Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Veldhoven

Besluit individuele voorzieningen Wmo Veldhoven 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Veldhoven
Officiële naam regelingBesluit individuele voorzieningen Wmo Veldhoven 2011
CiteertitelBesluit individuele voorzieningen Wmo Veldhoven 2011
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening individuele voorzieningen WMO gemeente Veldhoeven 2011

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-06-201103-01-2013Nieuwe regeling

15-03-2011

De Ahrenberger, 08-06-2011

Onbekend

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 – Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming

Artikel 1.1

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening kan in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) plaatsvinden op verzoek van de persoon met beperkingen.

Artikel 1.2

Het persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor de compenserende maatregel(en) en naar de eisen zoals omschreven in de beschikking.

Artikel 1.3

Het persoonsgebonden budget kan eenmalig, in één bedrag, betaalbaar worden gesteld of in termijnen.

Artikel 1.4

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, roerende woonvoorzieningen en rolstoelen, inclusief reparatie, onderhoud en verzekeringen, wordt verleend overeenkomstig de economische tegenwaarde die de gemeente aan haar leverancier verschuldigd zou zijn voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief standaardaanpassingen. Voor individuele aanpassingen aan de vervoersvoorziening of rolstoel wordt een eenmalig pgb verstrekt.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, roerende woonvoorzieningen en rolstoelen wordt verleend voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het pgb te verwerven voorziening.

Artikel 1.5

Bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming verantwoordt de persoon met beperkingen na aanschaf van de voorziening, of bij een woningaanpassing na afronding van de werkzaamheden, door overlegging van de nota.

Artikel 1.6

Het college controleert, achteraf, steekproefsgewijs de besteding van de persoonsgebonden budgetten..

Artikel 1.7

Het persoonsgebonden budget wordt, na overlegging van de nota van de persoon met beperkingen, definitief vastgesteld. Uitgezonderd is een periodiek uit te betalen pgb, zoals bij hulp bij het huishouden.

Hoofdstuk 2 – Hulp bij het huishouden

Artikel 2.1

Voor een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp bij het huishouden wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld dat gelijk is aan de loonontwikkeling op basis van de CAO Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT). De hoogte van het bedrag is afhankelijk van de vorm van hulp bij het huishouden waarvoor de indicatie is gesteld.

De volgende bedragen worden daarvoor in 2011 gehanteerd:

  • a.

    HH1: huishoudelijke verzorging € 12,75

  • b.

    HH2: organisatie bij het huishouden € 15,30

  • c.

    HH3: hulp bij een ontregelde huishouding € 17,85

De kosten die een dienstverlener voor ondersteunende diensten in rekening brengt zijn voor eigen rekening. Er kan gratis gebruik gemaakt worden van ondersteunende diensten via de SVB.

Artikel 2.2

  • 1.

    Respijtzorg als bedoeld in artikel 3.7 van de verordening kan worden verleend in de vorm van natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Respijtzorg strekt niet verder dan de compensatieplicht in het kader van de Wmo, zoals genoemd in de verordening.

  • 3.

    De duur van respijtzorg in de vorm van hulp bij het huishouden bedraagt maximaal drie maanden per kalenderjaar.

Hoofdstuk 3 – Woonvoorzieningen

Artikel 3.1

  • 1. De financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte dan wel van de vastgestelde kosten indien deze vooraf duidelijk zijn te bepalen.

  • 2. Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte dan wel van de vastgestelde kosten indien deze vooraf duidelijk zijn te bepalen.

Artikel 3.2

Het bedrag voor de tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten genoemd in artikel 4.2 onder a en artikel 4.12 van de verordening bedraagt voor een alleenstaande € 2.659,77,-,

voor een echtpaar € 3.191,72 en voor een meeverhuizend gezinslid € 531,95

alle bedragen tezamen tot een maximum van € 4.787,58.

Artikel 3.3

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken van een woning als genoemd in artikel 4.7 van de verordening bedraagt € € 3.723,57.

Artikel 3.4

De maximaal aanvaardbare kosten van de jaarlijkse onderhoudsbeurt van een standaard traplift als bedoeld in artikel 4.2 lid 1 sub d van de verordening kunnen voor het jaar 2011 worden vastgesteld op € 205,03

Wanneer het een traplift met een uitschuifbaar raildeel betreft, mag dit bedrag met 50% worden verhoogd naar € 307,55.

Deze bedragen zijn inclusief btw en worden jaarlijks geïndexeerd.

Artikel 3.5

Indien een voorziening aan een woonwagen niet verleend kan worden gelet op de in artikel 4.8 van de verordening gestelde extra voorwaarden, kan een financiële tegemoetkoming voor de aanpassingskosten worden verstrekt tot een maximum van € 2.127,81.

Artikel 3.6

Een persoonsgebonden budget voor roerende woonvoorzieningen wordt verstrekt ter hoogte van het aanschafbedrag van de goedkoopst compenserende voorziening. Dit bedrag is inclusief de standaard en individuele aanpassingen.

