van de aanvrager.

  • c.

    Het persoonsgebonden Budget [PGB] is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als een tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van 5 jaar. Na 5 jaar kan een nieuw PGB worden aangevraagd.

  • d.

    Het PGB voor een:

    • ·

      Handbewogen rolstoel, categorie 2.3 (kort incidenteel gebruik en algemeen gebruik) bedraagt € 331,53 verhoogd met de onderhoudskosten voor 1 jaar € 24,84

    • ·

      Handbewogen rolstoel, categorie 2.4 (semi-permanent en algemeen gebruik) bedraagt € 648,53 verhoogd met de onderhoudskosten voor 1 jaar € 24,84

  • e.

    Indien een standaarduitvoering van een middel niet als adequaat kan worden beschouwd, dient als maatwerk een pakket van eisen te worden opgesteld. Aan de hand van dit pakket van eisen wordt bij verschillende leveranciers een offerte opgevraagd. Het PGB wordt dan gelijkgesteld aan de goedkoopst-adequate voorziening [inclusief de korting voor de gemeente].

Artikel 26 Sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt maximaal € 3.500,-- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar en kan niet meer bedragen dan de kosten van een sportrolstoel.

Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 27 Vervallen

 

Artikel 28 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 33 van de Verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

De normen zoals vastgelegd in het CIZ protocol “Indicatiestelling voor Hulp bij het Huishouden” en het CIZ protocol “Gebruikelijke Zorg” zijn hierbij van toepassing

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Artikel 29 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 26 mei 2011 onder gelijktijdige intrekking van het Besluit Nadere Regelen Individuele Verstrekkingen Gemeente Schinnen 2009.

Artikel 30 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Nadere Regelen individuele verstrekkingen 2011 gemeente Schinnen

Aldus vastgesteld op 26-05-2011

De Secretaris

Mr. J.M.C. Roelofs

De Burgemeester

B.H.M. Link

Bijlage 1 bij Besluit nadere regelen individuele verstrekkingen maatschappelijke ondersteuning gemeente Schinnen 2011.

Maximale normbedragen per 1 januari 2011 bij woningsanering ingevolge artikel 19 van dit Besluit.

 

Prijs

Per

 

 

Bedragen incl. BTW

Vloerbedekking vinyl

€ 41,00

Meter [4 meter breed]

Jaloezieën

€ 15,00

Meter [1,75 meter hoog]

Bijlage 2 bij Besluit nadere regelen individuele verstrekkingen maatschappelijke ondersteuning gemeente Schinnen 2011.

[Maximale] normbedragen per 1 januari 2011 bij woningaanpassingen ingevolge artikel 12 van dit Besluit.

Rubriek

Omschrijving voorziening

Afschrijvingstermijn

Normbedrag 2009

eenheden

1.

Rolstoeltoegankelijkheid

 

 

 

1.01

Verwijderen dorpel buitendeur

20 jaar

€ 233,00

/st

1.02

Verwijderen dorpel binnendeur

20 jaar

€ 156,00

/st

1.03

Verbreden buitendeur

20 jaar

€ 2850,00

/st

1.04.01

Verbreden binnendeur nastelkozijn

20 jaar

€ 810,00

/st

1.04.02

Verbreden binnendeur inmetselkozijn

20 jaar

€1608,00

/st

1.05

Beschermingsprofiel kozijn

20 jaar

€ 220,00

/st

1.06

Schopplaat tegen deur

20 jaar

€ 125,00

/st

1.07.01

Verhoging toegangspad

20 jaar

€ 124,00

/m2

1.07.02

Verhoging+verbreden toegangspad

20 jaar

€ 116,00

/m2

1.08.01

Hellingbaan buiten staal recht

15 jaar

€ 678,00

/m2

1.08.02

Hellingbaan buiten staal met bordes

15 jaar

€ 662,00

/m2

1.08.03

Hellingbaan buiten traditioneel recht

15 jaar

€ 816,00

/m2

1.08.04

Hellingbaan buiten traditioneel met bordes

15 jaar

€ 809,00

/m2

1.09

Vlonder bij toegangsdeur

7 jaar

€ 450,00

/m2

1.10

Vlinderbrugje voor binnendrempel

7 jaar

€ 334,00

/st

1.11

Vlonder balkon

15 jaar

€ 450,00

/m2

1.21

Aanbouw nieuwe entree woning

20 jaar

€ 3054,00

/m2

2.

