Organisatie | Leeuwarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reintegratieverordening Wet werk en bijstand 2007 |
Citeertitel | Reintegratieverordening Wet werk en bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2007 | 04-06-2009 | nieuwe regeling | 10-09-2007 Huis aan huis; 19 september 2007 | 16612/179254 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
werkacademie: een op de belanghebbende gerichte intensieve aanpak van de re-integratie gebaseerd op de uitgangspunten werk boven inkomen, de eigen verantwoordelijkheid centraal, en niemand aan de kant: een sluitende aanpak, zoals vastgesteld in het raadsbesluit van 29 januari 2007 Intensivering WWB-beleid “De Werkacademie”;
Deze verordening richt zich op het herwinnen van en het streven naar uitkeringsonafhankelijkheid door middel van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen, waarbij evenwichtige aandacht is voor de verschillende groepen van belanghebbenden en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken waaronder begrepen de mantelzorg.
Algemene bepalingen over de voorzieningen en instrumenten
Ter uitvoering van de voorzieningen wordt gebruik gemaakt van diverse instrumenten, waaronder begrepen doch niet uitputtend: leerwerkstage met behoud van uitkering, blijversbanen, detachering, het verrichten van maatschappelijk nuttig werk, scholing, het verstrekken van loonkostensubsidie en het verstrekken van een stimuleringspremie.
De re-integratieverordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werkzoekenden die horen bij de gemeentelijke doelgroep van de wet. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de wet. In de wet is de verplichting tot het opstellen van een gemeentelijke re-integratieverordening geformuleerd.
De raad dient een verordening vast te stellen waarin wordt vastgelegd welke regels gelden bij het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.
De raad heeft hiermee de mogelijkheid een eigen lokale invulling te geven aan het re-integratiebeleid.
Deze verordening is een vertaling van de uitgangspunten van het meerjarenbeleidskader en de meer intensieve aanpak daarvan in het aangescherpte re-integratiebeleid van Leeuwarden “de Werkacademie”.
De raad heeft op 29 januari 2007 de intensievere aanpak van het re-integratiebeleid onder noemer van “de Werkacademie” vastgesteld.
Kenmerken van deze aanpak zijn:
Burgers die in staat zijn om te werken en bij de gemeente een uitkering aanvragen hebben over het algemeen maar één echt probleem: dat is het ontbreken van werk. Alle uitkeringsgerechtigden die in aanmerking komen voor een uitkering krijgen dan ook zo snel mogelijk een aanbod voor regulier werk of een aan werk gerelateerde activiteit gericht op de terugkeer naar de arbeidsmarkt. Als dat(vooralsnog) niet mogelijk is vraagt de gemeente een maatschappelijk nuttige bijdrage in ruil voor de uitkering en ter voorkoming van isolement en maatschappelijke uitsluiting. De uitkering is daarbij primair een tijdelijke financiële ondersteuning.
2.De eigen verantwoordelijkheid staat centraal.
De gemeente spreekt mensen aan op de mogelijkheden die zij hebben op de arbeidsmarkt en biedt intensieve ondersteuning om hen te motiveren en te stimuleren de eigen weg terug naar de arbeidsmarkt te vinden. Dit betekent niet dat de gemeentelijke overheid zich terugtrekt. De vraag naar werk van de werkloze werkzoekende wordt juist serieus genomen, niet door het probleem over te nemen, maar door intensieve en gerichte aandacht.
3.Niemand aan de kant; een sluitende werkaanpak.
Werk en perspectief op werk staat voor iedereen centraal. Er wordt niemand afgeschreven. Natuurlijk wordt onderkend dat niet iedereen vanwege medische, sociale of leeftijdsgebonden kenmerken in staat is om te werken. Er zal op individuele grond worden beoordeeld of werk haalbaar is en waarbij op individuele gronden tot ontheffing van de arbeidsplicht kan worden overgegaan. Gestreefd wordt naar een sluitende aanpak voor iedereen die kan werken: “Werk boven inkomen” in combinatie met individueel maatwerk.
