Organisatie | Reusel-De Mierden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota Evaluatie Minimabeleid |
Citeertitel | Nota Evaluatie Minimabeleid |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
De nota omvat een evaluatie van het gemeentelijk minimabeleid, zoals dat vanaf 2004 in de vijf Kempengemeenten tot stand is gekomen
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-06-2008 | 01-01-2008 | 11-07-2016 | nieuwe regeling | 29-04-2008 D'n Uitkijk, 14-06-2008 | B&W 08-194 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden;
gezien het voorstel aan burgemeester en wethouders van 21 april 2008
gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de bepalingen uit de Wet Werk en Bijstand;
gelet op de Nota Minimabeleid 2004;
gelet op de vergadering van de Commissie Inwoners d.d. 15 januari 2008;
en in te stemmen met de daarin vanaf 2008 voorgestelde aanpassingen met betrekking tot de gemeentelijke regelingen voor inkomensondersteuning aan mensen met een minimum inkomen, met dien verstande dat:
Het jaar 2008 wordt beschouwd als de eerste fase, waarin op basis van (nieuw) landelijk en gemeentelijk beleid, een lange termijnvisie en aanvullend vernieuwend minimabeleid zal worden ontwikkeld en vastgesteld ten behoeve van de periode vanaf 2009.
Met betrekking tot het noodfonds wordt gestreefd naar praktische oplossingen en het toetsen van de behoefte in de praktijk.
Deze beleidsregel treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2008.
Gemeentelijk minimabeleid en armoedebestrijding zijn nauw met elkaar verbonden. Het gemeentelijke minimabeleid is een middel om armoede te bestrijden en/of te voorkomen.
Deze nota beoogt de kaders aan te geven waarbinnen het toekomstige beleid en de uitvoering daarvan, wordt vormgegeven. Aan de hand van keuzes die de gemeentebesturen daarbij maken, kan het beleid (op onderdelen) vervolgens verder worden uitgewerkt en vastgelegd in een samenhangend pakket van gemeentelijke regelingen, gericht op het terugdringen of voorkomen van armoede.
Deze uiteindelijke keuzes moeten leiden tot kwaliteitsverbetering. Daarnaast zijn er financiële gevolgen voor de gemeenten vanwege de (hoogte van) bijdragen aan de doelgroep.
Anderzijds hebben zij invloed op de uitvoering en de wijze waarop gemeenten invulling geven aan een pro-actief minimabeleid.
Het is daarom belangrijk dat de gemeentebesturen aan de hand van deze nota betrokken worden bij de discussies en zich uitspreken over de toekomstige invulling van het gemeentelijke minimabeleid.
De gemeenten hebben verzocht om in 2007 het gemeentelijke minimabeleid te evalueren.
In verband met die evaluatie is op 28 februari 2007 in Eersel een Armoedeconferentie gehouden. Daaruit zijn diverse aanbevelingen naar voren, die mede richting kunnen geven aan het toekomstige beleid.
Het Kabinet heeft zich voorgenomen om de mogelijkheden voor het voeren van een gericht armoedebeleid, schuldhulpverlening en inkomensondersteuning te verruimen, waar mogelijk in samenhang met het bevorderen van arbeidsparticipatie. Als voorbeeld kan worden genoemd om de gemeenten meer beleidsruimte te geven voor het verstrekken van categoriale bijstand. Daarnaast zou vaker bijstand “om niet” moeten worden verstrekt in plaats van leenbijstand, als men over onvoldoende reserveringsmiddelen heeft beschikt.
Voor gerichte ondersteuning van bepaalde kwetsbare groepen zullen door het Rijk extra middelen beschikbaar worden gesteld.
De uitwerking van deze kabinetsvoornemens zal in enkele gevallen plaatsvinden via wetswijzigingen. In andere gevallen is het aan de gemeenten om een ruimhartig minimabeleid te voeren.
In deze Nota zal hieraan, voor zover van toepassing voor het gemeentelijk beleid, aandacht worden besteed.
Zowel de vasttelling als de uitvoering van het WWB-beleid is bij wet aan het college van B&W opgedragen.
De taak van de gemeenteraad is beperkt tot:
Ook het gemeentelijk minimabeleid is dus een bevoegdheid van het college van B&W.
Blijkens een rechterlijke uitspraak mag dit minimabeleid niet door de gemeenteraad bij verordening worden vastgelegd.
Een goed werkend minimabeleid moet rekening houden met algemene maatschappelijke ontwikkelingen en moet maatwerk kunnen leveren in bijzondere individuele omstandigheden van mensen met een minimum inkomen.
Deze uitgangspunten zijn naar onze mening in voldoende mate gewaarborgd door de:
Gemeenten hebben de zorgplicht om de leefsituatie en het toekomstperspectief van kwetsbare burgers te verbeteren. Een gemeente die zorgt voor burgers in een achterstandssituatie werkt aan de versterking van de sociale infrastructuur.
