Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wijk bij Duurstede

Subsidieverordening Monumenten gemeente Wijk bij Duurstede 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWijk bij Duurstede
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening Monumenten gemeente Wijk bij Duurstede 2010
CiteertitelSubsidieverordening Monumenten gemeente Wijk bij Duurstede 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

AWB, art 4:23 lid 1

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-02-2010Onbekend

02-02-2010

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening Monumenten gemeente Wijk bij Duurstede 2010

 

 

gemeente Wijk bij Duurstede 2010

Toelichting: Subsidieverordening Monumenten

Algemene toelichting

Om subsidies te kunnen verlenen voor het restaureren en in goede staat houden van gemeentelijke monumenten, is het volgens art. 4:23, lid 1, van de AWB noodzakelijk dat ‘een wettelijk voorschrift’ wordt opgesteld, ‘dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.’ Dit is de grondslag voor het opstellen van deze verordening.

Artikel 1

 

Lid 1

In boek 5 van het burgerlijk wetboek wordt uitgebreid ingegaan op het fenomeen ‘eigendom’. Toch is het handig hier een definitie te plaatsen, aangezien hier bredere betekenis aan de term ‘eigenaar’ wordt verleend.

Lid 2

Dit is de koppeling met de “Erfgoedverordening gemeente Wijk bij Duurstede 2010”. Hiermee worden subsidieverzoeken ten behoeve van rijksmonumenten en provinciale monumenten uitgesloten.

Lid 3

Deze definitie van ‘subsidie’ komt overeen met die uit art. 4:21, lid 1 van de Awb, in “Titel 4.2: Subsidies”, alleen met invulling van het bestuursorgaan, de rechthebbende en het beoogde resultaat van deze uitgave in deze verordening.

Lid 4

Subsidiabele werkzaamheden worden gekoppeld aan de Erfgoedverordening, door het nodig hebben van een vergunning op basis van die regeling als voorwaarde te stellen. Hiermee wordt voorkomen dat zaken die niet vergunningplichtig zijn volgens die regeling toch gesubsidieerd raken. In combinatie met wat in artikel 5, lid 5 van deze verordening wordt bepaald, namelijk dat de herstelkosten niet minder mogen bedragen dan de minimale kosten die in de appendix zijn aangeduid, moet dit lid bijdragen tot het weren van te veel verschillende en te kleinschalige projecten.

Artikel 2

 

Lid 1

Art. 4:13 AWB bepaalt dat een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn, of binnen een redelijk termijn na ontvangst van de aanvraag, indien deze ontbreekt.

L id 2

lid 2 Artikel 2 lid 2 sub e bepaalt dat, indien een onderdeel aantoonbaar volledig vernieuwd dient te worden en aangetoond of ten minste aannemelijk gemaakt kan worden dat een onderdeel oorspronkelijk aanwezig was en mits het reconstrueren van dit onderdeel een bijdrage levert aan de (beeld)kwaliteit van het monument, kan toestemming verleend worden om onderdelen te reconstrueren. Voorwaarde hiervoor is wel dat de monumentencommissie een positief advies hierover geeft.

Lid 4

Bij het verbouwen van een boerderij naar twee woningen zijn waarschijnlijk reeds subsidiabele werkzaamheden uitgevoerd. Dit lid is opgesteld om te voorkomen dat men misbruik zou kunnen maken van deze subsidieregeling, en er een oneerlijk financieel voordeel voor de eigenaar(s) zou ontstaan, waarbij de gemeente een bepaald werk dubbel zou subsidiëren.

Lid 5

Wanneer een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld, aldus art. 4:34, lid 1 Awb. De voorwaarde vervalt indien het college daarop niet binnen 4 weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan (art. 4:34, lid 3 Awb).

Artikel 3

 

Lid 1

Hier wordt een subsidieplafond, zoals genoemd in art. 4:22 en afdeling 4.2.2 van de Awb, vastgesteld.