Sanitair

 

 

 

2.01.01

Douchevloer op afschot [antislip norm R11]

20 jaar

€ 386,00

/m2

2.01.01a

Slidex tot 5 m2

6 jaar

€ 506,00

/st

2.01.01b

Slidex tot 10m2

6 jaar

€ 575,00

/st

2.01.02

Verlaagde douchebak 50mm

12 jaar

€ 762,00

/st

2.02a

Vervangen wandtegels

20 jaar

€ 191,00

/m2

2.02b

Vervangen vloertegels

20 jaar

€ 276,00

/m2

2.03.01

Wandbeugel 700mm

8 jaar

€ 83,00

/st

2.03.02

Wandbeugel 800mm

8 jaar

€ 86,00

/st

2.03.03

Wandbeugel 900mm

8 jaar

€ 89,00

/st

2.03.05

Contraplaat tbv wandbeugel

8 jaar

€ 14,00

/st

2.04.01

Opklapbare toiletbeugel 600mm

8 jaar

€ 232,00

/st

2.04.02

Opklapbare toiletbeugel 830mm

8 jaar

€ 240,00

/st

2.04.03

Opklapbare toiletbeugel 830mm+toiletrolhouder

8 jaar

€ 247,00

/st

2.05.01

Beugel opklapbaar met statief 600mm

8 jaar

€ 324,00

/st

2.05.02

Beugel opklapbaar met statief 830mm

8 jaar

€ 337,00

/st

2.05.03

Beugel opklapbaar met statief 830mm + toiletrolhouder

8 jaar

€ 343,00

/st

2.06.01

Douchezit opklapbaar wandmontage

8 jaar

€ 284,00

/st

2.06.02

Douchezit opklapbaar wandmontage + armleuning

8 jaar

€ 374,00

/st

2.06.03

Contraplaat tbv douchezit

8 jaar

€ 43,00

/st

2.06.04

Hulppootset tbv douchezit

8 jaar

€ 94,00

/st

2.10

Rolstoelspiegel bij wastafel

10 jaar

€ 190,00

/st

2.11

Stoma-wastafel

10 jaar

€ 2396,00

/st

2.12.01

Wastafel onderrijdbaar

10 jaar

€ 688,00

/st

2.12.02

Wastafelmodule, verstelbaar

10 jaar

€ 1285,00

/st

2.20

Demonteren fonteintje

Nvt

€ 93,00

/st

2.21

Ergonomisch plaatsen kraan

Nvt

€ 175,00

/st

3.

Keuken

 

 

 

3.01.01

Keuken onderrijdbaar

10 jaar

€ 4861,00

/st

3.01.02

Hoekkeuken onderrijdbaar

10 jaar

€ 7500,00

/st

3.02.01

Keuken onderrijdbaar en verstelbaar

10 jaar

€ 9800,00

/st

3.03

Aanpassen keuken tbv onderrijdbaarheid [losse onderkasten]

10 jaar

€ 2921,00

/st

3.04

Aanpassen keuken tbv onderrijdbaarheid [met onderblok

10 jaar

€ 3257,00

/st

3.05

Verplaatsen keukenkast

10 jaar

€ 50,00

/st

4.

Verticaal verplaatsen

 

 

 

4.01.01

Stoeltraplift tbv rechte steektrap

12 jaar

Offerte

/st

4.01.02

Stoeltraplift tbv trap met kwart

12 jaar

Offerte

/st

4.01.02a

Stoeltraplift tbv trap met dubbele kwart

1 jaar

Offerte

/st

4.01.11

Smetplank verwijderen

10 jaar

€ 42,00

/m1

4.01.12

Wand op verdieping verplaatsen

15 jaar

€ 311,00

/m2

4.01.13

Bouwkundige aanpassing traplift

15 jaar

€ 2685,00

/st

4.02

Aanbrengen extra trapleuning

10 jaar

€ 80,00

/m1

 

 

 

 

 

5.