Onze visie is om zorg te dragen voor een goede sociale infrastructuur zodat inwoners graag willen wonen, werken en zich ontspannen, in een gemeente waar niemand wordt uitgesloten.
Armoede is een complex verschijnsel met veelal samenhangende dimensies (inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, wonen en leefomgeving), waarin het toekomstperspectief een belangrijk onderscheidend kenmerk is, vooral in situaties waarin niet of nauwelijks uitzicht is op werk of verandering van leefsituatie. Armoede in deze brede betekenis is sociale uitsluiting. Armoedebestrijding gaat dus niet alleen om een toereikend inkomen, ook sociale participatie in de samenleving speelt een grote rol. Het armoedebeleid heeft daarom als doel het bevorderen van participatie en het zorgdragen voor inkomensverbetering.
In de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting staat de bevordering van arbeidsparticipatie voorop. Een betaalde baan wordt immers als een belangrijke inkomensbron en een middel tot maatschappelijke participatie gezien.
Er is echter een groep mensen voor wie deelname aan het arbeidsproces geen reële optie is. We denken hier met name aan ouderen en aan mensen met vergaande beperkingen.
Hiervoor moeten andere middelen worden ingezet om armoede en sociale uitsluiting te voorkomen, denk bijvoorbeeld aan deelname in maatschappelijke organisaties en vrijwilligerswerk en aan enkele andere prestatievelden van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO).
Het inkomensbeleid voor minima berust op drie pijlers:
Omdat bijzondere bijstandsverlening zich kenmerkt door individualisering en maatwerk is het, bijvoorbeeld bij onvoorziene omstandigheden of schuldsituaties, meestal mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken in kosten die onder normale omstandigheden niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het is daarom niet wenselijk om het aantal gemeentelijke regelingen voor inkomensondersteuning aan minima aanzienlijk te vermeerderen.
Vanuit de doelstelling van het armoedebeleid (inkomensverbetering en bevordering van participatie) en de betrokkenheid daarbij van de prestatievelden van de WMO, kunnen de taken van de ISD en van de afzonderlijke gemeenten als volgt worden weergegeven.
Taken van de ISD en de afzonderlijke Kempengemeenten:
Naast de evaluatie van het armoedebeleid, wordt momenteel door de ISD ook het reïntegratiebeleid en het WMO-beleid (prestatieveld 6: individuele WMO-voorzieningen voor mensen met een beperking) geëvalueerd. Het beleid met betrekking tot de overige prestatievelden van de WMO heeft de aandacht van de afzonderlijke gemeenten.
In aansluiting op eerdergenoemde financiële regelingen hebben de Kempengemeenten Schuldhulpverlening als speerpunt van beleid aangewezen. In verband daarmee is de ISD een project gestart om te komen tot een integrale benadering van de schuldenproblematiek en tot kwaliteitsverbetering van de hulpverlening. Momenteel zijn de Kempengemeenten bezig om met diverse ketenpartners, via een gezamenlijk Plan van Aanpak, duidelijke afspraken te maken over toeleiding, intake, uitvoering en loketpositionering.
De gemeenten hebben nadrukkelijk aangegeven dat zij daarin, vanuit hun verantwoordelijkheid, een regierol willen uitvoeren.
Omdat de opzet van dit project nog in de voorbereiding- en ontwikkelingsfase is en een aparte besluitvormingsprocedure kent, zal het onderwerp Schuldhulpverlening als onderdeel van het armoedebeleid in deze Nota niet nader besproken worden.
Gelet op het voorgaande beperkt deze Nota zich tot de onder 3.2c genoemde inkomensondersteuning en de daarbij behorende uitvoerings- en voorlichtingsaspecten.
De Armoedeconferentie is gehouden in Eersel op 28 februari 2007.
Het doel van deze conferentie was om het huidige minimabeleid van de Kempengemeenten in beeld te brengen en met elkaar te debatteren over het verminderen van armoede.
De conferentie werd bijgewoond door circa 80 personen uit de 5 Kempengemeenten.
Onder de aanwezigen waren veel gemeentebestuurders en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en belangenbehartigingsgroepen.
Ten behoeve van de discussie waren 2 gastsprekers uitgenodigd om inzicht te geven in enkele beleidsaspecten en praktische oplossingen in hun gemeente (Waalre en Tilburg) die eventueel een rol zouden kunnen spelen bij de invulling van het toekomstige armoedebeleid in de Kempengemeenten.
Geconstateerd werd dat de discussie nauwelijks ging over de inhoud van de diverse financiële regelingen voor minima, maar meer over aspecten die betrekking hebben over de uitvoering van het beleid zoals klantbenadering, voorlichting, vermindering van controle, ruimhartigheid en deskundigheidsbevordering.
Uit de conferentie zijn diverse aanbevelingen naar voren gekomen. In relatie tot deze nota en het takenpakket van de ISD kunnen de belangrijkste aanbevelingen als volgt worden samengevat.
