Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen (Gr)

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen (Gr)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Verordening Wmo voorzieningen gemeente Groningen;

Verstrekkingenboek Individuele Wmo Voorzieningen Gemeente Groningen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201401-01-2015art. 4, 6, 8, 11, 13, 13a, 14, 16, 20, 22

10-12-2013

Gemeenteblad, 2013, 139

HV 13.4045460
15-02-201301-01-201301-01-2014art. 6

05-02-2013

Gemeenteblad, 2013, 13

HV 13.3444293
01-01-201301-01-2013art. 6, 8, 14, 16, 18, 20, 21, 22, 23

13-11-2012

Gemeenteblad, 2012, 137

HV 12.3360862
01-01-201201-01-2013art. 6, 8, 13, 14, 16, 21 en 23

20-12-2011

Gemeenteblad, 2011, 131

HV 11.2857051

Tekst van de regeling

Intitulé

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE GRONINGEN

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

 

Gezien het voorstel van 13 april 2011;

(HV 11.2569427);

 

Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning;

 

HEBBEN BESLOTEN:

 

het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen vast te stellen.

Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Verordening Wmo voorzieningen gemeente Groningen.

Hoofdstuk 2 – Kosten voor rekening aanvrager, eigen bijdrage of eigen aandeel en berekening Maximale periodebijdrage

Artikel 2

Indien de aanvrager een duurdere voorziening wil dan de goedkoopst compenserende komt het meerdere voor rekening van de aanvrager.

Artikel 3
  • 3.
    • 1.

      Voor voorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt is een eigen aandeel verschuldigd (o.a. woningaanpassingen, verhuis- en inrichtingskosten, diverse vervoersvoorzieningen).

  • 3.
    • 2.

      Voor voorzieningen die in natura of als persoonsgebonden budget worden verstrekt is een eigen bijdrage verschuldigd (o.a. huishoudelijke hulp, roerende woonvoorzieningen, scootmobielen).

  • 3.
    • 3.

      In uitzondering op lid 1 en 2 is geen eigen aandeel of eigen bijdrage verschuldigd voor rolstoelvoorzieningen, voor collectief vervoer, voor woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten, voor tijdelijke huisvesting, voor huurderving en voor voorzieningen voor kinderen jonger dan 18 jaar.

Artikel 4
  • 4.
    • 1.

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt berekend, opgelegd, vastgesteld en geïnd per periode van 4 weken, zoals geregeld in art. 4.1 lid 3, (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 4.
    • 2.

      Berekening, oplegging, vaststelling en inning van eigen de bijdrage of het eigen aandeel vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) met de door de gemeente Groningen vastgestelde regels.

  • 4.
    • 3.

      Op de eigen bijdrage of het eigen aandeel brengt het CAK een korting van 33% in mindering op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg).

  • 4.
    • 4.

      In uitzondering op lid 2 wordt bij een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp niet zijnde bemiddelde hulp, de voorlopige eigen bijdrage vastgesteld en ingehouden door Menzis (die het persoonsgebonden budget huishoudelijke hulp uitvoert voor de gemeente Groningen), de Wtcg korting wordt hierop al in mindering gebracht.

Artikel 5
  • 5.
    • 1.

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel over een periode van 4 weken is gelijk aan de wettelijke ‘Maximale periodebijdrage’ in die periode (zie artikel 6) tenzij deze hoger is dan de ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ in die periode. In dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’(zie artikel 7 t/m 10).

  • 5.
    • 2.

      Wanneer meerdere Wmo voorzieningen verstrekt worden en/of wanneer er ook voor AWBZ-zorg een eigen bijdrage opgelegd wordt, geldt het anticumulatiebeginsel. Het anticumulatiebeginsel bepaalt dat de cliënt per 4 weken nooit meer betaalt dan de voor zijn situatie berekende ‘Maximale periodebijdrage’, ongeacht de totale kosten van alle voorzieningen (van AWBZ-zorg en/of Wmo). In afwijking hierop geldt dat indien er sprake is van intramurale zorg waarvoor een AWBZ-bijdrage verschuldigd is, er geen eigen bijdrage of eigen aandeel op grond van de Wmo verschuldigd is.