Deuropenersystemen

 

 

 

5.01

Deurautomaat op buitendeur

10 jaar

€ 2861,00

/st

5.02

Automaat op buitendeur met intercom

10 jaar

€ 3431,00

/st

5.03

Deurautomaat voor grote belasting

10 jaar

€ 3394,00

/st

5.04

Binnendeurautomaat

10 jaar

2460,00

/st

5.05

Schuifdeur met automaat

10 jaar

€ 4850,00

/st

5.06

Wand opdikken boven kozijn

10 jaar

€ 200,00

/st

5.07

Intercom + elektrische voordeurontgrendeling

10 jaar

€ 1428,00

/st

5.08

Garagedeuropener

10 jaar

€ 512,00

/st

5.09

Plaatsen schuifdeur met lange hendel

10 jaar

€ 948,00

/st

6.

Diversen

 

 

 

6.01

Aanleg wandcontactdoos

15 jaar

€ 185,00

/st

6.02

Aanleg wandcontactdoos buiten 10m1

15 jaar

€ 655,00

/st

6.05

L-vormige beugel [Linido LI2611.003]

Nvt

€ 145,00

/st

6.10

Trapspilbeugel Links/rechts

Nvt

€ 163,00

/st

6.15

Scootmobielsafe

15 jaar

€ 3818,00

/st

6.20

Demonteren en herplaatsen toilet

15 jaar

€ 35,00

/st

6.21

Demonteren en herplaatsen wastafel

15 jaar

€ 35,00

/st

7.

Sanitaire roerende goederen

 

 

 

7.01

Douchezit kruk met armsteunen

Nvt

€ 194,00

/st

7.02

Badzitje zonder rugleuning

Nvt

€ 78,00

/st

7.03

Badzitje met rugleuning

Nvt

€ 112,00

/st

7.04

Douche-toilet stoel/zitje zelfbeweger

Nvt

€ 1143,00

/st

7.05

Toiletverhoger met armsteunen

Nvt

€ 335,00

/st

7.10

Badliftzitje

10 jaar

€ 1461,00

/st

8

Drempel/dorpel/ballustrade/vlonder modulair van Q-netics

 

 

8.01

Vlak

NV

10 jaar

€ 176,00

/m2

8.02

Helling+vlak

NHV

10 jaar

€ 181,00

/m2

8.03

Helling+vlak+helling

NHVH

10 jaar

€ 189,00

/m2

8.04

Helling

NH

10 jaar

€ 194,00

/m2

8.05

Galerijverhoging noppenplaat

BV

10 jaar

€ 176,00

/m2

8.06

Roosteroprit vlak

RV

10 jaar

€ 181,00

/m2

8.07

Roosteroprit helling

RH

10 jaar

€ 202,00

/m2

8.08

Roosteroprit aanloopprofiel

RA

10 jaar

€ 57,00

/m2

8.09

Ballustradeverhoging aluminium

BAL

10 jaar

€ 62,50

/m1

8.10

Ballustradeklem

KLE

10 jaar

15,50

/st

8.11

Ballustrade aluminium 0-1m

HEK1

10 jaar

€ 245,00

/m1

8.12

Ballustrade aluminium >1m

HEK2

10 jaar

€ 195,00

/m1

8.13a

Schegplaat

SP20/30/40

10 jaar

€ 50,00

/st

8.13b

Schegplaat

SP50/60/XX

10 jaar

€ 99,00

/st

8.20a

Dorpelvervanging 10x100cm

DV10

10 jaar

€ 27,00

/st

8.20b

Dorpelvervanging 13x100cm

DV13

10 jaar

€ 30,00

/st

8.20c

Dorpelvervanging 16x100cm

DV16

10 jaar

€`33,00

/st

8.20d

Montage dorpelvervanging

 

Nvt

€ 35,00

/st

8.30

Schoprand

SR

10 jaar

€ 37,00

/m1

8.35

Deur inkorten

DI

10 jaar

€ 60,00

/st

8.40

Tussenstap trap

TS

10 jaar

€ 93,00

/st

Bijlage 3 bij Besluit nadere regelen individuele verstrekkingen maatschappelijke ondersteuning gemeente Schinnen 2011.