Artikel 3.7

De hoogte van het terug te vorderen bedrag als bedoeld in artikel 4.9 eerste lid van de verordening (restitutieregeling), wordt als volgt bepaald:

  • a.

    de waarde van de totale Wmo-aanpassingskosten, voor zover boven €15.000,-, op het moment van verkoop wordt verminderd met de tot dusver betaalde eigen bijdrage hiervoor, indien van toepassing;

  • b.

    de onder a verkregen uitkomst wordt verminderd met 10% voor elk jaar dat is verstreken sinds de in artikel 4.9 eerste lid van de verordening genoemde gereedmelding van de voorziening.

  • c.

    de restitutieregeling is van toepassing tot 10 jaar na de in artikel 4.9 eerste lid genoemde gereedmelding;

  • d.

    De eigenaar-bewoner als bedoeld in artikel 4.9 van de verordening is verplicht om het college voor het passeren van de akte van eigendomsoverdracht op de hoogte te stellen van de verkoop.

Hoofdstuk 4 – Vervoersvoorzieningen

Artikel 4.1

  • 1. Indien een persoon met beperkingen in aanmerking komt voor deelname aan het collectief vraagafhankelijk vervoer, maar in het bezit is van een eigen, in goede staat verkerende auto kan hij in plaats van deelname aan het collectief vervoer in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van zijn auto tot een maximum bedrag van € 2.127,81.

  • 2. Het persoonsgebonden budget als bedoeld in voorgaand lid wordt slechts eenmaal per vijf jaar verstrekt.

  • 3. Van een persoon met beperkingen die met een Wmo indicatie gebruik maakt van het collectief vervoer zal op basis van het verzamelinkomen, zoals door de Belastingdienst is vastgesteld, worden getoetst of hij een hoog of een laag tarief betaalt in de Taxbus.

  • 4. Personen met een verzamelinkomen vanaf 1,5 maal het norminkomen zoals vermeld in artikel 6.3 van dit Besluit betalen het hoge tarief: €1,50 per zone. Personen met een lager inkomen vallen in het lage tarief: €0,50 per zone.

Artikel 4.2

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming die per jaar wordt verstrekt, bedraagt voor: 

      • a.

        het gebruik van een eigen auto of gebruik van een bruikleenauto € 531,96 per jaar (€ 44,33 per maand);

      • b.

        vervoer met een taxi € 4.267,97 per jaar; 

      • c.

        vervoer met een rolstoeltaxi € 5.233,99 per jaar;

  • 2.

    Indien aanvrager in aanmerking komt voor een voorziening op grond van artikel 5.2 lid 1 onder c van de verordening, dan heeft de aanvrager in beginsel de keuze tussen een voorziening op declaratiebasis tot het maximum genoemd in het voorgaande lid of een jaarlijkse forfaitaire bijdrage van € 1.063,90 welke is vrijgesteld van verantwoording.

  • 3.

    Een cumulatie van forfaitaire bijdragen als bedoeld in het eerste lid onder a en het tweede lid is echter uitgesloten.

  • 4.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid gelden voor kinderen tot 16 jaar de onderstaande vergoedingen: 

    • -

      0 tot 4 jaar: geen vergoeding 

    • -

      4 tot 12 jaar: per jaar 25 % van het in het eerste lid genoemde normbedrag 

    • -

      12 tot 16 jaar: per jaar 50 % van het in het eerste lid genoemde normbedrag

Artikel 4.3

Voor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer binnen het vervoersgebied van 5 zones kan tot een maximum van 700 zones per jaar gereisd worden.

Artikel 4.4

Indien een persoon met beperkingen, die recht heeft op deelname aan het CVV, geen verplaatsingsmogelijkheden heeft in de zeer directe woonomgeving, komt hij in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming van € 15,96 per maand.

Hoofdstuk 5 – Rolstoelvoorzieningen

Artikel 5.1

De financiële tegemoetkoming voor de aanschaf en gebruik van een sportrolstoel wordt vastgesteld op een maximum van € 3.191,72 voor een periode van drie jaar. In vorengenoemd bedrag is € 478,76 begrepen voor reparatie- en onderhoudskosten.

Hoofdstuk 6 – Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 6.1

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 7.4 van de verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de persoon met beperkingen

  • b.

    de beperkingen die de persoon met beperkingen in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de persoon met beperkingen;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de persoon met beperkingen;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de persoon met beperkingen.

  • f.

    de participatiebehoefte van de persoon met beperkingen

Artikel 6.2

In situaties waarin de Verordening, het Besluit en de Beleidsregels individuele voorzieningen gemeente Veldhoven niet voorzien, kan het college met inachtneming van de uitgangspunten en doelstellingen van de regels een aangepaste voorziening toekennen of de vorm van voorziening nader vaststellen.

Artikel 6.3

De inkomensgrenzen op basis waarvan financiële toetsen worden gemaakt, zijn gebaseerd op de inkomensgrenzen zoals geformuleerd in het landelijk Besluit artikel 4.1. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd en verschijnen in de Staatcourant en worden ook via de VNG en Schulinck verspreid.

De berekeningssystematiek voor het vaststellen van de grensbedragen voor tariefbepaling CVV is als volgt: anderhalf maal het norminkomen volgens het landelijk Besluit artikel 4.1.