Artikel 6
  • 6.
    • 1.

      Bij de bepaling van de hoogte van de Maximale periodebijdrage in een bepaald jaar, wordt rekening gehouden met het bijdrageplichtig inkomen van de aanvrager, zoals bedoeld in artikel 4.2. lid 1 en lid 2 van het (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning, en dat van zijn eventuele partner het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend. De gegevens over dit bijdrageplichtig inkomen worden ingewonnen bij de belastingdienst. 

  • 6.
    • 2.

      De wettelijk bepaalde ‘Maximale periodebijdrage’ is voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt € 19,-- per 4 weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 23.295,-- het bedrag van € 19,-- wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 23.295,--.

  • 6.
    • 3.

      De wettelijk bepaalde ‘Maximale periodebijdrage’ is voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt € 19,-- per 4 weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 16.456,-- het bedrag van € 19,-- wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 16.456,--.

  • 6.
    • 4.

      De wettelijk bepaalde ‘Maximale periodebijdrage’ is voor de gehuwde personen indien een van beide de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt € 27,20 per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijk bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 29.174,-- het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 29.174,--.

  • 6.
    • 5.

      De wettelijk bepaalde ‘Maximale periodebijdrage’ is voor de gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt € 27,20 per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.957,--, het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 22.957,--.

  • 6.
    • 6.

      Voor wat betreft de hoogte van de in lid 2 tot en met lid 5 genoemde bedragen, wordt aangesloten bij de bedragen in artikel 4.1 lid 1 (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 3 – Duur oplegging eigen bijdrage of eigen aandeel en vaststelling ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’

Artikel 7

De gemeente Groningen meldt een aanvrager in een beschikking tot verstrekking van een voorziening, gedurende welke periode een eigen bijdrage en/of aandeel verschuldigd is en hoe hoog het bedrag van de ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ is (op basis van onderstaande artikelen 8 t/m 10).

Artikel 8
  • 8.
    • 1.

      Voor huishoudelijke hulp in natura wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het aantal uren ontvangen zorg in die 4 weken, vermenigvuldigd met het gemiddelde uurtarief dat de gemeente Groningen aan de zorgaanbieders betaalt. De uurtarieven van de gemeente Groningen bedragen in 2014 voor HH1: € 20,82 voor HH2: € 24,16.

  • 8.
    • 2.

      Voor huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget bemiddelde hulp wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het uurtarief van € 18,47, vermenigvuldigd met het gewerkte aantal uren door de hulp in die 4 weken zoals door de budgethouder is afgetekend op de ingediende urenbriefjes bij de bemiddelende aanbieder.

  • 8.
    • 3.

      Voor huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget niet zijnde bemiddelde hulp wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het periodieke persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

      De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de hoogte van het periodieke persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per periode van 4 en.

Artikel 9
  • 9.
    • 1.

      Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een periodieke financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld de gebruiksvergoeding voor eigen auto, taxi, bruikleenauto of rolstoeltaxi) wordt een eigen aandeel opgelegd zolang de tegemoetkoming verstrekt wordt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: hoogte van de periodieke financiële tegemoetkoming omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken.

  • 9.
    • 2.

      Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een eenmalige financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld woningaanpassing of woningsanering) wordt een eigen aandeel opgelegd gedurende 39 periodes van 4 weken (3 jaar). De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedeeld door 39 periodes van 4 weken.

  • 9.
    • 3.

      Een uitzondering op lid 2 is de eenmalige financiële verhuis- en inrichtingskosten vergoeding, hierbij wordt een eigen aandeel opgelegd gedurende 26 periodes van 4 weken (2 jaar). De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden dan als volgt vastgesteld: de hoogte van die financiële tegemoetkoming gedeeld door 26 periodes van 4 weken.

Artikel 10
  • 10.
    • 1.

      Voor voorzieningen die verstrekt worden in eigendom wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 periodes van 4 weken (3 jaar). De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de aanschafprijs van de voorziening, gedeeld door 39 periodes van 4 weken.

  • 10.
    • 2.