Met betrekking tot het armoedebeleid hebben de Kempengemeenten een aantal inkomensondersteunende regelingen vastgesteld. Deze regelingen kunnen worden onderverdeeld in regelingen op grond van:
Hieronder volgt een opsomming van die regelingen inclusief een korte toelichting.
Om te kunnen bepalen of, en zo ja in welke mate, het inkomen en vermogen toereikend wordt geacht om zelf de bijzondere kosten te kunnen betalen, wordt rekening gehouden met de volgende criteria:
b. Categoriale regelingen op grond van de WWB
De regering bereidt wetsvoorstellen voor om gemeenten terzake meer beleidsvrijheid te geven.
Op grond van de huidige wetgeving mogen gemeenten slechts categoriale regelingen vaststellen in de vorm van een collectieve ziektekostenverzekering en een regeling voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen.
Beide vormen van categoriale regelingen zijn in de Kempengemeenten vastgesteld.
1. Collectieve ziektekostenverzekering voor gemeentelijke minima (CZAM).
Deze categoriale regeling in de Kempengemeenten is afzonderlijk geëvalueerd. Overeenkomstig het voorstel van de ISD en het standpunt van de Stuurgroep, hebben de gemeenten Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden inmiddels besloten om de hoogte van de bijzondere bijstand in de premiekosten van een zorgverzekering met ingang van 1 januari 2008 vast te stellen op:
De gemeente Bergeijk verstrekt reeds sedert 2003 bijzondere bijstand voor beide premieonderdelen, zodat deze gemeente thans terzake geen nieuw besluit hoeft te nemen.
2. Categoriale regeling voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen.
De aanvrager die behoort tot de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten en die tevens over zelfstandige huisvesting beschikt, kan in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de meerkosten in verband met de handicap of chronische ziekte tot een bedrag ad € 200,-- per persoon per jaar.
Indien twee of meer leden van een huishouden tot de doelgroep behoren, dan bedraagt de maximale tegemoetkoming per gezin € 300,-- per jaar.
Eersel heeft de doelgroep uitgebreid met alle zelfstandig wonende ouderen vanaf 65 jaar.
c. Niet-categoriale regelingen op grond van de WWB
1. Tegemoetkoming in schoolkosten en deelname aan sociaal-culturele activiteiten.
Bijzondere bijstand in de vorm van een tegemoetkoming, in de schoolkosten en de kosten van deelname aan sociaal-culturele activiteiten, van maximaal € 200,-- voor elk kind tot 18 jaar die voltijds dagopleiding in het voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs volgt. Deze kosten worden aangemerkt als bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan.
Oirschot kent tevens een aanvullende regeling voor schoolgaande kinderen van 6 tot 12 jaar tot een bedrag van maximaal € 100,-- per kind per jaar.
2. Kosten warme maaltijdvoorziening
Bijzondere bijstand voor zover deze kosten méér bedragen dan het bedrag waarmee de belastingdienst een warme maaltijd waardeert (2007: € 3,80). Deelname moet noodzakelijk zijn.
d. Aanvullende minimaregelingen in de gemeente Reusel-De Mierden
De financiering van deze tegemoetkomingen kwamen niet ten laste van het budget Bijzondere Bijstand maar van een afzonderlijk in de gemeentebegroting opgenomen budget voor minimabeleid.
Om hiervoor in aanmerking te komen, werd getoetst overeenkomstig de inkomens- en vermogenscriteria van de WWB.
Het betreft hier de volgende drie bijdrageregelingen:
1. Kosten warme maaltijdvoorziening
Een tegemoetkoming voor zover deze kosten méér bedragen dan 1,5 maal het bedrag waarmee de belastingdienst een warme maaltijd waardeert (2007: € 5,70). De noodzaak voor deelname behoeft niet te worden aangetoond.
Eenmaal per 5 jaar een vergoeding verstrekken in de aanschafkosten van een identiteitskaart voor kinderen vanaf 14 jaar en voor volwassenen. Tot 18 jaar is het inkomen van de ouders bepalend. Voor studerende kinderen geldt de hoogte van de studiefinanciering (met ouderlijke bijdrage) en eventuele inkomsten uit parttime werkzaamheden.
Bij aanschaf van een paspoort wordt slechts een vergoeding verstrekt ter hoogte van de kosten van een identiteitskaart.
3. Subsidieregeling kwijtschelding belastingen
Personen van 65 jaar en ouder kunnen in aanmerking komen voor een subsidie voor gemeentelijke belastingen, onder voorwaarde dat zij niet (geheel) voor reguliere kwijtschelding in aanmerking komen.
e. Reguliere kwijtschelding gemeentelijke belastingen
De gemeenten (afdelingen Financiën) hebben hun beleid afgestemd op het rijksbeleid t.a.v. rijksbelastingen.
Gemeenten kunnen echter daarbij uitgaan van 90%, 95% of 100% van de bijstandsnormen. Alle Kempengemeenten hanteren de 100%-norm, zijnde de maximale financiële ruimte.
