Organisatie | Groningen (Gr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen |
Geen.
Wet maatschappelijke ondersteuning
Verordening Wmo voorzieningen gemeente Groningen;
Verstrekkingenboek Individuele Wmo Voorzieningen Gemeente Groningen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | art. 4, 6, 8, 11, 13, 13a, 14, 16, 20, 22 | 10-12-2013 Gemeenteblad, 2013, 139 | HV 13.4045460 | |
15-02-2013 | 01-01-2013 | 01-01-2014 | art. 6 | 05-02-2013 Gemeenteblad, 2013, 13 | HV 13.3444293 |
01-01-2013 | 01-01-2013 | art. 6, 8, 14, 16, 18, 20, 21, 22, 23 | 13-11-2012 Gemeenteblad, 2012, 137 | HV 12.3360862 | |
01-01-2012 | 01-01-2013 | art. 6, 8, 13, 14, 16, 21 en 23 | 20-12-2011 Gemeenteblad, 2011, 131 | HV 11.2857051 |
Hoofdstuk 2 – Kosten voor rekening aanvrager, eigen bijdrage of eigen aandeel en berekening Maximale periodebijdrage
Indien de aanvrager een duurdere voorziening wil dan de goedkoopst compenserende komt het meerdere voor rekening van de aanvrager.
In uitzondering op lid 2 wordt bij een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp niet zijnde bemiddelde hulp, de voorlopige eigen bijdrage vastgesteld en ingehouden door Menzis (die het persoonsgebonden budget huishoudelijke hulp uitvoert voor de gemeente Groningen), de Wtcg korting wordt hierop al in mindering gebracht.
De eigen bijdrage of het eigen aandeel over een periode van 4 weken is gelijk aan de wettelijke ‘Maximale periodebijdrage’ in die periode (zie artikel 6) tenzij deze hoger is dan de ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ in die periode. In dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’(zie artikel 7 t/m 10).
Wanneer meerdere Wmo voorzieningen verstrekt worden en/of wanneer er ook voor AWBZ-zorg een eigen bijdrage opgelegd wordt, geldt het anticumulatiebeginsel. Het anticumulatiebeginsel bepaalt dat de cliënt per 4 weken nooit meer betaalt dan de voor zijn situatie berekende ‘Maximale periodebijdrage’, ongeacht de totale kosten van alle voorzieningen (van AWBZ-zorg en/of Wmo). In afwijking hierop geldt dat indien er sprake is van intramurale zorg waarvoor een AWBZ-bijdrage verschuldigd is, er geen eigen bijdrage of eigen aandeel op grond van de Wmo verschuldigd is.
Bij de bepaling van de hoogte van de Maximale periodebijdrage in een bepaald jaar, wordt rekening gehouden met het bijdrageplichtig inkomen van de aanvrager, zoals bedoeld in artikel 4.2. lid 1 en lid 2 van het (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning, en dat van zijn eventuele partner het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend. De gegevens over dit bijdrageplichtig inkomen worden ingewonnen bij de belastingdienst.
De wettelijk bepaalde ‘Maximale periodebijdrage’ is voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt € 19,-- per 4 weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 23.295,-- het bedrag van € 19,-- wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 23.295,--.
De wettelijk bepaalde ‘Maximale periodebijdrage’ is voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt € 19,-- per 4 weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 16.456,-- het bedrag van € 19,-- wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 16.456,--.
De wettelijk bepaalde ‘Maximale periodebijdrage’ is voor de gehuwde personen indien een van beide de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt € 27,20 per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijk bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 29.174,-- het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 29.174,--.
De wettelijk bepaalde ‘Maximale periodebijdrage’ is voor de gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt € 27,20 per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.957,--, het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 22.957,--.
Hoofdstuk 3 – Duur oplegging eigen bijdrage of eigen aandeel en vaststelling ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’
De gemeente Groningen meldt een aanvrager in een beschikking tot verstrekking van een voorziening, gedurende welke periode een eigen bijdrage en/of aandeel verschuldigd is en hoe hoog het bedrag van de ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ is (op basis van onderstaande artikelen 8 t/m 10).
Voor huishoudelijke hulp in natura wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het aantal uren ontvangen zorg in die 4 weken, vermenigvuldigd met het gemiddelde uurtarief dat de gemeente Groningen aan de zorgaanbieders betaalt. De uurtarieven van de gemeente Groningen bedragen in 2014 voor HH1: € 20,82 voor HH2: € 24,16.
Voor huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget bemiddelde hulp wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het uurtarief van € 18,47, vermenigvuldigd met het gewerkte aantal uren door de hulp in die 4 weken zoals door de budgethouder is afgetekend op de ingediende urenbriefjes bij de bemiddelende aanbieder.
Voor huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget niet zijnde bemiddelde hulp wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het periodieke persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de hoogte van het periodieke persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per periode van 4 en.
Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een periodieke financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld de gebruiksvergoeding voor eigen auto, taxi, bruikleenauto of rolstoeltaxi) wordt een eigen aandeel opgelegd zolang de tegemoetkoming verstrekt wordt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: hoogte van de periodieke financiële tegemoetkoming omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken.
Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een eenmalige financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld woningaanpassing of woningsanering) wordt een eigen aandeel opgelegd gedurende 39 periodes van 4 weken (3 jaar). De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedeeld door 39 periodes van 4 weken.
Een uitzondering op lid 2 is de eenmalige financiële verhuis- en inrichtingskosten vergoeding, hierbij wordt een eigen aandeel opgelegd gedurende 26 periodes van 4 weken (2 jaar). De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden dan als volgt vastgesteld: de hoogte van die financiële tegemoetkoming gedeeld door 26 periodes van 4 weken.
