Organisatie | Geldermalsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Geldermalsen |
Citeertitel | Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Geldermalsen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Straf, Wwb, uitkering, maatregel, ontduiking, achterhouden, fraude, wet werk en bijstand, |
Deze verordening is vervangen door Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Geldermalsen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-05-2012 | 09-05-2012 | intrekking | 24-04-2012 Gemeenteblad, 08-05-2012 | 14 | |
01-01-2005 | 09-05-2012 | Nieuwe regeling | 28-09-2004 Nieuwsblad Geldermalsen, 7-10-2004 | Raadsbesluit, 2004, 09.23b |
De raad van de gemeente Geldermalsen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 17-8-2004, nr. 9;
gelet op de artikelen 8, 8a, 17, 18, 36, 48, 49, 51, 54, 55 en 56 van de Wet werk en bijstand, de artikelen 28 en 29 van de Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen, de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;
overwegende dat het noodzakelijk is de afstemming van bijstandsuitkeringen bij verordening te regelen;
vast te stellen: de “Maatregelenverordening Wet werk en bijstand, gemeente Geldermalsen”.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
die belast zijn met de uitvoering van de Wet werk en bijstand, dat deze zich op een fysieke of psychische wijze dan wel een combinatie van beiden bedreigd voelen;
aanvullende verplichtingen: de overige aan de bijstand verbonden verplichtingen gebaseerd op de artikelen 55, 56, lid 1, en 57, onder a, van de wet alsmede de individueel opgelegde verplichtingen welke in de beschikking en het door de gemeente en belanghebbende ondertekende trajectplan zijn opgenomen;
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college:
niet of in onvoldoende mate de verplichtingen nakomt die voortvloeien uit de wet of de artikelen 28 lid 2 of artikel 29 lid 1 van de wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, met inbegrip van de verplichtingen die in de beschikking tot toekenning of voortzetting van de bijstand zijn opgenomen en/of zich zeer ernstige misdraagt ten opzichte van het college, wordt in overeenstemming met deze verordening een maatregel opgelegd.
Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, de hoogte van de maatregel (het bedrag) waarmee de bijstand wordt verlaagd uitgaande van de uitkeringnorm en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardmaatregel.
Artikel 5 Horen van belanghebbende
Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:
de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 7 van de wet; of
Artikel 6 Indeling in categorieën van verwijtbare gedragingen
Ten aanzien van belanghebbende die de uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, worden de verwijtbare gedragingen ingedeeld in de navolgende categorieën:
categorie 1: het niet, niet tijdig of onvolledig voldoen aan administratieve
verplichtingen in verband met het recht op bijstand of de daaraan verbonden plicht tot arbeidsinschakeling;
categorie 2: het niet of onvoldoende meewerken aan (de voorbereiding op) de
arbeidsinschakeling en (sociale) activering, waaronder begrepen onderzoek naar de mogelijkheden daartoe, of deze belemmeren, dan wel niet of onvoldoende meewerken aan het bewerkstelligen van mogelijke vermindering van het bijstandsrecht;
categorie 3: het niet, of niet tijdig verstrekken van informatie of het verstrekken
van onjuiste of onvolledige informatie die van invloed kan zijn op het recht op uitkering;
categorie 4: het door eigen toedoen niet verkrijgen of behouden van algemeen
Artikel 7 Hoogte van de maatregel
Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 2, wordt de maatregel als bedoeld in hoofdstuk 3, paragrafen 3.2 en 3.3, van de wet, gedurende een maand vastgesteld op:
€ 50,-- bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag lager is dan € 500,--; € 150,-- bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag groter dan of gelijk is aan € 500,-- maar lager is dan € 1.500,--; € 350,-- bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag groter dan of gelijk is aan € 1.500,-- maar lager is dan € 3.500,--; € 600,-- bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag groter dan of gelijk is aan € 3.500,-- maar lager is dan de grens van het aangiftebedrag van het Openbaar Ministerie;
Artikel 8 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan
Indien een beroep op bijstand door belanghebbende het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan en er geen sprake is van een gedraging die is ingedeeld in een categorie als omschreven in artikel 6 van deze verordening, dan wordt een maatregel opgelegd met inachtneming van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.
Artikel 9 Zeer ernstig misdragen
Indien naar de mening van het college sprake is van het zich zeer ernstig misdragen door belanghebbende die bijstand ontvangt of daartoe een aanvraag indient, wordt een maatregel opgelegd met inachtneming van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.
Artikel 11 Afzien van het opleggen van een maatregel
Indien het niet of niet tijdig nakomen van een verplichting als bedoeld in categorie 1 of 3 niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand legt het college geen maatregel op, maar geeft het college een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting. Een maatregel wordt wèl opgelegd indien het niet of niet tijdig nakomen van die verplichting plaatsvindt binnen een periode van 12 maanden nadat een eerdere schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 12 De wijze van oplegging van de maatregel
Indien de maatregel niet kan worden opgelegd met toepassing van lid 1 of lid 2 van dit artikel, dan vindt bij een gedraging behorend tot categorie 3, zoals omschreven in artikel 6, onder c van deze verordening realisatie plaats door een maatregel op te leggen indien de belanghebbende binnen een periode van zes maanden opnieuw bijstand gaat ontvangen.
Voor de belanghebbende die zich schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als bedoeld in deze verordening geldt dat, voor zover de gedraging zich voordoet voor de inwerkingtreding van deze verordening, de gedraging wordt beoordeeld op basis van het Maatregelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ en het Boetebesluit sociale zekerheidswetten.
Artikel 14 Het handhavingsbeleid
Het college biedt de gemeenteraad een handhavingsplan aan met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand en de te verwachten resultaten en rapporteert hierover jaarlijks aan de gemeenteraad.