Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Noord-Brabant

Subsidieregeling natuur en landschap Noord-Brabant

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Noord-Brabant
Officiële naam regelingSubsidieregeling natuur en landschap Noord-Brabant
CiteertitelSubsidieregeling natuur en landschap Noord-Brabant
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpfinancieel beheer, natuur en landschap, subsidies, water

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze beleidsregel vervangt de Beleidsregel Subsidie Natuur en Landschap, vastgesteld op 12 september 2006.

Tot aan de inwerkingtreding van de Wijzigingsregeling subsidie natuur en landschap Noord-Brabant 2010 (Provinciaal Blas 2010, 246) luidde de citeertitel van deze regeling: Beleidsregel subsidie natuur en landschap.

De wijzigingsregeling, vastgesteld op 20 december 2011, werkt voor artikel I, onderdeel A, onder 1 en 4 terug tot en met 1 januari 2011. Betreft de subsidieplafonds als opgenomen in artikel 7, eerste tot en met vierde lid.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant, art. 2
  2. Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant, art.15
  3. Provinciewet, art. 152
  4. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-12-201201-01-2013art. 7

18-12-2012

Provinciaal Blad, 2012, 291

3311834
02-06-201201-01-201220-12-2012art. 7

29-05-2012

Provinciaal Blad, 2012, 159

3023934
22-12-201102-06-2012art. 7

20-12-2011

Provinciaal Blad 2011, 337

S0232707
01-01-201122-12-2011art. 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 14, 15, 16 , 17, 18, 19, 21

14-12-2010

Provinciaal Blad 2010, 246

N.v.t.

Tekst van de regeling

GEDEPUTEERDE STATEN van Noord-Brabant

- Gelet op ons besluit van 2 oktober 2007 om een impuls aan de aanleg van ecologische verbindingszones te geven;

- Gelet op ons besluit van 30 oktober 2007 om een subsidieregeling voor de restauratie van monumentale lanen op Brabantse landgoederen te ontwikkelen;

- Gelet op het op basis van deze overeenkomst aan deze Stichting verleende mandaat voor uitvoering van deze beleidsregel (Pb. 144/06);

- Gelet op artikel 152 van de Provinciewet;- Gelet op de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

- Overwegende dat de Beleidsregel Subsidie Natuur en Landschap, zoals vastgesteld op 12 september 2006, een aantal technische en juridische aanpassingen behoeft;

Besluiten vast te stellen de volgende gewijzigde regeling:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Gedeputeerde Staten kunnen in het kader van deze subsidieregeling subsidies verstrekken voor activiteiten welke passen binnen de doelstellingen van het natuur- en landschapsbeleid van rijk en provincie met betrekking tot herstel en aanleg van kleine landschapselementen, instandhouding van kleine landschapselementen, kleinschalige natuurontwikkeling, biotoopverbetering, ecologische verbindingszones, ontsnippering van gemeentewegen en behoud en herstel van monumentale lanen, alsook subsidie verstrekken aan vrijwilligersgroepen voor landschapsbeheer.

Artikel 2

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Stichting: Stichting Het Noordbrabants Landschap;

  • b.

    Landschapselement: natuurelement in het cultuurlandschap met een natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of archeologische betekenis;

  • c.

    Kleinschalige natuurontwikkeling: het tot stand brengen van een natuurlijk milieu voor de ontwikkeling van gewenste levensgemeenschappen van planten- en diersoorten door middel van actief ingrijpen, voorheen ook aangeduid met de term ‘natuurbouw’;

  • d.

    Biotoopverbetering: verbetering van leefomstandigheden voor specifieke planten- of diersoorten door het aanbrengen van technische voorzieningen en/of door het treffen van inrichtingsmaatregelen, ook aangeduid met de term ‘kleinschalige uitvoeringsmaatregelen soortenbeleid’

  • e.

    EHS: ecologische hoofdstructuur zoals aangewezen op grond van de Verordening ruimte Noord-Brabant;

  • f.

    Ecologische verbindingszone: zoekgebied voor ecologische verbindingszone, zoals aangewezen op grond van de Verordening Ruimte;

  • g.

    Ontsnippering: aanleg van faunavoorzieningen bij wegen met als doel het opheffen van de barrièrewerking van genoemde wegen voor dieren, bijvoorbeeld door de aanleg van dassentunnels, ecoduikers of voorzieningen voor amfibieën. In deze subsidieregeling heeft ontsnippering specifiek betrekking op gemeentelijke wegen;

  • h.