      Voor voorzieningen in bruikleen wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de gemiddelde prijs (aanschaf, accessoires, onderhoud) voor de voorzieningensoort gedeeld door de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort, omgerekend naar een bedrag per 4 weken.

  • 10.
    • 3.

      Indien gekozen wordt voor een eenmalig persoonsgebonden budget in plaats van een voorziening in bruikleen, wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende een periode die overeenkomt met de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het eenmalige persoonsgebonden budget bedrag gedeeld door het aantal periodes van 4 weken waarover de eigen bijdrage verschuldigd is.

  • 10.
    • 4.

      Indien gekozen wordt voor een eenmalig persoonsgebonden budget in plaats van een voorziening in eigendom, wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 periodes van 4 weken (3 jaar). De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het eenmalige persoonsgebonden budget bedrag gedeeld door 39 periodes van 4 weken.

Hoofdstuk 4 – Nadere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 11
  • 11.
    • 1.

      De budgethouder is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte voorziening voldoende te laten onderhouden en, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren. In geval van een scootmobiel, aangepaste fiets met hulpmotor of elektrische rolstoel is de persoon verplicht een all risk verzekering af te sluiten gedurende de gebruiksduur van het hulpmiddel.

  • 11.
    • 2.

      Binnen zes weken na aanschaf of na gereedmelding van de individuele voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel binnen zes weken na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, dan wel de bevoorschottingsperiode en zo die periode het kalenderjaar overschrijdt na afloop van elk kalenderjaar, wordt aan het college door de budgethouder, voor zover van toepassing, verstrekt:

      • a.

        de factuur van de aangeschafte of onderhouden voorziening;

      • b.

        een betalingsbewijs van de aangeschafte of onderhouden voorziening;

      • c.

        een ingevuld verantwoordingsformulier over het gebruik van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp.Dit geldt niet voor bemiddelde huishoudelijke hulp.

  • 11.
    • 3.

      In aansluiting op artikel 11.2 onder c dient bij de verantwoording over de laatste voorschot-periode van een kalenderjaar dan wel, in het kalenderjaar waarin het persoonsgebonden budget eindigt, de budgethouder een formulier toe te voegen waarop hij naam, adres en BTW of bsn-nummer van de zorgverlener of zorgverlenende instantie heeft aangetekend, alsmede het in dat kalenderjaar aan die zorgverlener of die zorgverlenende instantie betaalde bedrag.

  • 11.
    • 4.

      In afwijking op artikel 11.2 is de budgethouder aan wie maandelijks een voorschot wordt uitbetaald verplicht om binnen zes weken na het einde van ieder kwartaal verantwoording af te leggen.

  • 11.
    • 5.

      Aan de hand van de in dit artikel bedoelde bescheiden beoordeelt het college of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 12
  • 12.
    • 1.

      Ingeval het gebruik van de voorziening welke met een persoonsgebonden budget is aangeschaft, is beëindigd en de gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken, is de budgethouder verplicht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, aan de gemeente te vergoeden.

  • 12.
    • 2.

      Bij de vaststelling van het persoonsgebonden budget wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen die naar geldende maatschappelijke normen voor de verstrekte voorziening gebruikelijk zijn. Mocht na die tijd blijken dat de voorziening nog in goede staat verkeert, dan wordt de gebruiksduur verlengd.

Hoofdstuk 5 – Huishoudelijke hulp

Artikel 13 Zorgaanbieder of particulier
  • 13.
    • 1.

      De huishoudelijke hulp wordt bij een persoonsgebonden budget vastgesteld in uren. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt bepaald door het aantal uren en het uurtarief dat van toepassing is. Indien de hulp door een particulier wordt geleverd, bedraagt het uurtarief € 15,40. Indien de hulp wordt ingekocht bij een zorgaanbieder (bij welke de hulp al dan niet in dienst is) bedraagt het uurtarief € 19,23. 

  • 13.
    • 2.

      De budgethouder dient een schriftelijke zorgovereenkomst dan wel overeenkomst van opdracht te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde particulier of zorgaanbieder.

  • 13.
    • 3.

      Het persoonsgebonden budget wordt onder aftrek van de verschuldigde eigen bijdrage rechtstreeks aan de budgethouder per periode van 4 weken uitbetaald.