Vergoeding per 1 januari 2011 voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie ingevolge artikel 20 van dit Besluit.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, onderhoud [met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen] en reparatie [niet gebonden aan een maximum] aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:

  • a.

    Stoelliften

  • b.

    Rolstoel- of sta-plateauliften

  • c.

    Woonhuisliften

  • d.

    Hefplateauliften

  • e.

    Balansliften

  • f.

    De mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel

  • g.

    Elektromagnetische opening- en sluitmechanisme van deuren

  • h.

    Personentilliften

De maximale vergoeding van de kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in de woning en\of trappenhuizen bedraagt:

 

Keuringen

Onderhoud

Soort lift

Frequentie

Kosten excl. BTW

Frequentie

Kosten excl. BTW

Stoellift

1x per 4 jaar

€ 216,20

1x per jaar

€ 443,30

Rolstoelplateaulift

1x per 4 jaar

€ 263,40

1x per jaar

€ 443,30

woonhuislift

1x per jaar

€ 263,40

2x per jaar

€ 886,60

Hefplateaulift

1x per jaar

€ 267,20

2x per jaar

€ 886,60

Balanslift *

1x per jaar

€ 76,50

1x per jaar

€ 443,30

(bron : liftinstituut)

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning

  • -

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en\of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

Reparatie:

De werkelijke kosten van reparatie komen voor vergoeding in aanmerking, mits gedeclareerd binnen 12 maanden na betaling.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel wordt een aantal begripsbepalingen omschreven. In het eerste lid wordt aangegeven dat de in dit besluit gebruikte begrippen dezelfde betekenis hebben als in de Verordening. In het tweede lid worden de begrippen omschreven waarvan de omschrijving niet in de verordening is geregeld.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

Lid 1

In het eerste lid is bepaald dat verstrekking van een persoonsgebonden budget plaatsvindt op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.

Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager al dan niet een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de aanvrager verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden.

Lid 2

Het tweede lid bepaalt dat het niet in alle situaties mogelijk is een persoonsgebonden budget te ontvangen. Het gaat hierbij om situaties waarbij er door de omstandigheden van de cliënt onvoldoende zekerheid bestaat over de rechtmatige besteding van de PGB-gelden. Onder a is geregeld dat er geen PGB wordt verstrekt als uit onderzoek naar voren is gekomen dat het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met zijn persoonsgebonden budget. Hierbij valt te denken aan situaties waarbij de cliënt door psychische problemen niet met geld kan omgaan of er sprake is van verslavingsproblematiek. Wanneer er in dergelijke gevallen sprake is van een bewindvoerder die de financiële zaken regelt dan blijft er wel een mogelijkheid om een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als er voldoende waarborgen zijn voor een rechtmatige besteding. Onder b is geregeld dat geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt als er sprake is van een sanering op grond van de WSNP. In een dergelijke situatie is er overigens ook sprake van een bewindvoerder, maar dit is in dit geval geen reden om toch een persoonsgebonden budget te vestrekken, omdat in een dergelijke situatie de bewindvoerder een andere rol heeft dan bij de onder a genoemde situatie.

Lid 3

Het derde lid bepaalt dat een aantal voorzieningen worden aangemerkt als algemeen gebruikelijk en niet voor verstrekking komen. Het niet verstrekken van een als algemeen gebruikelijke voorziening is geregeld in Hoofdstuk 1 artikel 2 lid a en b van de Verordening Individuele verstrekkingen gemeente Schinnen.

Er wordt daarom geen voorziening toegekend indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is.