    Adviescommissie: de Adviescommissie ecologische verbindingszones, bestaande uit vertegenwoordigers van de provincie, het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de Dienst Landelijk Gebied, Rijkswaterstaat, de Stichting en een onafhankelijk deskundige voor natuur en landschap;

  • i.

    Subsidieverordening: Algemene subsidieverordening provincie Noord-Brabant;

  • j.

    Leidraad: Leidraad realisering ecologische verbindingszones, vastgesteld d.d. 29 augustus 1996, dan wel later gewijzigd;

  • k.

    Erf: tot het erf van agrarische bedrijven wordt gerekend het op de bestemmingskaart van het Bestemmingsplan Buitengebied aangegeven (flexibel) agrarisch bebouwingsvlak of kassenperceel inclusief een zone van 10 meter rondom. Bij een flexibel agrarische bebouwingsvlak of kassenperceel wordt aan de zijde van de uitbreidingsrichting(en) in elk geval een afstand van 50 meter vanaf de bestaande bebouwing tot het erf gerekend. Tot het erf van een burgerwoning wordt gerekend de grond die in een straal van 150 meter rond de op de bestemmingsplan kaart aangegeven woning is gelegen en in eigendom is van de eigenaar van de woning, tenzij deze grond wordt gescheiden van de woning door een openbare weg of een weg met openbaar karakter. In ieder geval tot het erf behorend zijn gronden die als tuin in gebruik zijn of als tuin worden ingericht;

  • l.

    Recreatieterrein: terrein met een recreatieve bestemming op een bestemmingsplankaart van een Bestemmingsplan Buitengebied of een ander bestemmingsplan;

  • m.

    Aandachtsgebied: landschappelijk waardevol gebied, behorend tot de GHS, de AHS-landschap en/of een RNLE, dan wel een gebied dat als zodanig of in vergelijkbare termen in een gemeentelijk landschapsbeleidsplan of landschapsontwikkelingsplan is aangeduid. Ook gebieden aangeduid in soortbeschermingsplannen worden tot het aandachtsgebied gerekend;

  • n.

    Waardedaling: de getaxeerde agrarische grondwaarde verminderd met de actuele waarde van natuurgrond. Van waardedaling is sprake wanneer agrarische gronden uit productie worden genomen ten behoeve van de realisatie van een ecologische verbindingszone;

  • o.

    Landgoed: landgoed, zoals gedefinieerd in artikel 1 lid 1a van de Natuurschoonwet 1928;

  • p.

    Landgoedeigenaar: eigenaar, zoals gedefinieerd in artikel 1 lid 1b van de Natuurschoonwet 1928;

  • q.

    Momumentale laan: laan –zijnde een weg of een pad met aan weerszijden een begeleidende beplanting van bomen die op rij en in vast plantverband staan– aangeplant vóór 1940 en kenmerkend voor de structuur van een landgoed;

  • r.

    natuurbeheerplan: een plan dat is vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 2.1 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer en artikel 7 van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Noord-Brabant.

Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen betreffende het aanvragen en verlenen van subsidies

Artikel 3
  • 1 De in deze subsidieregeling geregelde subsidies zijn incidentele projectsubsidies.

  • 2 Projectsubsidies als bedoeld in lid 1 kunnen worden verleend aan elke al dan niet professionele organisatie of instelling voor landschapsbeheer, particulier, nutsbedrijf, gemeente en waterschap, tenzij anders is bepaald in artikel 12 tot en met 18.

  • 3 Projectsubsidies als bedoeld in lid 1 worden niet verleend aan aan de staat of aan de overige provincies of aan door rijk of provincie gesubsidieerde particuliere en ambtelijke terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties.

  • 4 Aan vrijwilligersgroepen voor landschapsbeheer kan een subsidie worden toegekend op basis van het totaal aantal gewerkte dagen, dit in evenredigheid met het voor dit onderdeel vastgestelde subsidieplafond voor het totale vrijwilligerswerk in de provincie. De vaststelling van het aantal gewerkte dagen vindt plaats op basis van een jaarlijks bij de Stichting in te dienen enquêteformulier.

Artikel 4

In aanvulling op artikel 13 van de subsidieverordening wordt in het kader van deze subsidieregeling geen subsidie verleend:

  • 1.

    Voor elementen of projecten die binnen de bebouwde kom –zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet– zijn gelegen, tenzij het gaat om de realisatie van ecologische verbindingszones, inclusief de voor de verbindingszone noodzakelijke ontsnipperingsmaatregelen;

  • 2.

