Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Geldermalsen

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Geldermalsen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGeldermalsen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Geldermalsen
CiteertitelMaatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Geldermalsen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpStraf, Wwb, uitkering, maatregel, ontduiking, achterhouden, fraude, wet werk en bijstand,

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening is vervangen door Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Geldermalsen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 8
  2. Wet werk en bijstand, art. 8a
  3. Wet werk en bijstand, art. 17
  4. Wet werk en bijstand, art. 28
  5. Wet werk en bijstand, art. 36
  6. Wet werk en bijstand, art. 48
  7. Wet werk en bijstand, art. 49
  8. Wet werk en bijstand, art. 51
  9. Wet werk en bijstand, art. 54
  10. Wet werk en bijstand, art. 55
  11. Wet werk en bijstand, art. 56
  12. Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen, art. 28
  13. Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen, art. 29

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-05-201209-05-2012intrekking

24-04-2012

Gemeenteblad, 08-05-2012

14
01-01-200509-05-2012Nieuwe regeling

28-09-2004

Nieuwsblad Geldermalsen, 7-10-2004

Raadsbesluit, 2004, 09.23b

Tekst van de regeling

Intitulé

MAATREGELENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND

 

De raad van de gemeente Geldermalsen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 17-8-2004, nr. 9;

gelet op de artikelen 8, 8a, 17, 18, 36, 48, 49, 51, 54, 55 en 56 van de Wet werk en bijstand, de artikelen 28 en 29 van de Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen, de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is de afstemming van bijstandsuitkeringen bij verordening te regelen;

besluit

vast te stellen: de “Maatregelenverordening Wet werk en bijstand, gemeente Geldermalsen”.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    1.Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden

    omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    die belast zijn met de uitvoering van de Wet werk en bijstand, dat deze zich op een fysieke of psychische wijze dan wel een combinatie van beiden bedreigd voelen;

     

    • a.

      de wet: de wet Werk en bijstand;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldermalsen;

    • c.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • d

      zeer ernstig misdragen: het door de belanghebbende op een dusdanige wijze benaderen van het college, dan wel zijn ambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de Wet werk en bijstand, dat deze zich op een fysieke of psychische wijze dan wel een combinatie van beiden bedreigd voelen;

    • e

      plicht tot arbeidsinschakeling: de verplichtingen genoemd in artikel 9, lid 1 onder a en b, van de wet;

    • f

      tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorzieningen in het bestaan: het verrichten van handelingen door belanghebbende voor dan wel het nalaten daarvan waardoor onnodig een beroep op bijstand wordt gedaan;

    • g

      inlichtingenplicht: de verplichtingen genoemd in artikel 17, lid 1, 2 en 4, van de wet en de artikelen 28, lid 2, en 29, lid 1, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • h.

      aanvullende verplichtingen: de overige aan de bijstand verbonden verplichtingen gebaseerd op de artikelen 55, 56, lid 1, en 57, onder a, van de wet alsmede de individueel opgelegde verplichtingen welke in de beschikking en het door de gemeente en belanghebbende ondertekende trajectplan zijn opgenomen;

    • i.

      maatregel: het gedurende een bepaalde periode, geheel of gedeeltelijk weigeren van de ontvangen bijstand;

    • j.

      fraude: alle bewuste acties (misbruik en oneigenlijk gebruik) van de

      cliënt gericht op financieel gewin, in strijd met wet- en regelgeving;

    • k.

      benadelingsbedrag:het door de gemeente ten onrechte uitbetaalde bedrag aan bijstand verhoogd met de loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede met de ziekenfondspremie;

    • l.

      grens aangiftebedrag Openbaar Ministerie: het bruto uitkeringsbedrag waarvoor de gemeente is benadeeld door een belanghebbende en waarboven het college aangifte doet bij het Openbaar Ministerie;

    • m.

      recidive: het binnen een bepaalde periode opnieuw plegen van

      een verwijtbare handeling uit dezelfde of hogere categorie;

    • n.

      onverwijld uit eigen beweging: het via een daartoe beschikbaar gesteld formulier, periodieke verklaring – of anderszins op de daarop opgenomen wijze mededeling doen van alle voor het recht op bijstand van belang zijnde feiten en omstandigheden.

Hoofdstuk 2 Maatregelen

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college:

    • a.

      een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid toont voor de voorziening in het bestaan dan wel;

    • b.

      niet of in onvoldoende mate de verplichtingen nakomt die voortvloeien uit de wet of de artikelen 28 lid 2 of artikel 29 lid 1 van de wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, met inbegrip van de verplichtingen die in de beschikking tot toekenning of voortzetting van de bijstand zijn opgenomen en/of zich zeer ernstige misdraagt ten opzichte van het college, wordt in overeenstemming met deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 3.

    Van het opleggen van een maatregel wordt afgezien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 4.

    Het college beoordeelt uiterlijk binnen 3 maanden na de datum van de beschikking of de omstandigheden en het gedrag van belanghebbende aanleiding geven de beslissing te herzien.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1.

    De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, de hoogte van de maatregel (het bedrag) waarmee de bijstand wordt verlaagd uitgaande van de uitkeringnorm en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardmaatregel.

Artikel 5 Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

     

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 7 van de wet; of

    • d.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de verwijtbaarheid;

    • e.

      belanghebbende eerder te kennen heeft gegeven geen prijs te stellen op het geven van zijn zienswijze.