Voor voorzieningen in bruikleen wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de gemiddelde prijs (aanschaf, accessoires, onderhoud) voor de voorzieningensoort gedeeld door de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort, omgerekend naar een bedrag per 4 weken.
Indien gekozen wordt voor een eenmalig persoonsgebonden budget in plaats van een voorziening in bruikleen, wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende een periode die overeenkomt met de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het eenmalige persoonsgebonden budget bedrag gedeeld door het aantal periodes van 4 weken waarover de eigen bijdrage verschuldigd is.
Indien gekozen wordt voor een eenmalig persoonsgebonden budget in plaats van een voorziening in eigendom, wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 periodes van 4 weken (3 jaar). De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het eenmalige persoonsgebonden budget bedrag gedeeld door 39 periodes van 4 weken.
Hoofdstuk 4 – Nadere regels over het persoonsgebonden budget
De budgethouder is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte voorziening voldoende te laten onderhouden en, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren. In geval van een scootmobiel, aangepaste fiets met hulpmotor of elektrische rolstoel is de persoon verplicht een all risk verzekering af te sluiten gedurende de gebruiksduur van het hulpmiddel.
Binnen zes weken na aanschaf of na gereedmelding van de individuele voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel binnen zes weken na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, dan wel de bevoorschottingsperiode en zo die periode het kalenderjaar overschrijdt na afloop van elk kalenderjaar, wordt aan het college door de budgethouder, voor zover van toepassing, verstrekt:
In aansluiting op artikel 11.2 onder c dient bij de verantwoording over de laatste voorschot-periode van een kalenderjaar dan wel, in het kalenderjaar waarin het persoonsgebonden budget eindigt, de budgethouder een formulier toe te voegen waarop hij naam, adres en BTW of bsn-nummer van de zorgverlener of zorgverlenende instantie heeft aangetekend, alsmede het in dat kalenderjaar aan die zorgverlener of die zorgverlenende instantie betaalde bedrag.
Ingeval het gebruik van de voorziening welke met een persoonsgebonden budget is aangeschaft, is beëindigd en de gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken, is de budgethouder verplicht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, aan de gemeente te vergoeden.
Bij de vaststelling van het persoonsgebonden budget wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen die naar geldende maatschappelijke normen voor de verstrekte voorziening gebruikelijk zijn. Mocht na die tijd blijken dat de voorziening nog in goede staat verkeert, dan wordt de gebruiksduur verlengd.
Hoofdstuk 5 – Huishoudelijke hulp
De huishoudelijke hulp wordt bij een persoonsgebonden budget vastgesteld in uren. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt bepaald door het aantal uren en het uurtarief dat van toepassing is. Indien de hulp door een particulier wordt geleverd, bedraagt het uurtarief € 15,40. Indien de hulp wordt ingekocht bij een zorgaanbieder (bij welke de hulp al dan niet in dienst is) bedraagt het uurtarief € 19,23.
Bemiddelde huishoudelijke hulp wordt vastgesteld in uren. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt bepaald door het aantal uren en het uurtarief voor bemiddelde hulp. Dit tarief bedraagt € 18,47, waarvan € 15,40 voor de hulp en € 3,07 (incl. BTW) voor de diensten van de bemiddelende aanbieder.
De gemeente betaalt het persoonsgebonden budget voor bemiddelde hulp, in opdracht van de budgethouder, uit aan de bemiddelende aanbieder. Deze aanbieder verricht, ook in opdracht van de budgethouder, de kassiersfunctie. Dat betekent dat de bemiddelende aanbieder de hulp uitbetaalt op basis van door de budgethouder afgetekende urenbriefjes.
Hoofdstuk 6 – Woonvoorzieningen
De financiële tegemoetkoming voor de kosten van tijdelijke huisvesting, als bedoeld in artikel 9 lid 1 onder d van de Verordening, die de persoon met beperkingen moet maken in verband met het aanpassen van zijn eigen woonruimte of de door de persoon met beperkingen nog te betrekken woonruimte bedraagt € 520,35 per maand voor maximaal zes maanden
Hoofdstuk 7 – Vervoersvoorzieningen
De tabel met tarieven per zone wordt vervangen door de tekst ‘Voor de tarieven van de Wmo-taxipashouder wordt aangesloten bij de tarieven van het openbare busvervoer Groningen Drenthe. Voor de berekening van het basis- en het opstaptarief per kilometer geldt de berekening van de tarieven voor de OV-chipcard’.
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening die door de budgethouder wordt aangeschaft, wordt als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening op basis van de op dat moment geldende prijsafspraken met de door de gemeente gecontracteerde leverancier, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering.
Indien huur de goedkoopst compenserende voorziening is voor een vervoersvoorziening waarvoor een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt het persoonsgebonden budget als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de huurprijs, inclusief onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door de gemeente aan de leverancier wordt betaald.
Hoofdstuk 8 – Rolstoelvoorzieningen
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een rolstoel die door de budgethouder wordt aangeschaft, wordt als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening op basis van de op dat moment geldende prijsafspraken met de door de gemeente gecontracteerde leverancier, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering
Indien huur de goedkoopst compenserende voorziening is voor een rolstoel waarvoor een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt het persoonsgebonden budget als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de huurprijs, inclusief onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door de gemeente aan de leverancier wordt betaald.
Het bedrag van de financiële tegemoetkoming voor een vastframe handbike voor sportdoeleinden of een sportrolstoel (artikel 22 Verordening) bedraagt € 3.786,85, waarvan een bedrag van € 2.841,30 is bestemd voor de aanschaf van de voorziening en een bedrag van € 945,55 als bijdrage voor drie jaar te besteden aan onderhoud en reparatie van de voorziening.