Organisatie | Hellevoetsluis |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Destructieverordening 1988 |
Citeertitel | Destructieverordening 1988 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | aangifte, vervoer en bewaring van destructiemateriaal |
Geen.
Destructiewet, art. 17
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-1988 | Onbekend. | 18-02-1988 Groot Hellevoet, 15-06-2011 | Onbekend. |
De raad der gemeente Hellevoetsluis;
overwegende, dat op 1 januari 1988 de Keuringsdienst van Slachtdieren en van Vlees in de keuringskring Zuid-Holland, Zuid-West is opgeheven;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 januari 1988, nummer 18-2-88/4; gelet op het bepaalde in artikel 17 der Destructiewet;
Paragraaf 2 AANGIFTE, VERVOER EN BEWARING DOOR DE AANGIFTEPLICHTIGE
De aangifteplichtige doet van het hebben of houden van destructiemateriaal zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag, waarop dit materiaal als zodanig is ontstaan, aangifte bij de directeur. De directeur regelt de plaats waar en de uren binnen welke deze aangifte moet geschieden, alsmede de wijze waarop.
Het bepaalde in artikel 2, tweede lid, geldt niet ten aanzien van destructiemateriaal B, indien de directeur ter zake van de aangifte van dat materiaal afwijkende regelen vaststelt.
Behoudens het bepaalde in artikel 14 is de aangifteplichtige ten aanzien van destructiemateriaal A gehouden:
(mogelijkheid 1) tot vervoer van het destructiemateriaal naar een door de directeur goedgekeurde, voor een vervoermiddel van de ondernemer goed bereikbare plaats, gelegen aan een openbare verharde weg; omtrent het tijdstip van het vervoer naar en de bewaring van het destructiemateriaal op die plaats kan de directeur aanwijzingen geven;
(mogelijkheid 2) in afwijking van het onder mogelijkheid 1 bepaalde is het de aangifteplichtige toegestaan om doodgeboren en gestorven biggen, welke jonger zijn dan dertig dagen, te bewaren in een eventueel door de ondernemer ter beschikking gesteld vat, dat geschikt is voor het vervoersysteem van de ondernemer;
(mogelijkheid 3) tot vervoer van het destructiemateriaal zo spoedig mogelijk in de daguren naar de naastbij gelegen gemeentelijke verzamelplaats en afgifte aldaar;
(mogelijkheid 4) tot afgifte van het destructiemateriaal zo spoedig mogelijk na de aangifte aan een door de directeur aangewezen lokale of regionale ophaaldienst voor vervoer naar een centrale verzamelplaats; dan wel:
tot het ter beschikking houden van het destructiemateriaal, afkomstig van gestorven dieren, geleden hebbende aan of verdacht van een ziekte, waarop titel III der Veewet van toepassing is, alsmede tot het afgeven daarvan voor vervoer door of vanwege de ondernemer ter plaatse, waar dit destructiemateriaal zich bevindt, met inachtneming van de omtrent de bewaring van het destructiemateriaal door de directeur gegeven aanwijzingen.
Destructiemateriaal, genoemd in artikel 2, eerste lid, sub b, c, d of f der wet, alsmede dat, genoemd in artikel 2, tweede lid der wet, moet worden bewaard in daarvoor bestemde bakken, dan wel metalen confiscaatemmers, tenzij de directeur ter zake van de bewaring een andere regeling met de aangifteplichtige treft.
Paragraaf 3 OPHALEN EN VERVOER VAN DESTRUCTIEMATERIAAL DOOR OF VANWEGE DE ONDERNEMER
Paragraaf 5 Dode honden en katten
Omtrent de aangifte, het vervoer, het ophalen en de overdracht van dode honden en katten, alsmede omtrent de afgifte daarvan aan een van gemeentewege aangewezen verzameldienst, kunnen burgemeester en wethouders na overleg met de directeur, met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 van het Destructiebesluit (Stb. 1958, 71), nadere voorschriften geven.
Indien de directeur dan wel de eigenaar of houder van destructiemateriaal A, sectie van dit destructiemateriaal noodzakelijk of wenselijk acht, wordt de sectie verricht in een daartoe door de directeur aangewezen, lokaliteit dan wel in de daarvoor bestemde ruimte van de destructor. De eigenaar of houder is, indien de sectie niet aan de destructor geschiedt, verplicht het destructiemateriaal maar eerstgenoemde lokaliteit te vervoeren of te doen vervoeren.