Een door een persoon met beperkingen gevraagde voorziening is algemeen gebruikelijk voor een persoon als de aanvrager, indien een persoon zonder beperkingen, die zich voor wat betreft leeftijd, inkomen, etc. in een vergelijkbare positie bevindt, naar maatschappelijke maatstaf redelijkerwijs de beschikking zou (kunnen) hebben over een dergelijke voorziening.

Waar de grens precies getrokken moet worden tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat dat niet is zal afgemeten moeten worden aan algemeen maatschappelijke normen en is ter invulling van de gemeente. In het algemeen kan gesteld worden dat iets algemeen gebruikelijk is wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • ·

    Het aan te schaffen object kan voor een niet-ondersteuningsbehoevende in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend.

  • ·

    Het is niet speciaal voor de ondersteuningsbehoevende.

  • ·

    Het is gewoon te koop.

  • ·

    Het is niet duurder is dan soortgelijke producten.

Hierbij is aansluiting gezocht bij de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, zoals in het kader van de WVG en haar opvolger WMO, tot nu toe zijn gedaan.

Met het criterium algemeen gebruikelijk werd volgens de CRvB beoogd te voorkomen dat het college een voorziening verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van betrokken gehandicapte, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij niet gehandicapt was, de beschikking (zou) kunnen hebben. Een dergelijke weigeringgrond valt binnen de grenzen van de gemeentelijke compensatieplicht.

Artikel 3 Verantwoording en controle

In het artikel wordt geregeld op welke wijze de ontvanger van een persoonsgebonden budget verantwoording aflegt over de besteding hiervan. Op basis hiervan kan de gemeente beoordelen of er sprake is van een rechtmatige besteding van middelen.

In het eerste lid is bepaald dat iedere cliënt over de besteding van het persoonsgebonden budget verantwoording dient af te leggen via een verantwoordingsformulier. Vervolgens is in het tweede lid bepaald dat het college steekproefsgewijs bewijsstukken vraagt over de verantwoording. Om deze reden is in het derde lid opgenomen dat de houder van het persoonsgebonden budget de op de besteding betrekking hebbende stukken gedurende een periode van 3 jaar dient te bewaren.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen.

Artikel 4 Opleggen eigen bijdrage

Dit artikel bepaalt voor welke voorzieningen een eigen bijdrage betaalt dient te worden dan wel voor welke individuele verstrekkingen, financiële tegemoetkomingen en persoonsgebonden budget een eigen bijdrage dient te worden afgedragen en gedurende welke termijn.

Artikel 5 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel

Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen.

Lid 2 van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de toelichting van de AMvB. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden.

In dit Besluit Nadere Regelen is er voor gekozen om de hoogte van de eigen bijdragen vast te stellen op de bedragen die in de AMvB zijn vastgesteld. Dit past ook binnen de beleidskeuze om bij de uitvoering van de Wmo het bestaande beleid in grote lijnen voort te zetten, omdat nu wordt aangesloten bij de huidige AWBZ-systematiek. In de praktijk betekent dit dat het schema van de eigen bijdragen er als volgt uit ziet:

Categorie

Vast

bedrag Inkomensgrens

Ongehuwd < 65 jaar

€ 17,80

€ 22.636,00 + 15% meerinkomen

Ongehuwd ≥ 65 jaar

€ 17,80

€ 15.838,00 + 15% meerinkomen

Gehuwd < 65 jaar

€ 25,40

€ 27.902.00 + 15% meerinkomen

Gehuwd ≥ 65 jaar

€ 25,40

€ 22.100,00 + 15% meerinkomen

In de eerste kolom van de bovenstaande tabel is de categorie genoemd waartoe betrokkene behoort. De tweede kolom is het vaste bedrag. Dit is de eigen bijdrage die wordt opgelegd als het inkomen lager is dan de in kolom 3 genoemde inkomensgrens. Het betreft hier de eigen bijdrage per periode van 4 weken. Indien het inkomen hoger is dan de in kolom 3 genoemde inkomensgrens dan wordt de eigen bijdrage per 4 weken verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en de in kolom 3 genoemde inkomensgrens.

Er wordt in dit artikel expliciet geregeld dat de eigen bijdrage nooit hoger mag zijn dan de kosten van de voorziening.

Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden

Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Bij de vaststelling van het persoongebonden budget bij hulp bij het huishouden houdt de gemeente vast aan het gebruik van klassen zoals dat ook in de AWBZ werd gehanteerd.

Afwijkend ten opzichte van de AWBZ is dat het persoonsgebonden budget twee niveaus kent [basis en plus] in plaats van een niveau [AWBZ huishoudelijke verzorging].

Op de bruto-bedragen dient nog een eigen bijdrage in rekening te worden gebracht zoals bepaald in artikel 7 van de Verordening en artikel 4 en 5 van dit Besluit.

Artikel 7 Uitbetaling persoonsgebonden budget

De verstrekking van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt na toekenning op basis van een maandelijkse bevoorschotting uitgekeerd.

Artikel 8 Vrij besteedbaar bedrag

Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden kent een vrij besteedbaar bedrag waarover geen verantwoording verschuldigd is. Dit bedrag maximaal € 250,--.

Artikel 9 Niveaus van hulp bij het huishouden.

Dit artikel geeft de definitie van de twee niveaus van hulp bij het huishouden, die door de gemeente Schinnen zijn ingekocht middels het doorlopen van een Europese openbare aanbestedingsprocedure,

Artikel 10 Maximale looptijd bij hulp bij het huishouden.

De door het college ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden te verstrekken voorziening zoals bepaald in artikel 9 van de Verordening, kan worden verstrekt voor een periode van maximaal 5 jaar. Hierbij volgt het college de werkwijze zoals die ook gevolgd werd in de AWBZ. Dit houdt in dat het college maximaal eenmaal per 5 jaren een herindicatie zal laten plaatsvinden. Indien hulp bij het huishouden voor een kortere periode is geïndiceerd zal de herindicatie plaatsvinden binnen de vermelde termijn van 5 jaar.

Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen

Artikel 11 Kostensoorten woningaanpassingen

In dit artikel wordt bepaald met welke kosten van een woonvoorziening rekening wordt gehouden in het vaststellen van de subsidie.

Artikel 12 Hoogte van de financiële tegemoetkoming

Dit artikel bepaalt de hoogte van de financiële tegemoetkoming/het persoonsgebonden budget in de verhuiskosten en/of de woningaanpassing en aan de persoon/eigenaar aan wie deze tegemoetkoming/budget zal worden uitbetaald. Er geldt een onderscheid tussen personen met beperkingen die naar een aangepaste woning verhuizen en personen zonder beperkingen die door middel van verhuizing een woning vrijmaken: bij personen met beperkingen geldt namelijk een onderscheid naar de hoogte van het inkomen. Het onderscheid tussen personen met beperkingen die naar een aangepaste woning verhuizen en personen zonder beperkingen die door middel van verhuizing een woning vrijmaken wordt gerechtvaardigd door het gegeven dat de financiële tegemoetkoming voor de laatstgenoemde groep is bedoeld als een stimuleringsmiddel om de woning vrij te maken.

Zoals vermeld, geldt er voor de personen met beperkingen een onderscheid naar de hoogte van het inkomen. De inkomensgrens ligt op 1,5 maal het norminkomen. Het betreft forfaitaire vergoedingen. Een hogere vergoeding is in individuele gevallen mogelijk op grond van de hardheidsclausule van de Verordening.

Artikel 13 Afschrijvingstermijn

In artikel 23 van de Verordening is een antispeculatie-beding opgenomen. Dit houdt in dat, indien een woningaanpassing heeft geleid tot een waardestijging van de woning, deze moet worden terugbetaald indien de woning binnen 7 jaar nadat de woningaanpassing is uitgevoerd, wordt verkocht. In dit artikel van het Besluit Nadere Regelen wordt geregeld dat hierbij er gedurende deze 7 jaar een lineaire afschrijving wordt toegepast. Hierbij is uitgegaan van de cijfers van het CBS waar uit onderzoek is gebleken dat gemiddeld iedere Nederlander eens in de 7 jaren verhuisd.