  • 13.
    • 4.

      Het persoonsgebonden budget kan alleen op het rekeningnummer van de persoon met beperkingen of diens wettelijke vertegenwoordiger worden gestort, niet op een rekeningnummer van een derde.

  • 13.
    • 5.

      Over een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp hoeft per jaar geen verantwoording te worden afgelegd over € 250,--.

Artikel 13a Bemiddelde hulp
  • 13a.1
    • Bemiddelde huishoudelijke hulp wordt vastgesteld in uren. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt bepaald door het aantal uren en het uurtarief voor bemiddelde hulp. Dit tarief bedraagt € 18,47, waarvan € 15,40 voor de hulp en € 3,07 (incl. BTW) voor de diensten van de bemiddelende aanbieder.

  • 13a.2
    • De gemeente betaalt het persoonsgebonden budget voor bemiddelde hulp, in opdracht van de budgethouder, uit aan de bemiddelende aanbieder. Deze aanbieder verricht, ook in opdracht van de budgethouder, de kassiersfunctie. Dat betekent dat de bemiddelende aanbieder de hulp uitbetaalt op basis van door de budgethouder afgetekende urenbriefjes.

  • 13a.3
    • De budgethouder dient een schriftelijke drie-partijen overeenkomst te sluiten met de hulp en de bemiddelende aanbieder. Bemiddelde hulp wordt geleverd binnen de kaders van de fiscale Regeling dienstverlening aan huis.

  • 13a.4
    • De eigen bijdrage over bemiddelde hulp wordt op dezelfde wijze opgelegd als de eigen bijdrage over huishoudelijke hulp in natura.

  • 13a.5
    • Bemiddelde hulp wordt alleen verstrekt aan mensen die zelf regie over hun huishouden kunnen voeren.

Hoofdstuk 6 – Woonvoorzieningen

Artikel 14
  • 14.1.
    • 1.

      De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als genoemd in artikel 11 lid 1 Verordening bedraagt € 3.008,65.

  • 14.
    • 2.

      De financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing wordt vastgesteld op basis van de door het college geaccepteerde offerte, of op basis van vaste prijsafspraken.

  • 14.
    • 3.

      Bij het bepalen van de hoogte van het terug te betalen bedrag van de woningaanpassing na verkoop van een aangepaste woning (artikel 15 Verordening), wordt uitgegaan van een lineaire afschrijving in 10 jaar.

  • 14.
    • 4.

      Het persoonsgebonden budget voor een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld op basis van de geldende prijsafspraken aanbesteding hulpmiddelen gemeente Groningen.

  • 14.
    • 5.

      De financiële tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van één woonruimte (artikel 14 Verordening) bedraagt maximaal € 3.008,65.

Artikel 15
  • 15.
    • 1.

      De financiële tegemoetkoming voor woningsanering bedraagt maximaal:

      Gordijnen : € 22,75 per vierkante meter glasoppervlakte.

      Vloerbedekking : € 22,75 per vierkante meter vloeroppervlakte.

  • 15.
    • 2.

      Bij het bepalen van de financiële tegemoetkoming voor woonsanering wordt rekening gehouden met de afschrijving van de te vervangen gordijnen en vloerbedekking. Het volgende afschrijvingsschema wordt gehanteerd:

       

      leeftijd stoffering

      afschrijving

      tot 2 jaar

      0%

      van 2 tot 4 jaar

      25%

      van 4 tot 6 jaar

      50%

      van 6 tot 8 jaar

      75%

      Ouder dan 8 jaar

      100%.

Artikel 16
  • 16.
    • 1.

      De financiële tegemoetkoming voor de kosten van tijdelijke huisvesting, als bedoeld in artikel 9 lid 1 onder d van de Verordening, die de persoon met beperkingen moet maken in verband met het aanpassen van zijn eigen woonruimte of de door de persoon met beperkingen nog te betrekken woonruimte bedraagt € 520,35 per maand voor maximaal zes maanden

  • 16.
    • 2.

      De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt alleen uitgekeerd over de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager voor dubbele woonlasten komt te staan.

