Organisatie | Oldambt |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | WIJ Handhavingsverordening gemeente Oldambt |
Citeertitel | WIJ Handhavingsverordening gemeente Oldambt |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Onbekend
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2010 | 31-12-2011 | - | 21-04-2010
| nieuwe regelgeving |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:a. WIJ: de Wet investeren in jongeren;b. Inkomensvoorziening: de uitkering ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zoals bedoeld in artikel 24 van de WIJ;c. Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt.
Artikel 3 Afstemming en verlaging van de uitkering
Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de inkomensvoorziening, stemt het college de inkomensvoorziening af, conform hetgeen hierover is bepaald in de WIJ Maatregelen verordening gemeente Oldambt.
Artikel 4 Aangifte bij het Openbaar Ministerie
Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 3 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de inkomensvoorziening te verlagen en af te stemmen en de ten onrechte ontvangen inkomensvoorziening terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.
Aldus besloten in de openbare vergaderingvan de raad van de gemeente Oldambt d.d. 21 april 2010.
De griffier De voorzitter
P. Norder. Mr. M. Zijlstra.
Toelichting 1 Nieuwe Toelichting
De Wet investeren in jongeren en handhaving
Op 1 oktober 2009 trad de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking. Doelstelling van deze wet is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleeraanbod vastgelegd. Het werkleerrecht berust op het uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.
De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daartoe moeten gemeenten jongeren in beginsel een werkleeraanbod doen.
Afgeleide van het werkleeraanbod is een inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen werkleeraanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbod enerzijds en de inkomensvoorziening anderzijds is een bepalend element in de WIJ.
De relatie tussen werken/leren en een uitkering is fundamenteel anders dan de WWB, waarbij het recht op bijstand vooropstaat met als afgeleide de plicht tot arbeidsparticipatie. Met de WIJ wordt een ‘paradigmawisseling’ beoogd: is het uitgangspunt in de WWB ‘een uitkering, mits’ in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als uitgangpunt ‘geen uitkering, tenzij’.
Waar het college de opdracht heeft gekregen om de WIJ uit te voeren, is het de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad om een vijftal verordeningen vast te stellen. De Handhavingsverordening is één van die verordeningen.
Met deze verordening wordt invulling gegeven aan de in artikel 12 van de Wet investeren in jongeren (WIJ) gegeven opdracht om regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet investeren in jongeren.
Het behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid om daarin eigen beleidskeuzes te maken. Het gemeentelijk beleid over misbruik en oneigenlijk gebruik in het kader van de WWB is reeds in de Handhavingsverordening vastgelegd. Vastgesteld is dat dit beleidskader ook toepasbaar is op de uitvoering van de WIJ. Mede gelet op de grote verwantschap tussen beide wetten wordt voorgesteld om het handhavingsbeleid voor de WIJ nauw aan te laten sluiten aan de Handhavingsverordening WWB.
Er is wel voor gekozen om een afzonderlijke verordening op te stellen daar er significante verschillen zitten in de begripsomschrijvingen zoals gebruikt binnen de WWB en de WIJ.
Reeds in de Wet werk en bijstand (WWB) werd de verplichting tot handhaving van regels, zoals die golden in de Algemene bijstandswet (Abw) losgelaten en omgezet in een “kan bepaling”. Hiermee kregen gemeenten de bevoegdheid om haar eigen regels te bepalen omtrent handhaving. De WIJ borduurt voort op deze ingeslagen weg.
De bedoeling van een hierbij behorende gemeentelijke verordening is om het beleid dienaangaande op hoofdlijnen vast te stellen en daarmee het college de gelegenheid te bieden om voor nadere invulling te zorgen via beleidsregels.
In de verordening is het volgende geregeld:
Artikel 1In dit artikel wordt uitleg gegeven omtrent de gehanteerde definities c.q. begrippen.
Artikel 2Dit artikel gaat over fraudepreventie. Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële klant een beroep op ondersteuning van de (gemeentelijke) overheid doet (“van repressie naar preventie”).Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat klanten ten onrechte een beroep op een inkomensvoorziening doen. De controle moet worden voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over de rechten en plichten alsmede het fraudebeleid van de organisatie.
Controle op de aanvraag wordt onder andere vorm gegeven door een stringente invulling van de Poortwachterfunctie via o.a. een uitgebreide screening van de ingediende en reeds bekende gegevens bij de bron en bij derden.
Controle tijdens de aanvraag wordt o.a. uitgevoerd middels zogenaamde themaonderzoeken.
Artikel 3Uiteraard zal tijdens de periode van verlening van de inkomensvoorziening (en mogelijk ook na beëindiging hiervan) controle plaatsvinden op het afdoende nakomen van de verplichtingen welke aan de verlening van de inkomensvoorziening zijn gebonden.Middels de separate Maatregelverordening kan passend gereageerd worden op geconstateerde onvolkomenheden.
Artikel 4In vervolg op hetgeen is vermeld in artikel 3 van deze verordening, zal in voorkomende situaties ook aangifte worden gedaan bij het Openbaar Ministerie.
Artikel 5In dit artikel is de invoering van de verordening geregeld.
Artikel 6In dit artikel is de naamgeving van verordening geregeld.