Dit kwijtscheldingsbeleid kent strengere financiële toetsingscriteria dan het WWB-regime.
Het is daarom mogelijk dat men niet in aanmerking komt voor deze kwijtschelding, terwijl anderzijds wel wordt voldaan aan WWB-criteria voor bijzondere bijstand in bepaalde kosten, niet zijnde gemeentelijke belastingen.
De huidige draagkrachtbepalingen voldoen in de praktijk.
Hoewel, landelijk gezien, enkele gemeenten enige differentiatie in de draagkrachtpercentages met betrekking tot bepaalde kostensoorten hebben ingevoerd, is er binnen de Kempengemeenten geen aanleiding om de bestaande criteria te wijzigen.
Voor sommige kosten, zoals deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering, geldt de zogenaamde “valbijl-constructie”. Dit betekent dat in die gevallen ook bij een geringe overschrijding van de inkomensgrens geen bijzondere bijstand wordt verstrekt.
Voor de meeste overige kosten wordt echter rekening gehouden met een glijdende schaal, waarbij de bijzondere bijstand wordt verminderd met de eigen draagkracht.
Gebleken is dat er voor de uitvoeringspraktijk behoefte is aan een richtlijn waarin wordt bepaald in welke gevallen de “valbijl-constructie” wordt gehanteerd. Een dergelijke uitvoeringsrichtlijn zal afzonderlijk aan de colleges van B&W worden voorgelegd.
b. (Niet-)categoriale regelingen op grond van de WWB
Uit de dagelijkse uitvoeringspraktijk, maar ook tijdens de Armoedeconferentie, zijn geen signalen naar voren gekomen die aanleiding zouden kunnen zijn om de financiële regelingen van het Minimabeleid ingrijpend te wijzingen. Wel is er behoefte om enkele nuanceringen c.q. vernieuwingen in dat beleid aan te brengen en de gemeentelijke bedragen te indexeren.
Voorgesteld wordt om de regeling voor Bijzondere bijstand in de vorm van een tegemoetkoming in de schoolkosten en de kosten van deelname aan sociaal-culturele activiteiten, uit te breiden in de gemeenten Bergeijk, Eersel en Reusel-De Mierden. Deze uitbreiding is analoog aan de betreffende, reeds bestaande, regeling in Oirschot (€ 100,-- per jaar per schoolgaand kind in het basisonderwijs).
De reden hiervan is dat ook ouders van kinderen in het basisonderwijs geconfronteerd worden met dergelijke kosten, met dien verstande dat die kosten lager worden geacht dan de kosten in het voortgezet onderwijs.
Voor schoolgaande kinderen is het steeds meer gangbaar dat gebruik wordt gemaakt van een computer als leermiddel en als een methodisch middel bij kennisoverdracht. Mensen met een minimuminkomen zijn nauwelijks in staat om hiervoor uit het inkomen te reserveren. Uit onderzoek is gebleken dat veel gemeenten daarom bijzondere bijstand toekennen voor aanschaf van een computeren/of de daarvoor benodigde accessoires. Dit betekent dus dat die kosten worden aangemerkt als zogenaamde bijzondere bestaanskosten.
Die gemeenten hebben daartoe een grote diversiteit aan onderliggend beleid geformuleerd, zoals:
In het belang van de ontwikkeling van studenten naar hun toekomstige participatie (in het arbeidsproces), wordt daarom voorgesteld om in de gemeenten Bergeijk, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden aan gezinnen met schoolgaande kinderen, éénmaal per 5 jaar bijzondere bijstand “om niet” te verstrekken tot een bedrag van € 500,-- in de aanschafkosten van computer(accessoires), e.e.a. na overlegging van betaalbewijzen.
Omdat schoolgaande kinderen reeds op de basisschool leren omgaan met een computer, wordt voorgesteld om de bijstand alleen te verstrekken aan gezinnen waarin:
Wij verwachten in verband daarmee dat in 2008 per gemeente ongeveer 10 á 15 toekenningen zullen plaatsvinden. Vanaf 2009 zal dat aantal naar verwachting jaarlijks lager zijn.
De categoriale regeling voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen veronderstelt de aannemelijkheid van bepaalde zogenaamde verborgen kosten als uitgangspunt. In de SZW-Handreiking worden voorbeelden van dergelijke kosten genoemd, zoals extra kosten i.v.m. voeding, energieverbruik, kledingslijtage en klusjes rondom het huis.
Enkele voorwaarden om voor deze categoriale bijstand in aanmerking te komen zijn:
Deze voorwaarden gelden dus in principe voor alle zelfstandig wonende minima, ongeacht hun leeftijd.
De gemeenteraad in Eersel heeft echter eind 2004 besloten om de doelgroep in de gemeente Eersel uit te breiden tot alle zelfstandig wonende ouderen vanaf de leeftijd van 65 jaar. Dit besluit werd gebaseerd op de stelling, dat het aannemelijk is dat deze ouderen, enkel en alleen al vanwege hun leeftijd, geconfronteerd worden met zogenaamde verborgen extra kosten.