Aan de hand van een taxatierapport zal in een voorkomend geval de waardestijging van een aangepaste woning ten opzichte van een niet aangepaste woning worden vastgesteld.

Artikel 14 Kosten van tijdelijke huisvesting

Dit artikel bepaalt de hoogte van de financiële tegemoetkoming indien de gehandicapte zich als gevolg van een woningaanpassing tijdelijke elders moet huisvesten. De maximale vergoeding is gelijk aan de maximum huurgrens van de Wet op de huurtoeslag. De maximale duur is 6 maanden.

Artikel 15 Kosten van huurderving

Dit artikel bepaalt de hoogte van een financiële tegemoetkoming die aan een verhuurder kan worden verstrekt wegens huurderving.

Lid 1 bevat vereisten waaraan de woningaanpassing, in verband waarmee huurderving is opgetreden, moet voldoen.

Lid 2 bepaalt de maximale vergoeding is gelijk aan de maximum huurgrens van de Wet op de huurtoeslag.

Lid 3 bepaalt de maximale duur van de vergoeding.

Artikel 16 Niet toepassen primaat verhuizing

Dit artikel somt een aantal omstandigheden op die ertoe leiden dat het primaat van de verhuizing niet kan worden toegepast. Er zal in dat geval veelal een woonvoorziening in de vorm van (een financiële tegemoetkoming in de kosten van) een woningaanpassing moeten worden toegekend. Afwijken van het primaat van de verhuizing is in uitzonderingssituaties ook mogelijk op grond van andere redenen dan welke genoemd worden in dit artikel.

Artikel 17 Maximaal aanpassingsbedrag voor bezoekbaar maken woning

Artikel 20 van de Verordening geeft het college de bevoegdheid om de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning te maximeren. Van deze bevoegdheid is door middel van dit artikel gebruik gemaakt. Gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep valt onder het begrip “bezoekbaar maken” het toegankelijk maken van de woning en de gehandicapte de mogelijkheid te bieden gebruik te maken van de woonkamer en de toilet.

Artikel 18 Minimumbedrag woonvoorziening waarbij terugbetalingsverplichting

Het minimumbedrag van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening waarbij de terugbetalingsverplichting geldt, zoals bedoeld in de verordening, is € 10.000. Hierbij wordt de bedoelde meerwaarde tot 10 jaar na datum gereedmelding, in zijn geheel teruggevorderd. Er geldt geen afschrijving op de aanpassing. De oorspronkelijke kosten van de aanpassing worden niet geïndexeerd.” Zie ook Verordening artikel 22.

Artikel 19 Hoogte financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget bij een woonvoorziening in verband met luchtweg allergieën/CARA.

In dit artikel wordt weergegeven op welke wijze invulling gegeven wordt aan de vaststelling van de financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget. ( Zie bijlage 1 bij dit Besluit voor de normbedragen)

Artikel 20 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie.

Lid 1 stelt voorwaarden ten aanzien van de vaststelling van de kosten in verband met onderhoud en keuring. In bijlage 3 worden de voorzieningen beschreven die in aanmerking komen,

Lid 2 stelt voorwaarden ten aanzien van de vaststelling van de kosten in verband met reparatie.

Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 21 Wijze van verstrekking

Dit artikel regelt de wijze waarop de wijze van verstrekking van een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst adequate voorziening.

Als gevolg van afspraken tussen de regering en de Tweede Kamer, gemaakt in de commissie van Vervoer [TK 25847 nr 36 van 12 april 2006] kunnen overwegingen van efficiency tot de overwegende bezwaren gerekend worden om de wettelijke keuzevrijheid niet te hoeven aanbieden. Daarbij is nadrukkelijk gewezen op het collectief vervoer. In principe zijn vervoersvoorzieningen individuele voorzieningen in het kader van de WMO.

Maar elke burger een persoonsgebonden budget aanbieden voor vervoersvoorzieningen, ook in situaties waarin tot nu toe voorzien werd door het aanbieden van collectief vervoer, zou er toe kunnen leiden dat het draagvlak onder het collectief vervoer wordt aangetast, waardoor deze voorziening zelfs zou kunnen verdwijnen. Vandaar dat de toegang tot het collectief vervoer, conform lid 1 enkel in natura zal worden aangeboden.