Artikel 17

De financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 9 onder d van de Verordening voor huurderving bedraagt de kale huur van de woonruimte per maand gedurende maximaal zeven maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een vergoeding in aanmerking komt.

Hoofdstuk 7 – Vervoersvoorzieningen

Artikel 18
  • 18.
    • 1.

      De persoon met beperkingen die is aangewezen op collectief vervoer is aan de gemeente een bijdrage, als bedoeld in artikel 18 lid 1 onder a Verordening, verschuldigd, zoals vermeld in de uitvoeringsovereenkomst met de vervoerder. De bijdrage wordt door de vervoerder namens de gemeente geïnd.

  • 18.
    • 2.

      Pashouders kunnen over de periode van 1 tot 7 januari 2013 reizen in een gebied van zes zones en vanaf 7 januari 2013 in een gebied van 25,5 kilometer rondom het woonadres. Boven dit geldende maximaal te reizen aantal zones of kilometers geldt het tarief van de vervoerder.

  • 18.
    • 3.

      De tabel met tarieven per zone wordt vervangen door de tekst ‘Voor de tarieven van de Wmo-taxipashouder wordt aangesloten bij de tarieven van het openbare busvervoer Groningen Drenthe. Voor de berekening van het basis- en het opstaptarief per kilometer geldt de berekening van de tarieven voor de OV-chipcard’.

Artikel 19
  • 19.
    • 1.

      De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening die door de budgethouder wordt aangeschaft, wordt als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening op basis van de op dat moment geldende prijsafspraken met de door de gemeente gecontracteerde leverancier, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering.

  • 19.
    • 2.

      Indien huur de goedkoopst compenserende voorziening is voor een vervoersvoorziening waarvoor een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt het persoonsgebonden budget als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de huurprijs, inclusief onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door de gemeente aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 20
  • 20.
    • 1.

      Het bedrag dat per jaar maximaal verstrekt wordt voor gebruik van een eigen auto of taxi bedraagt € 1.282,55.

  • 20.
    • 2.

      Het bedrag dat per jaar maximaal verstrekt wordt voor gebruik van een individuele rolstoeltaxi bedraagt € 1.896,85.

  • 20.
    • 3.

      Het bedrag dat per jaar maximaal verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 703,75.

  • 20.
    • 4.

      Indien de vervoersbehoefte van (echt)paren samenvalt, wordt ten hoogste de maximale financiële tegemoetkoming van 1 persoon per (echt)paar toegekend.

  • 20.
    • 5.

      Voor zover de vervoersbehoefte van (echt-)paren niet samenvalt, wordt ten hoogste anderhalf maal de maximale financiële tegemoetkoming van 1 persoon toegekend.

       

Hoofdstuk 8 – Rolstoelvoorzieningen

Artikel 21
  • 21.
    • 1.

      De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een rolstoel die door de budgethouder wordt aangeschaft, wordt als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening op basis van de op dat moment geldende prijsafspraken met de door de gemeente gecontracteerde leverancier, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering

  • 21.
    • 2.

      Indien huur de goedkoopst compenserende voorziening is voor een rolstoel waarvoor een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt het persoonsgebonden budget als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de huurprijs, inclusief onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door de gemeente aan de leverancier wordt betaald.

       

Artikel 22

Het bedrag van de financiële tegemoetkoming voor een vastframe handbike voor sportdoeleinden of een sportrolstoel (artikel 22 Verordening) bedraagt € 3.786,85, waarvan een bedrag van € 2.841,30 is bestemd voor de aanschaf van de voorziening en een bedrag van € 945,55 als bijdrage voor drie jaar te besteden aan onderhoud en reparatie van de voorziening.

Hoofdstuk 9 – Slotbepalingen

Artikel 23

Dit financieel besluit kan worden aangehaald als het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen.

 

Artikel 24
  • 24.
    • 1.

      Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2011.

  • 24.
    • 2.

      Met ingang van de dag waarop het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen in werking treedt, wordt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen vastgesteld op 22 december 2009, ingetrokken.

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 19 april 2011.

 

 

de burgemeester,                                         de secretaris,

 

 

 

 

 

dr. J.P. ( Peter ) Rehwinkel.                             drs. M.A. (Maarten) Ruys.