Artikel 6 Indeling in categorieën van verwijtbare gedragingen

Ten aanzien van belanghebbende die de uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, worden de verwijtbare gedragingen ingedeeld in de navolgende categorieën:

categorie 1: het niet, niet tijdig of onvolledig voldoen aan administratieve

verplichtingen in verband met het recht op bijstand of de daaraan verbonden plicht tot arbeidsinschakeling;

categorie 2: het niet of onvoldoende meewerken aan (de voorbereiding op) de

arbeidsinschakeling en (sociale) activering, waaronder begrepen onderzoek naar de mogelijkheden daartoe, of deze belemmeren, dan wel niet of onvoldoende meewerken aan het bewerkstelligen van mogelijke vermindering van het bijstandsrecht;

categorie 3: het niet, of niet tijdig verstrekken van informatie of het verstrekken

van onjuiste of onvolledige informatie die van invloed kan zijn op het recht op uitkering;

categorie 4: het door eigen toedoen niet verkrijgen of behouden van algemeen

geaccepteerde arbeid dan wel een andere vorm van inkomen.

Artikel 7 Hoogte van de maatregel

  • 1

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 2, wordt de maatregel als bedoeld in hoofdstuk 3, paragrafen 3.2 en 3.3, van de wet, gedurende een maand vastgesteld op:

     

    • a.

      € 50,-- bij een gedraging uit categorie 1;

    • b.

      € 200,-- bij een gedraging uit categorie 2;

    • c.

      € 50,-- bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag lager is dan € 500,--; € 150,-- bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag groter dan of gelijk is aan € 500,-- maar lager is dan € 1.500,--; € 350,-- bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag groter dan of gelijk is aan € 1.500,-- maar lager is dan € 3.500,--; € 600,-- bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag groter dan of gelijk is aan € 3.500,-- maar lager is dan de grens van het aangiftebedrag van het Openbaar Ministerie;

    • d.

      de gehele bijstandsnorm, als bedoeld in hoofdstuk 3, paragrafen 3.2 en 3.3, van de wet, bij een gedraging uit categorie 4.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid van dit artikel bedraagt de maatregel niet meer dan het maandbedrag dat aan bijstand voor uitbetaling in aanmerking komt

  • 3.

    Het college kan jaarlijks per 1 januari de bedragen als genoemd in lid 1 aanpassen door middel van indexering. De bedragen na indexering worden afgerond op een veelvoud van € 5,--.

Artikel 8 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan

  • 1.

    Indien een beroep op bijstand door belanghebbende het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan en er geen sprake is van een gedraging die is ingedeeld in een categorie als omschreven in artikel 6 van deze verordening, dan wordt een maatregel opgelegd met inachtneming van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2.

    Indien het tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betrekking heeft op het onverantwoord interen van vermogen wordt uitgegaan van meer dan 1,5 keer de geldende bijstandsnorm per maand als maatregelwaardige intering op het vermogen.

  • 3.

    Indien sprake is van onverantwoord interen van vermogen is de duur van de maatregel gelijk aan het aantal maanden dat een persoon onverantwoord heeft ingeteerd op zijn vermogen.

Artikel 9 Zeer ernstig misdragen

  • 1.

    Indien naar de mening van het college sprake is van het zich zeer ernstig misdragen door belanghebbende die bijstand ontvangt of daartoe een aanvraag indient, wordt een maatregel opgelegd met inachtneming van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2.

    Het college heroverweegt haar besluit over de hoogte en duur van de maatregel binnen drie maanden.

  • 3.

    In aanvulling op het eerste lid kan door het college aangifte worden gedaan bij de politie dan wel de toegang tot het stadhuis worden ontzegd.

Artikel 10 Gelijktijdigheid van verwijtbare gedragingen en recidive

  • 1.

    Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan diverse verwijtbare gedragingen als beschreven in artikel 6 van deze verordening, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

  • 2.

    De duur van de maatregel als bedoeld in artikel 7 wordt verdubbeld indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie.

Artikel 11 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Indien het niet of niet tijdig nakomen van een verplichting als bedoeld in categorie 1 of 3 niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand legt het college geen maatregel op, maar geeft het college een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting. Een maatregel wordt wèl opgelegd indien het niet of niet tijdig nakomen van die verplichting plaatsvindt binnen een periode van 12 maanden nadat een eerdere schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 2.

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel bij onvoldoende nakomen van de door haar opgelegde verplichtingen indien drie maanden verlopen zijn nàdat het college de gedraging heeft geconstateerd.

Artikel 12 De wijze van oplegging van de maatregel

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand nadat het besluit tot het opleggen van de maatregel is genomen.

  • 2.

    Indien de maatregel niet kan worden opgelegd omdat de uitkering inmiddels is beëindigd, wordt de maatregel alsnog gerealiseerd door middel van herziening van de eerder verstrekte uitkering.

  • 3.

    Indien de maatregel niet kan worden opgelegd met toepassing van lid 1 of lid 2 van dit artikel, dan vindt bij een gedraging behorend tot categorie 3, zoals omschreven in artikel 6, onder c van deze verordening realisatie plaats door een maatregel op te leggen indien de belanghebbende binnen een periode van zes maanden opnieuw bijstand gaat ontvangen.

Artikel 13 Overgangsrecht

Voor de belanghebbende die zich schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als bedoeld in deze verordening geldt dat, voor zover de gedraging zich voordoet voor de inwerkingtreding van deze verordening, de gedraging wordt beoordeeld op basis van het Maatregelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ en het Boetebesluit sociale zekerheidswetten.

Artikel 14 Het handhavingsbeleid

Het college biedt de gemeenteraad een handhavingsplan aan met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand en de te verwachten resultaten en rapporteert hierover jaarlijks aan de gemeenteraad.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 15 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college

Artikel 16 Nadere regels

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 17 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 18 Verantwoording

Over de uitvoering van deze verordening legt het college jaarlijks verantwoording af aan de raad.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Geldermalsen.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 september 2004, nummer 23b,

de griffier, de voorzitter,