Artikel 22 Hoogte van het persoonsgebonden budget

Lid 1 van dit artikel legt een aantal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi.

In de leden 2 tot en met 4 wordt geregeld dat in enkele specifieke situaties een aanpassing van het in

lid 1 genoemde bedrag plaatsvindt. Ook voor deze bepalingen geldt dat dit een voortzetting is van het huidige Wmo-beleid.

In lid 5 wordt geregeld hoe bedragen voor een persoonsgebonden budget worden vastgesteld voor de scootmobielen. Hierbij is uitgegaan van standaard middelen zoals die door de leveranciers, onder de afgesproken condities vastgelegd in de leveranciersovereenkomsten, aan de gemeente worden aangeboden. Er wordt rekening mee gehouden dat in specifieke gevallen maatwerk noodzakelijk is als een standaard middel niet adequaat is waarbij de uitgebrachte offerte dan de leidraad wordt.

Artikel 23 Autoaanpassingen

Dit artikel beschrijft de voorwaarden die gelden bij toekenning van een autoaanpassing

Artikel 24 Inleverpremie scootmobielen bij niet gebruik.

Ondanks een geldige indicatie voor een scootmobiel kan het zijn dat een klant om diverse redenen spontaan en vrijwillig afstand wil doen van deze voorziening.

Doel van deze regeling is om doelmatiger met uitstaande scootmobielen om te gaan. Het ontbreekt de gemeente aan toereikende controle instrumenten om deze doelmatigheid actief te controleren. Indien personen aan wie door de gemeente een scootmobiel is verstrekt, nauwelijks tot geen gebruik maken van deze voorziening, dan kan een financiële prikkel hen er toe bewegen om vrijwillig afstand te doen van deze voorziening. Deze regeling stimuleert het bewust omgaan met deze voorziening en kan bovendien tot een besparing leiden doordat deze middelen opnieuw ingezet kunnen worden.

Uitbetaling vindt direct plaats aan, en op verzoek van de persoon aan wie de scootmobiel is toegekend. Deze persoon dient op het moment van aanvraag van de inleverpremie in het bezit te zijn van een geldige indicatie voor een scootmobiel van tenminste 6 maanden. Daarnaast kan iedere aanvrager slechts éénmaal aanspraak maken op de inleverpremie.

Deze regeling geldt niet bij inlevering in geval van overlijden van de persoon aan wie de scootmobiel is toegekend. Ook wordt geen premie toegekend indien de scootmobiel wordt vervangen door een andere scootmobiel of door een andere WMO-voorziening.

Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 25 Rolstoel

In dit artikel wordt geregeld hoe bedragen voor een persoonsgebonden budget worden vastgesteld voor de rolstoelen. Hierbij is uitgegaan van standaard middelen zoals die door de leverancier, onder de afgesproken condities vastgelegd in de leverancierovereenkomst, aan de gemeente is aangeboden. Er wordt rekening mee gehouden dat in specifieke gevallen maatwerk noodzakelijk is als een standaard middel niet adequaat is waarbij de uitgebrachte offerte dan de leidraad wordt.

Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen vaak per rolstoel plaats.

Artikel 26 Sportrolstoel

De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend.

Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 27 Vervallen

Artikel 28 Samenhangende afstemming

De Verordening bepaalt in artikel 42 dat in dit Besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.

Artikel 29 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt inwerking op het moment van inwerkingtreding van de Verordening individuele verstrekkingen 2011 gemeente Schinnen.

Artikel 30 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald: Besluit Nadere Regelen individuele verstrekkingen 2011 gemeente Schinnen. Deze verordening gaat alleen over het prestatieveld 6 van de Wmo, de individuele verstrekkingen voor mensen met een beperking.


*

Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Bestaande balansliften kunnen nog wel gekeurd en onderhouden worden. Het liftinstituut berekent de kosten voor periodieke keuring van de balansliften op grond van een uurtarief van € 76,50.