Gebleken is dat gemeenten bevoegd zijn om de doelgroep op deze wijze uit te breiden en dat geen sprake is van leeftijdsdiscriminatie.
In Eersel betrof dit in het 1e kwartaal 2007 inclusief 3 personen van 65 jaar en ouder, die niet op andere gronden voor deze regeling in aanmerking kwamen.
Voorgesteld wordt om de doelgroepuitbreiding met zelfstandig wonende 65-plussers, zoals dat voor deze categoriale bijstandregeling in Eersel heeft plaatsgevonden, ook toe te passen in de gemeenten Bergeijk, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden.
c. Minimaregelingen (géén Bijzondere Bijstand) gemeente Reusel-De Mierden
c.1 Kosten warme maaltijdvoorziening
In de gemeente Reusel-De Mierden kan iedereen die voldoet aan de inkomens- en vermogenscriteria van de WWB een tegemoetkoming in die kosten krijgen. Daarbij behoeft de noodzaak van deelname aan de voorziening niet te worden aangetoond. Van deze extra regeling werd in Reusel-De Mierden nauwelijks gebruik gemaakt.
Het wordt thans als ongewenst ervaren dat een dergelijke vergoeding ook kan worden verkregen indien elke vorm van noodzaak ontbreekt.
Daarbij moet worden opgemerkt dat niet alleen een medisch doch ook een sociale noodzaak wegens het voorkomen of verminderen van eenzaamheid aanleiding kan zijn om voor deze kosten reguliere bijzondere bijstand te verstrekken. Daarom moet ruimhartig worden omgegaan met de beoordeling of deelname noodzakelijk is.
Op grond van het vorenstaande kan deze minimaregeling in de gemeente Reusel-De Mierden worden ingetrokken.
Deze specifieke regeling is in de gemeente Reusel-De Mierden ingevoerd toen de landelijke identificatieplicht vanaf 14 jaar werd ingevoerd. In 2005 en 2006 hebben respectievelijk 3 en 9 personen hiervan gebruik gemaakt. In 2007 is een dergelijke vergoeding nog niet aangevraagd.
Inmiddels kunnen 14-jarigen in Nederland in aanmerking komen voor een gratis identiteitskaart.
In verband hiermee mag thans worden aangenomen dat in het algemeen iedereen vanaf 14 jaar beschikt of kan beschikken over een identificatiebewijs. We denken hierbij aan een paspoort, identiteitskaart of vreemdelingendocument en voor sommige situaties ook aan een rijbewijs (vanaf 18 jaar) of een bromfietsbewijs (vanaf 16 jaar).
In bijzondere individuele situaties is en blijft het mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken voor kosten die verband houden met identificatiebewijzen of leges voor verblijfsvergunningen. In het 1e kwartaal 2007 hebben 3 van de 5 Kempengemeenten hiervoor in totaal € 1.462,19 aan bijzondere bijstand verstrekt.
Ook deze specifieke minimaregeling kan op grond van het voorgaande worden ingetrokken.
c.3 Subsidieregeling kwijtschelding belastingen
Deze subsidieregeling voor minima vanaf 65 jaar is in de gemeente Reusel-De Mierden ingesteld om de volgende redenen:
Het vaststellen van een categoriale regeling voor 65-plussers is wettelijk toegestaan. Om deze categorie mensen op gelijke wijze te behandelen in het kader van het kwijtscheldingsbeleid als voor bijzondere bijstand, heeft de gemeente Reusel-De Mierden een specifieke regeling vastgesteld en daarvoor een apart budget (geen bijstand) in de gemeentebegroting opgenomen.
Met betrekking tot deze subsidieregeling wordt het volgende opgemerkt.
Het is gemeenten wettelijk niet toegestaan om een ruimhartiger kwijtscheldingsbeleid t.a.v. gemeentelijke belastingen te voeren omdat een dergelijk beleid in strijd is met het landelijk inkomensbeleid en kwijtscheldingsbeleid.
Met de invoering van de WWB in 2004, is door het Rijk opnieuw benadrukt dat inkomenspolitiek is voorbehouden aan de Rijksoverheid. Indien gemeenten terzake van verruiming van het kwijtscheldingsbeleid méér bevoegdheden zouden hebben, dan had men dit via wetgeving moeten regelen. Nu hierover niet aanvullends wettelijk is bepaald, moet worden aangenomen dat gemeenten niet bevoegd zijn tot het instellen van een ruimhartigere subsidieregeling voor gemeentelijke belastingen.
