Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Laarbeek

Nadere regels klachtenbehandeling

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLaarbeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels klachtenbehandeling
CiteertitelNadere regels klachtenbehandeling
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-01-2003Uitvloeisel Klachtenregeling gemeente Laarbeek

14-01-2003

Laarbeeker, huis-aan-huisblad

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels klachtenbehandeling

Besluit van burgemeester en wethouders d.d. 14 januari 2003

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek;

gelet op de artikelen 1.3, tweede lid, 2.2, derde lid en 2.6 van de door de gemeenteraad in zijn vergadering van 21 december 2002 vastgestelde Klachtenregeling;

 

besluiten:

 

de volgende nadere regels vast te stellen

I Mondelinge klachten over ambtenaren

  • 1.

    Mondelinge klachten kunnen telefonisch of in persoon worden ingediend.

  • 2.

    Het afdelingshoofd is belast met de intake van klachten over medewerkers van zijn afdeling.

  • 3.

    Het afdelingshoofd draagt binnen drie weken weken zorg voor zorgvuldige afdoening van de klacht.

  • 4.

    Het afdelingshoofd draagt zorg voor registratie van mondelinge klachten, de aard ervan, de wijze van afdoening en eventuele maatregelen die naar aanleiding van de behandeling zijn getroffen.

II De registratie van klaagschriften; jaarverslag

  • 1.

    De registratie van klaagschriften vindt plaats door de gemeentesecretaris.

  • 2.

    De gemeentesecretaris is belast met het opstellen van het jaarlijks verslag door het college aan de raad aan te bieden. De afdelingen leveren daartoe voor 1 februari van elk kalenderjaar de door hen in het afgelopen jaar geregistreerde mondelinge klachten en de gegevens gevraagd in artikel 3.1 van de Klachtenregeling aan de gemeentesecretaris aan.

  • 3.

    Bij de onder 1. en 2. opgedragen bevoegdheden is submandaat niet toegestaan.

III Afdoening van klaagschriften over gedragingen van ambtenaren

  • 1.

    De afdoening van een klaagschrift over een gedraging van een ambtenaar, niet zijnde de gemeentesecretaris, is gemandateerd aan de gemeentesecretaris.

  • 2.

    Bij de onder 1. opgedragen bevoegdheid is submandaat niet toegestaan.

IV Klachten over gedragingen van het college, individuele collegeleden en de gemeentesecretaris

  • 1.

    De behandeling en afdoening van een klacht over een gedraging van het college als geheel is opgedragen aan de voorzitter van het college en een collegelid, door het college aan te wijzen.

  • 2.

    De behandeling en afdoening van een klacht over een gedraging van een lid of leden van het college of de gemeentesecretaris is opgedragen aan de voorzitter van het college en een collegelid, door het college aan te wijzen, niet zijnde het leden of één van de leden over wie de klacht gaat.

  • 3.

    De behandeling en afdoening van een klacht over een gedraging van hetzij de voorzitter van het college, hetzij mede van de voorzitter van het college is opgedragen aan de waarnemend voorzitter (loco-burgemeester) en een lid van het college, door het college aan te wijzen, niet zijn het lid of één van de leden over wie de klacht gaat.

  • 4.

    De behandeling en afdoening van een klacht over een gedraging van de burgemeester als bestuursorgaan is opgedragen aan de loco-burgemeester.

V Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als “Nadere regels klachtenbehandeling”.

Laarbeek, 14 januari 2003.

Burgemeester en wethouders van Laarbeek,

De interim-secretaris, De burgemeester,

H.H. de Vet. H.M.J.M. Beers.

Nadere regels omtrent klachtenbehandeling en afdoening horendebij de Verordening klachtenregeling gemeente Laarbeek

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel is een uitwerking van artikel 1.3 van de Klachtenregeling.

Het eerste en tweed lid spreken voor zich.

De wijze van afdoening, derde lid, is vormvrij en sterk afhankelijk van het individuele geval. Een en ander ter beoordeling van het afdelingshoofd. Het voorontwerp geeft geen nadere regels voor de behandeling en afdoening van mondelinge klachten, behalve de opdracht aan het bestuursorgaan om zorg te dragen voor een behoorlijke behandeling.

Soms kan worden volstaan met een simpele vorm als het geven van opheldering of het aanbieden van excuses. Soms zal een zwaardere vorm van behandeling nodig zijn met nader onderzoeken en de toepassing van hoor en wederhoor. In die gevallen zal het al gauw raadzaam zijn klager te adviseren een schriftelijke klacht in te dienen, waarna de procedure van hoofdstuk 2 van de Klachtenregeling gevolgd moet worden. De uitgebreide vorm van registratie, ingevolge het vierde lid, heeft tot doel te kunnen voldoen aan artikel 3.1 van de Klachtenregeling, het jaarlijks verslag van het college van het college aan de raad. Achtergrond van die uitgebreide verslaglegging is het verwachte leereffect voor de gemeentelijke organisatie als geheel.

Artikel II

Dit artikel is een uitwerking van de artikelen 2.2 en 3.1 van de Klachtenregeling.

Het eerste lid spreekt voor zich.

De gemeentesecretaris wordt ingevolge het tweede lid belast met het ophalen van het jaarverslag om een gemeentebreed overzicht aan de raad te kunnen aanbieden.

Artikel III

Dit artikel is een uitwerking van artikel van artikel 2.6 van de Klachtenregeling.

De secretaris zal de behandeling van klachten moeten organiseren. Het is niet toegestaan de formele afdoening te submandateren.

Artikel IV

Met klachten in dit artikel worden zowel schriftelijke als mondelinge klachten bedoeld. Voor wat betreft schriftelijke klachten is dit artikel een uitwerking van artikel 2.4 van de Klachtenregeling.

Dat de persoon op wie de klacht betrekking heeft niet zelf aan de behandeling en afdoening meewerkt spreekt voor zich.

Het onderzoek naar aanleiding van klachten over gedragingen van het college, van leden van het college en van de secretaris wordt opgedragen aan de voorzitter van het college en een ander collegelid, niet zijnde het lid (of één van de leden) over wie de klacht gaat.

Gaat de klacht mede over de voorzitter, dan wordt de waarnemend voorzitter (loco-burgemeester) in plaats van de voorzitter met het onderzoek belast. Uitgangspunt is steeds (behalve bij klachten over het college als geheel), dat degenen over wie de klacht gaat, niet het onderzoek verricht.

Gaat een klacht over de burgermeester als bestuursorgaan, dan zou hij, in de systematiek van de regeling, met de afdoening en ook met het onderzoek zijn belast. Voor de zuiverheid zal echter in deze gevallen de loco-burgemeester met het onderzoek zijn belast. Voor de zuiverheid zal echter in deze gevallen de loco-burgemeester met het onderzoek en de afdoening worden belast.

Over het onderzoek naar aanleiding van klachten over gedragingen van een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 1.1 onder sub b, sub 2 is evenmin als over de burgemeester een bepaling opgenomen. De wijze waarop deze commissie het klachtenonderzoek wil (laten) verrichten, wordt aan dit bestuursorgaan overgelaten.

Zowel door de burgemeester als door een bestuurscommissie dienen de bepaling over hoor en wederhoor (artikel 2.5) alsook de gestelde termijnen in acht genomen te worden.