Lid 2

Deze bepaling geldt niet voor monumenten die recentelijk (binnen de afgelopen 5 jaar) zijn gesplitst of waar een tweede woning is toegevoegd.

Lid 3

Het subsidieplafond voor alle subsidieaanvragen per jaar, wordt per jaar vastgesteld door het college (zie ook art. 2, lid 5 van deze verordening en art. 4:25 lid 2 Awb). Art. 4:26 lid 2 Awb bepaalt dat bij een dergelijk besluit ook de wijze van verdeling van de subsidie moet worden bekendgemaakt.

Artikel 4

 

Lid 1

Wanneer wordt gesproken over een aanvrager, wordt derhalve gesproken over de eigenaar (of hypothecair verschuldigde (rechts)persoon, die het eigendomsrecht bezit van een monument.

Het te overleggen aanvraagformulier voor een monumentensubsidie is opgemaakt en vastgesteld. Dit formulier wordt beschikbaar gesteld bij de balie (front-office). Een en ander overeenkomstig artikel 4:4 Awb.

Lid 2

Onder a. wordt een omschrijving bedoeld, zoals genoemd in art. 4:30 Awb, waarin de activiteiten worden beschreven die uitgevoerd zullen worden.

Lid 4

Dit komt overeen met artikel 4:5 Awb, waarin wordt bepaald dat binnen een door wettelijk voorschrift genoemde termijn mogelijkheid tot aanvulling moet zijn geweest. In dit lid wordt deze termijn vastgesteld op twee weken.

Lid 5

Dit hoeft niet in dezelfde termijn plaats te vinden als de ontbrekende bescheiden van lid 4.

Het college kan een tweede termijn vaststellen, nadat het termijn van lid 4 is verstreken, waarin de nadere (nog niet eerder) verzochte gegevens mogen worden aangeleverd.

Artikel 5

 

Lid 2

Logischerwijs wordt geen subsidie verleend voor werkzaamheden die niet worden toegestaan bij een gemeentelijk monument.

Lid 3

Dit lid voorkomt dat de gemeente vast komt te zitten aan bijvoorbeeld een reeds bepaalde aannemingssom, materiaalkosten, etc. Hiermee wordt het belang bevestigd van de gemeente om invloed te kunnen uitoefenen in de (financiële) keuzes van de vergunninghouder, wanneer het subsidieverlening betreft. Deze invloed is niet noodzakelijk bij het verlenen van de monumentenvergunning.

Lid 4

Dit houdt nauw verband met het belang invloed te kunnen uitoefenen in de (financiële) keuzes van de aanvrager, uit lid 3. Uiteraard krijgt de aanvrager tijdens de voorbereiding van deze beschikking ruimschoots de tijd om zijn aanvraag (en dus de kosten) aan te passen. Indien de aanvrager het niet eens is met deze wijziging, kan hij een zienswijze indienen tegen de voorgenomen weigering. Een en ander conform art. 4:7 AWB.

Artikel 6

 

Lid 2

De beslissing die wordt bedoeld betreft hier de beschikking tot subsidieverlening. Dit kan ook niet anders, want de subsidievaststelling kan pas beginnen wanneer de werkzaamheden zijn voltooid zoals staat in artikel 6 lid 3 onder a.

Lid 4

Deze bepaling staat niet in de Erfgoedverordening. Dit houdt in dat de hier genoemde ‘nadere aanwijzingen’ niet kunnen gaan over de wijze van uitvoering van de werkzaamheden of de kwaliteit van de uitvoerders en/of het materiaal. Er wordt van uitgegaan dat deze zaken reeds vooraf voldoende zijn aangekaart, om niet nogmaals een bevoegdheid te creëren om na verlening nadere aanwijzingen te moeten doen.

De aanwijzingen die in dit lid worden bedoeld, hebben direct betrekking op de financiële aspecten aangaande de subsidiebeschikking.