De Werkacademie staat voor een nieuwe op het individu gerichte re-integratieaanpak met een krachtige focus op werk, vooral gericht op de (her-) intrede in de reguliere arbeidsmarkt. Daarbij wordt aandacht gegeven aan de reële mogelijkheden die de persoon in kwestie op de arbeidsmarkt heeft. Van daaruit wordt de zoektocht naar algemeen geaccepteerde arbeid intensief ondersteund. Dit in de verwachting dat werk in het verschiet ligt en door betrokkene zelf al werkende weg binnen handbereik kan worden gebracht.
In deze aanpak worden instrumenten meer intensief en gericht ingezet om zo betere effecten te verkrijgen. Door een meer intensieve begeleiding van uitkeringsgerechtigden bij het vinden van werk en een nauwere samenwerking met het CWI en de werkgevers kunnen meer personen (ook meteen na hun aanvraag) weer aan werk geholpen worden. Door vaker gebruik te maken van een breed scala aan werkactiviteiten binnen de re-integratie dienstverlening kunnen meer uitkeringsgerechtigden waardevolle oriëntatie op werk, werkritme en werkervaring opdoen en in contact komen met werkgevers, zodat ze hun kansen op het vinden van een passende baan kunnen vergroten.
Er is voor gekozen in de verordening geen uitgebreide invulling te geven aan de in te zetten voorzieningen en instrumenten. Dit biedt de gemeente de mogelijkheid om op flexibele wijze en in meerdere jaren nadere invulling te geven aan een adequate inzet van voorzieningen en instrumenten ten behoeve van arbeidsinschakeling. Voor de nadere uitwerking wordt in de betreffende artikelen verwezen naar de beleidsregels welke door het college worden vastgesteld. In de beleidsregels worden bijvoorbeeld de criteria voor de ontheffing van de arbeidsplicht en de inhoud van de aan te bieden voorzieningen en instrumenten en de voorwaarden waaronder de voorzieningen en instrumenten worden aangeboden, nader uitgewerkt.
In dit artikel worden de begrippen die in deze verordening voorkomen gedefinieerd. En voor zover begrippen niet worden omschreven, wordt aansluiting gezocht bij gelijkluidende omschrijvingen in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.
Ook personen zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet behoren tot de doelgroep van deze verordening. Dit artikel van de wet heeft tot gevolg dat ook andere groepen belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning en een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Daarbij kan gedacht worden aan werknemers in gesubsidieerde arbeid of aan personen voor wie een voorliggende voorziening niet in voldoende mate kan bijdragen aan zijn re-integratie. Een voorliggende voorziening is bijvoorbeeld de AWBZ (mensen met een verslavings-, dak/thuisloosheids- of sociaalpsychische problematiek) of de Wet studiefinanciering.
sub g. niet-uitkeringsgerechtigde.
Dit begrip wordt uiteraard in dezelfde betekenis gebruikt als in de wet. Onder de niet-uitkeringsgerechtigde wordt het volgende verstaan: de persoon, jonger dan 65 jaar, die als werkloze werkzoekende staat geregistreerd bij de Centrale organisatie werk en inkomen en die geen recht heeft op een uitkering op grond van de wet of de Werkloosheidswet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Toeslagenwet, de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria, de Algemene nabestaandenwet dan wel op grond van een regeling, die met deze wetten naar aard en strekking overeenstemt.
In dit artikel wordt omschreven wat de raad wil bewerkstelligen met deze verordening. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting.
Artikel 3 Opdracht aan het college.
Het college draagt een algemene zorg voor de re-integratie van de belanghebbende als bedoeld in dit artikel. In het artikel wordt aangegeven waar het college rekening mee moet houden bij het geven van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen. Behalve dat het college op grond van de wet altijd verplicht is om iedere ondersteuning en aanbod van voorziening af te stemmen op de belanghebbende wordt een en ander door middel van de in dit artikel opgenomen criteria nogmaals gewaarborgd.
In de artikelen 2 en 3 wordt aandacht besteed aan de aanwezigheid van zorgtaken. Dit is zo’n aspect waarvan de wetgever expliciet aangeeft dat daar rekening mee moet worden gehouden. Het gaat daarbij niet alleen om de zorgtaken die betrekking hebben op de zorg voor kinderen. Ook de aanwezigheid van zorgtaken voor huisgenoten, familieleden of andere personen, de zogenaamde mantelzorg, kan ertoe leiden dat personen soms niet of in mindere mate beschikbaar zijn voor het verrichten van arbeid. Daarom dient bij het bieden van ondersteuning en voorzieningen gericht op de re-integratie rekening te worden gehouden met de beschikbaarheid en de belastbaarheid van personen die mantelzorg verrichten.