    Voor elementen of projecten die gelegen zijn in de EHS, tenzij het gaat om ontsnippering van gemeentelijke wegen of om behoud en herstel van monumentale lanen en er anderszins geen subsidie kan worden verstrekt.

  • 3.

    Indien de aanvraag voor deze kosten betrekking heeft op projecten gelegen in de nabijheid van andere reeds op basis van deze subsidieregeling gesubsidieerde projecten, waardoor subsidiëring leidt tot een onevenwichtige regionale spreiding van projecten.

Artikel 5
  • 1 De aanvraag voor een subsidie wordt voor aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd ingediend bij de Stichting. De Stichting besluit uiterlijk 13 weken na indiening over de aanvraag. In het geval een advies zoals bedoeld in artikel 16 lid 6, artikel 17 lid 5 of artikel 18 lid 2 is vereist, wordt deze termijn éénmalig met maximaal 13 weken verlengd.

  • 2 Voor het aanvragen van een subsidie wordt gebruik gemaakt van een door de Stichting te verstrekken aanvraagformulier.

  • 3 Als aanduiding van de te leveren prestaties, wordt bij de aanvraag een projectplan overlegd tenminste bestaande uit: o a. een beschrijving van de uit te voeren activiteiten; o b. een inrichtingsschets op schaal; o c. een overzichtskaart waarop de projectlocatie is aangegeven, bij voorkeur een topografische kaart met een schaal van 1:25.000; o d. een begroting of offerte en –indien van toepassing– een volledig ingevulde en ondertekende de minimis-verklaring.

  • 4 Bij een aanvraag om subsidie kunnen, binnen een daartoe door de Stichting te stellen redelijke termijn, meerdere offertes worden verlangd.

  • 5 Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat in afwijking van lid 3 geen projectplan noodzakelijk is, maar dat bij de aanvraag een inrichtingsplan wordt overlegd, opgesteld in overleg met de Stichting.

  • 6 Indien dit met het oog op de planvorming bij en het toezicht door de betreffende overheden noodzakelijk is, blijkt uit het project- of inrichtingsplan tevens dat over het project waarop deze kosten betrekking hebben vooraf overleg is gevoerd met het waterschap en/of de gemeente waarbinnen het betreffende project gelegen is.

Artikel 6
  • 1 Naar aanleiding van artikel 6 van de subsidieverordening wordt vanwege strijdigheid met het bestaande beleid in ieder geval geen subsidie verleend aan projecten waarvoor geldt dat: o a. het project niet past in het beleid met betrekking tot de EHS; o b. het project niet past binnen het beleid met betrekking tot de bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden; o c. het project niet past binnen het regionale landschappelijke raamwerk.

  • 2 Kosten welke uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd zijn niet subsidiabel. Tot deze kosten worden in ieder geval die projectkosten gerekend waarvoor geldt dat: o a. voor deze kosten eveneens subsidie kan worden verkregen in het kader van andere subsidieregelingen van rijk en provincie, waaronder met name genoemd worden:

    • 1e

      Subsidieregeling natuurbeheer Noord-Brabant 2010;

    • 2e

      Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant;

    • 3e

      Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Noord-Brabant;

      • b.

        voor dezelfde kosten subsidie kan worden verkregen in het kader van landinrichtingsprojecten, als bedoeld in de Landinrichtingswet;

      • c.

        het project waarop deze kosten betrekking hebben is opgenomen in een landinrichtingsproject in uitvoering waarvoor het plan van toedeling nog niet is vastgesteld en ter visie is gelegd, uitgezonderd ecologische verbindingszones of delen daarvan waarvoor er vanuit het landinrichtingsproject of vanuit andere financieringsbronnen geen financiering beschikbaar is.

  • 3 Kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden zijn niet subsidiabel. Tot deze kosten worden in ieder geval die projectkosten gerekend waarvoor geldt dat:

    • a.

      het project waarop deze kosten betrekking hebben wordt uitgevoerd op een bestaand of te ontwikkelen recreatieterrein;

    • b.

      het project waarop deze kosten betrekking hebben waterlopen betreft die in beheer zijn bij het rijk;

    • c.

      het project waarop deze kosten betrekking hebben beschouwd kan worden als behorende tot een ‘goede landbouwpraktijk’, waaronder in ieder geval de landschappelijke inpassing van nieuwe bedrijfsgebouwen;

    • d.