Op grond hiervan en vanwege het feit dat in 2006 slechts 3 personen een dergelijke subsidie hebben ontvangen en in 2007 hiervan nog geen gebruik is gemaakt, wordt voorgesteld om ook deze subsidieregeling in te trekken.
d. Indexering gemeentelijke bedragen
Omdat de onder 6.1, sub b2 en c1 genoemde gemeentelijke bedragen sedert 2004 niet zijn geïndexeerd, wordt voorgesteld om deze bedragen met ingang van 2008 eenmalig met 10% te verhogen en vervolgens vanaf 2009 te indexeren met het zogenaamde CBS-prijsindexcijfer voor de consumptiehuishouding.
In de praktijk is gebleken dat de voorwaarden om voor deze regelingen in aanmerking te kunnen komen, in een aantal gevallen tot onbillijkheden kan leiden. Het is daarom noodzakelijk om deze criteria nader te beoordelen en zo nodig aan te passen. Omdat het hier gaat om uitvoeringsbeleid op detailniveau en geen afbreuk wordt gedaan aan de algemene uitgangspunten van die regelingen, wordt voorgesteld om de toetsing/aanpassing van die voorwaarden ter beoordeling aan het College van B&W te laten.
De huidige draagkrachtcriteria handhaven en een interne richtlijn opstellen voor het bepalen, ten aanzien van welke kostensoorten de zogenaamde “valbijlconstructie” wordt gehanteerd..
b. (Niet-)categoriale regelingen op grond van de WWB
De regeling voor Bijzondere bijstand in de vorm van een tegemoetkoming in de schoolkosten en de kosten van deelname aan sociaal-culturele activiteiten uit te breiden in de gemeenten Bergeijk, Eersel en Reusel-De Mierden. Deze uitbreiding is gelijk aan de reeds bestaande regeling in Oirschot (€ 100,-- per jaar per schoolgaand kind in het basisonderwijs).
Omdat schoolgaande kinderen reeds op de basisschool leren omgaan met een computer, wordt voorgesteld om de bijstand alleen te verstrekken aan gezinnen waarin:
c. Minimaregelingen (géén Bijzondere Bijstand) gemeente Reusel-De Mierden
d. Indexering gemeentelijke bedragen
De gemeentelijke bedragen per 2008 eenmalig met 10% te verhogen en de verhoging vanaf 2009 te baseren op het CBS-prijsindexcijfer voor de consumptiehuishouding.
De toetsing/aanpassing van de voorwaarden ter beoordeling aan het College van B&W te laten.
De financiële gevolgen van de voorgestelde wijzigingen in 2008 worden in beeld gebracht in onderstaande tabel.
Daarbij is uitgegaan van de uitgaven op basis van het gemeentelijk minimabeleid tot en met het 3e kwartaal 2007. Deze uitgaven zijn vervolgens geëxtrapoleerd naar geheel 2007 en op basis van globale inschattingen doorgerekend naar de verwachte uitgaven in 2008.
Een samenvatting uit dit overzicht, met daarin de verwachte afgeronde mééruitgaven 2008 t.o.v. 2007, is weergegeven in onderstaande tabel.
Voorlichting heeft daarom de volgende doelen:
Het zogenaamde niet-gebruik van gemeentelijke voorzieningen is sinds een aantal jaren een steeds terugkerend verschijnsel in de meeste gemeenten in Nederland.
Om gebruik te kunnen maken de financiële minimaregelingen is het noodzakelijk dat de doelgroep daarvan kennis kan nemen. Deze voorlichting moet plaatsvinden in voor iedereen toegankelijk en begrijpelijk taalgebruik.
Op dit moment gebeurt de voorlichting vooral via algemene voorlichting door middel van periodieke, themagerichte perspublicaties. Ook zijn ouderenadviseurs actief om minima te attenderen op de diverse financiële regelingen.
Enerzijds is goede voorlichting een belangrijke taak van de overheid om de doelgroep pro-actief te bereiken. Anderzijds is er sprake van de eigen verantwoordelijkheid om wel/geen gebruik te maken van de betreffende regelingen.
Omdat niet iedereen die eigen verantwoordelijkheid in dezelfde mate voor zichzelf kan nemen (b.v. ten gevolge van vereenzaming of psychische beperkingen), kan de gemeentelijke voorlichtingsplicht in een aantal gevallen ook leiden tot een actievere rol in de vorm van een (financiële) zorgplicht.
Het is daarom belangrijk dat gestreefd wordt naar een beter bereik van de doelgroep gecombineerd met een pro-actief uitvoeringsbeleid.
Om de gemeentelijke doelen te bereiken moeten standpunten worden ingenomen over de volgende aspecten:
Daarnaast moet worden bepaald in hoeverre de ISD hierin een actieve rol speelt. Daarvoor zijn de volgende aandachtspunten van belang:
Gemeenten moeten zich verder uitspreken over aanvullende bestuurlijke aspecten:
Gesprekken tussen klantmanagers van de ISD met inwoners over bijzondere bijstand vinden meestal plaats in de gemeentehuizen. Ook een huisbezoek behoort soms tot de mogelijkheden.