Tot slot is ook een essentieel onderdeel van dit artikel dat het college voor de uitvoering beleidsregels zal vaststellen.
Artikel 4 Rechten en plichten belanghebbende.
Tegenover de plicht om deel te nemen aan de aangewezen voorziening bestaat er ook een recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling.
Deelname aan re-integratie en het gebruik maken van voorzieningen voor arbeidsinschakeling is niet vrijblijvend. Uitkeringsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Indien een uitkeringsgerechtigde niet aan zijn/haar verplichtingen voldoet, bijvoorbeeld door het stelselmatig niet verschijnen op afspraken, kan het college door een maatregel (conform de Maatregelenverordening) de uitkering met een bepaald percentage verlagen. Indien een niet-uitkeringsgerechtigde niet aan de verplichtingen voldoet heeft het college de mogelijkheid de kosten die gemaakt zijn geheel of gedeeltelijk op hem te verhalen. Daarnaast heeft het college de mogelijkheid om wanneer verplichtingen niet worden nagekomen een traject af te breken of de gevraagde ondersteuning te weigeren.
Naast de verplichtingen is het van belang ook een aantal rechten voor uitkeringsgerechtigden expliciet te maken.
Ook ten aanzien van dit artikel zal het college de nadere uitwerking dan wel invulling ervan neerleggen in beleidsregels.
Artikel 5 Algemene bepalingen over de voorzieningen en Artikel 6 Specifieke bepalingen over de voorzieningen.
De voorzieningen in het kader van de Werkacademie zijn:
Met de persoon aan wie een uitkering toegekend is wordt gestart met een intensief programma. In dit startprogramma ligt de nadruk op begeleid solliciteren, training en diagnose. Gedurende het startprogramma draait alles om het snel vinden van regulier werk. De deelnemers worden bij hun banenjacht intensief en groepsgewijs begeleid. Daarnaast vinden verschillende diagnostische gesprekken en testen plaats. Er wordt waar nodig gefaciliteerd in kinderopvang, schuldhulpverlening, extra training etc. Na afloop van het startprogramma zijn de (relatief) gemakkelijk plaatsbare personen aan het werk. Van de overgeblevenen is nu een duidelijk beeld ontstaan, zodat ze gericht aan het re-integratieprogramma kunnen gaan beginnen. In het geval dat de uitkeringsgerechtigde nog langere tijd niet bemiddelbaar is, zal hij/zij doorverwezen worden naar het participatieprogramma.
In het re-integratieprogramma worden betaalde of onbetaalde werkactiviteiten gecombineerd met re-integratieactiviteiten (actieve bemiddeling, begeleid solliciteren, jobhunting, training, scholing, etc.). De dienstverlening is vraaggericht georganiseerd. Het re-integratiebedrijf heeft een werkgeversnetwerk dat zich richt op een of twee kernsectoren op de arbeidsmarkt, die veel mogelijkheden biedt voor WWB klanten. Daarnaast heeft het re-integratiebedrijf door middel van een werkgeversnetwerk voldoende mogelijkheden om meer aanbodgericht te zoeken naar plaatsingsmogelijkheden op basis van wensen en mogelijkheden van de klant.
De uitkeringsgerechtigden worden door middel van een “warme overdracht” en een ondertekend trajectplan aangemeld en direct na aanmelding aan een werkactiviteit gezet. De dienstverlening wordt uitgezet in een werkplan, dat door de deelnemer wordt getekend en overgelegd aan de casemanager van de gemeente. De RIB’s dienen een breed scala aan plaatsingsmogelijkheden te creëren, zodat ze de deelnemers ook echt iets kunnen bieden. Zoveel mogelijk uitkeringsgerechtigden moeten naar reguliere banen worden bemiddeld, eventueel met behulp van een loonkostensubsidie of detachering. Voor wie dat niet gelijk mogelijk is, wordt een werkervaringsplaats in de vorm van een onbetaalde werkstage (met behoud van uitkering) aangeboden. Ook hier wordt de deelnemer intensief begeleid en ligt de nadruk op passende en zinvolle werkervaring, die de persoon in kwestie verder helpt. Wanneer plaatsing op werk nog niet haalbaar is kan er een voorbereidende periode in een trainingssituatie ingezet worden om deelnemers werkritme op te laten doen, zich te laten oriënteren op “wat wil ik, wat kan ik” en zich voldoende te laten voorbereiden op wat er van hem als werknemer wordt gevraagd.