Indien inwoners al een algemene uitkering voor levensonderhoud van de gemeente ontvangen en sprake is van arbeidsverplichtingen, dan vinden die gesprekken voor alle Kempengemeenten plaats in het CWI te Bladel.
Voor (gehele of gedeeltelijke) kwijtschelding van gemeentelijke belastingen kan men in het gemeentehuis terecht.
Naar aanleiding van de Armoedeconferentie (klantvriendelijkheid) doch ook vanwege efficiencyoverwegingen (uitvoeringskosten, kortere doorlooptijden, verbetering werkprocessen, managementinformatie) moet gestreefd worden naar kwaliteitsverbetering van de dienstverlening.
Hoewel inmiddels diverse verbeteracties bij de ISD zijn doorgevoerd, is het belangrijk om de wijze waarop de ISD de Kempen uitvoering geeft die dienstverlening, te herijken.
De ISD is operationeel sedert 1 januari 2007 en is continu bezig om haar werkprocessen te optimaliseren. Samen met de invoering van enkele nieuwe hoofdtaken per 1 januari 2007 (WMO, Wet inburgering) is daardoor sprake van een langdurig en arbeidsintensief proces.
Het streven naar versterking van de dienstverlening heeft niet alleen betrekking op (de uitvoering van) het minimabeleid doch ook op de uitvoering van de overige ISD-taken, omdat het minimabeleid hiermee verweven is. Dit betekent dat wijziging van de diverse werkprocessen en de implementatie daarvan veel tijd zal vergen.
Tijdens de Armoedeconferentie is aandacht gevraagd voor het instellen van een zogenaamd noodfonds.
Een dergelijk fonds zou moeten voorzien in acute bijdragen in schrijnende situaties waarin (mogelijk) geen recht op bijzondere bijstand bestaat. Een dergelijk fonds zou kunnen worden ingesteld en beheerd door maatschappelijke organisaties.
De evaluatie van het gemeentelijk minimabeleid is besproken in de vergaderingen van de ISD-Stuurgroep op 3 september 2007 en 4 oktober 2007.
Daarin is afgesproken dat in het kader van het minimabeleid aandacht moet worden besteed aan het ontwikkelen van een lange termijnvisie en in het verlengde daarvan aan vernieuwend minimabeleid en aan eventuele mogelijkheden van doelgroepenbeleid. De stuurgroepleden uit de gemeenten Bergeijk, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden waren van mening dat vooruitlopend daarop, thans de diverse gemeentelijke financiële regelingen voor minima moeten worden geëvalueerd.
In de inleiding van deze Nota is reeds opgemerkt dat het Kabinet voornemens is om gemeenten beleidsmatig meer armslag te bieden t.b.v. lokale armoedebestrijding.
Bovendien heeft de regering aangegeven dat op landelijk niveau maatregelen zullen worden genomen die o.a. moeten leiden tot een hogere mate van (arbeids)participatie en tot een beter gebruik van landelijke regelingen voor inkomensondersteuning.
Het kabinet zal ook maatregelen nemen om de inkomensontwikkeling evenwichtig te verdelen. Vooral minima, ouderen en mensen met kinderen zullen daarbij zo veel mogelijk worden ontzien. Hun koopkracht blijft in 2008 vrijwel gelijk.
Het ontwikkelen van een lange termijnvisie op het gemeentelijke minimabeleid en op de beleidsmatige vertaling daarvan, vergt een lange voorbereidingstijd.
Ook zal bij het ontwikkelen van vernieuwend minimabeleid zoveel mogelijk rekening moeten worden gehouden met de door de regering nog toe te kennen ruimere bevoegdheden aan de gemeenten.
Uit het feit dat de regering voor 2008 heeft aangekondigd dat de koopkracht voor ouderen en voor mensen met een minimum inkomen vrijwel ongewijzigd zal blijven, blijkt dat deze doelgroepen in 2008 vrijwel geen uitzicht hebben op verbetering van hun financiële situatie.
Ter vermindering of voorkoming van financiële armoede blijft het daarom naar onze mening noodzakelijk om op gemeentelijk (uitvoerings)niveau een ruimhartiger minimabeleid te voeren.
Gelet op het standpunt van de Stuurgroep wordt daarom voorgesteld om de huidige gemeentelijke financiële regelingen voor inkomensondersteuning te verbeteren conform de in hoofdstuk 6.3 weergegeven samenvatting, inclusief de daarin opgenomen beperkte uitbreidingen.
Het jaar 2008 zou vervolgens als eerste fase kunnen worden beschouwd, waarin op basis van (nieuw) landelijk en gemeentelijk beleid, een lange termijnvisie en aanvullend vernieuwend minimabeleid kan worden ontwikkeld en vastgesteld t.b.v. de periode vanaf 2009.
Tot slot wordt opgemerkt dat het ontwikkelen van vernieuwend minimabeleid reeds is gestart. Voorbeelden hiervan zijn:
Burgemeester en wethouders hebben onlangs de financiële regelingen voor inkomensondersteuning aan mensen met een laag inkomen met ingang van 1 januari 2008 opnieuw vastgesteld. Het gaat daarbij om de volgende regelingen.
In de WWB (Wet werk en bijstand) is in artikel 35 lid 1 bepaald dat bijzondere bijstand kan worden verleend als iemand niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit het inkomen en vermogen.
In de beleidsregels voor de bijzondere bijstand is opgenomen dat de kosten van schoolgaande kinderen en de aanschaf van een computer in aangegeven situaties als bijzondere kosten worden aangemerkt.
a. Kosten schoolgaande kinderen
Het was reeds mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen in de schoolkosten en de kosten van deelname aan sociaal-culturele activiteiten voor kinderen in het voorgezet onderwijs (volledig dagonderwijs). Deze tegemoetkoming is vanaf 1 januari 2008 met 10% verhoogd tot maximaal € 220,-- per kind per jaar. Vanaf 1 januari 2008 geldt deze regeling ook voor kinderen in het basisonderwijs. Deze tegemoetkoming bedraagt dan € 110,-- per kind per jaar.
In de aanschafkosten van een computer kan eenmaal per 5 jaar een tegemoetkoming worden verstrekt van maximaal € 500,--. Dit geldt alleen voor gezinnen waarin:
· tenminste één kind dagonderwijs volgt vanaf groep 3 van het basisonderwijs;
Op grond van artikel 35 lid 3 van de WWB en de Invoeringswet WWB wordt de categoriale bijstand aan de volgende groepen uitgebreid of verhoogd:
c. Tegemoetkoming voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen
De tegemoetkoming is met 10% verhoogd tot respectievelijk € 220,-- per jaar voor een alleenstaande en € 330,-- voor een gezin. Deze regeling geldt vanaf 1 januari 2008 ook voor 65-plussers.
De regeling is bedoeld als tegemoetkoming voor extra kosten. Het gaat om kosten die niet direct zichtbaar zijn, zoals hogere telefoon- en portikosten, het laten doen van klusjes rondom het huis, lidmaatschapskosten van patiëntenorganisaties en het bloemetje voor de mantelzorg. De kosten hoeven niet aangetoond te worden.
d. Collectieve ziektekostenverzekering
De gemeente heeft een collectieve ziektekostenverzekering afgesloten met CZ.
Tot 1 januari kregen deelnemers een tegemoetkoming in de extra premiekosten van de collectieve verzekering. De tegemoetkoming is nu verhoogd: deelnemers krijgen bijstand in de premiekosten van zowel de aanvullende verzekering als de collectieve verzekering. Zij betalen dan alleen de kosten van de basisverzekering zelf.
Voor inwoners van onze gemeente is het mogelijk om eenmaal per 5 jaar een vergoeding te krijgen in de aanschafkosten van een identiteitskaart, voor zover dit het gevolg is van de gewijzigde identificatieplicht per 1 januari 2005, Dit geldt zowel voor kinderen als voor volwassenen, met dien verstande dat de identificatieplicht geldt vanaf 14 jaar en dat de identiteitskaart gratis is voor kinderen van 14 jaar die deze voor het eerst aanvragen. Indien een ander identiteitsbewijs, zoals een paspoort, wordt aangevraagd, dan wordt niet meer vergoed dan de kosten van een identiteitskaart.
b. Kosten deelname warme maaltijdvoorziening
De kosten van de maaltijdvoorziening worden vergoed via bijzondere bijstand voor zover deze kosten meer bedragen € 3,15 per maaltijd. Voorwaarde is dat de kosten medisch en of sociaal noodzakelijk zijn.
Daarnaast was er in onze gemeente nog een specifieke regeling waarbij de kosten van de maaltijdvoorziening werden vergoed voor zover deze kosten meer bedragen dan € 4,65 per maaltijd.
Om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen behoefde géén noodzaak aanwezig te zijn.
Deze regeling is inmiddels ingetrokken.
c. Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
Inwoners uit onze gemeente van 65 jaar of ouder, die niet in aanmerking kwamen voor (gedeeltelijke) kwijtschelding van gemeentelijke belastingen, konden onder bepaalde voorwaarden (de inkomens- en vermogensgrenzen van de WWB) alsnog in aanmerking komen voor een gemeentelijke tegemoetkoming. Deze aanvullende regeling is inmiddels ingetrokken.
4.Voor wie gelden de regelingen?
De tegemoetkoming wordt toegekend als iemand tot de doelgroep behoort, het inkomen lager is dan 110% van het voor de persoon geldende bijstandsbedrag en als het vermogen lager is dan het toegestane vermogen.
Het nieuwe beleid gaat met terugwerkende kracht in op 1 januari 2008.
ISD de Kempen voert het minimabeleid uit voor de gemeente. Naar aanleiding van het gewijzigde beleid zal ISD de Kempen zelf:
Vanaf 1 januari 2008 te veel ontvangen bijdragen hoeven niet te worden terugbetaald.