Een deel van de uitkeringsgerechtigden zal vanwege ernstige belemmeringen niet aan het re-integratieprogramma kunnen deelnemen. De afstand tot de arbeidsmarkt is te groot vanwege motivatie of diverse problemen. Voor deze groep wordt een alternatief programma ontwikkeld waarin de belemmeringen scherp in beeld worden gebracht en alle mogelijkheden worden onderzocht om de negatieve effecten van deze belemmeringen op te heffen of te beperken. De participatie kan bestaan uit trainingen en verschillende vormen van diagnostiek. Ook kunnen kortdurende werkactiviteiten worden ingezet ter ondersteuning van de diagnostiek. Sommige deelnemers zullen aansluitend alsnog aan het re-integratieprogramma kunnen beginnen, de meeste zullen doorstromen in het programma, waar ze verder worden begeleid en waarin ze via participatiebanen maatschappelijk nuttig werk verrichten. Het participatieprogramma moet worden beschouwd als een wezenlijk onderdeel van de Werkacademie, omdat ook uitkeringsgerechtigden die voorlopig nog niet bemiddelbaar zijn zeer veel baat kunnen hebben bij passende werkactiviteiten.
Het college stelt in beleidsregels de inhoud van de voorzieningen, de voorwaarden waaronder de voorzieningen en instrumenten worden aangeboden en de weigeringsgronden bij het verzoek om gebruik te willen maken van voorzieningen en instrumenten vast.
De gemeente ontvangt voor haar re-integratietaak een ongedifferentieerd en vrij besteedbaar re-integratiebudget. Om te voorkomen dat de re-integratie- taak een openeindfinanciering wordt en om de financiële risico’s te beheersen, kan het college een verdeling maken van de in te zetten middelen over de verschillende voorzieningen en instrumenten.
Tot slot heeft het college de mogelijkheid om ten behoeve van de arbeidsinschakeling en inzet van instrumenten waar werkgevers gebruik van maken een klachtenregeling inzake verdringing en concurrentieverstoring vast te stellen. Mochten er klachten op het terrein van verdringing en concurrentieverstoring worden ingediend dan zullen wij een ad hoc commissie van interne en externe deskundigen instellen voor de advisering aan ons over afhandeling van de klacht.
De uitvoering van deze verordening berust uiteraard bij het college. Indien noodzakelijk kunnen daarvoor nadere regels worden opgesteld.
Het gestelde in het derde lid heeft betrekking op de zogenaamde “hardheidsclausule”. Een dergelijke bepaling wordt in de verordening opgenomen om het college enige vrijheid te geven bij het toepassen van de bepalingen. Of een dergelijke bepaling daadwerkelijk van toepassing zal zijn, is mede gelet op het individualiseringsbeginsel in de Wet nog onduidelijk. Immers het college is verplicht om op basis van dit beginsel de toepassing van de Wet te allen tijde op de belanghebbende af te stemmen. Ondanks voorgaande constatering wordt de clausule toch in de verordening opgenomen. De eventuele toepassing van deze hardheidsclausule dient echter wel tot het uiterste beperkt te worden. Bij het regelmatig toepassen van deze clausule dient aanpassing van de verordening te worden overwogen.
De raad kan slechts zijn controlerende functie op goede wijze vormgeven indien beschikt wordt over de van belang zijnde gegevens. Het college zal de raad jaarlijks voorzien van informatie over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze verordening en dus de uitvoering van het re-integratiebeleid. Tevens zal, indien noodzakelijk, worden gerapporteerd of het college gebruik heeft gemaakt van de zogenaamde “hardheidsclausule”.