      de onderhoudstoestand van het landschapselement waarop deze kosten betrekking hebben hiervoor geen aanleiding geeft, inclusief de nazorg voor achterstallig onderhoud;

    • e.

      de kosten betrekking hebben op activiteiten van vrijwilligersgroepen op het gebied van landschapsbeheer welke uitgevoerd worden op terreinen van het Staatsbosbeheer en van instanties die in aanmerking komen voor de Subsidieregeling particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties

  • 4 In aanvulling op het tweede en derde lid, komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

    • a

      kosten verband houdend met de uitvoering van:

      • 1e.

        wettelijke verplichtingen;

      • 2e.

        een bestaand convenant;

      • 3e.

        een bestaande regeling of afspraak.

    • b.

      kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of gangbare minimum kwaliteitseisen; o c. kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening, tenzij het betreft kosten van voorbereiding, planvorming onderzoek of voorlichting die in het jaar voorafgaand aan die ontvangst zijn gemaakt.

Artikel 7
  • 1  Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor ecologische verbindingszones voor de periode 2011 vast op € 6.881.368.

  • 2  Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor natte ecologische verbindingszones voor de eerste 10 meter voor de periode 2012 vast op € 5.350.000.

  • 3  Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor natte ecologische verbindingszones voor de resterende 15 meter en voor droge ecologische verbindingszones voor de periode 2012 vast op:

    • a.

       € 786.701 voor inrichting van ecologische verbindingszones waarvoor eerder subsidie op grond van deze subsidieregeling is verstrekt voor de verwerving van de gronden;

    • b.

       € 300.000 voor overige inrichting en verwerving.

  • 4  Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de overige subsidiabele activiteiten voor de periode 2011 vast op:

    • a.

       € 64.000 voor herstel en aanleg kleine landschapselementen, kleinschalige natuurontwikkeling, biotoopverbetering en activiteiten van vrijwilligersgroepen;

    • b.

       € 0 voor de instandhouding van kleine landschapselementen en herstel en behoud van lanen op landgoederen;

    • c.

       € 78.875 voor ontsnippering van gemeentewegen;

  • 5  Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de overige subsidiabele activiteiten voor de periode 2012 vast op:

    • a.

       € 125.000 voor herstel en aanleg kleine landschapselementen, kleinschalige natuurontwikkeling, biotoopverbetering en activiteiten van vrijwilligersgroepen;

    • b.

       € 0,00 voor de instandhouding van kleine landschapselementen en herstel en behoud van lanen op landgoederen;

    • c.

       € 100.000 voor ontsnippering van gemeentewegen;

Artikel 8
  • 1 Indien geen nadere termijnen voor indiening zijn vastgesteld geldt –onverminderd de vastgestelde subsidieplafonds– de volgorde van binnenkomst van subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een toewijzende beschikking tot gevolg kan hebben dat afwijzend moet worden beslist op een andere aanvraag voor deze subsidieregeling, die eerder voldeed aan de wettelijke voorschriften, wordt geen beschikking gegeven, totdat op die aanvraag is beslist.

Artikel 9
  • 1 De in de bijlagen bij deze subsidieregeling gehanteerde normbedragen zijn geïndexeerd. Bij wijziging van de normbedragen worden deze door Gedeputeerde Staten vastgesteld en bekend gemaakt in het Provinciaal blad.

  • 2 In de bijlagen bij deze beleidsregel is de verplichting uitgewerkt dat de subsidieontvanger zelf in een eigen bijdrage of aanvullende inkomsten voorziet.

  • 3 Indien voor projecten ook bijdragen van derden worden verkregen, mag het totaal aan bijdragen het totaal van de uitvoeringskosten niet overschrijden.

Artikel 10
  • 1 Gedeputeerde Staten stellen bij het verlenen van de subsidie in ieder geval de voorschriften dat:

    • a.

      met de uitvoering van de activiteiten pas een aanvang mag worden gemaakt wanneer de beschikking tot subsidieverlening is ontvangen;

    • b.

      de werkzaamheden binnen de navolgende termijnen na bekendmaking van het subsidiebesluit zijn voltooid:

      • i.

        subsidies voor herstel en aanleg kleine landschapselementen; instandhouding kleine landschapselementen; natuurbouw; biotoopverbetering; herstel en behoud monumentale lanen: 1 jaar;

      • ii.

        subsidies voor ecologische verbindingszones en ontsnippering van gemeentelijke wegen: 2 jaar;

    • c.

      Gedeputeerde Staten kunnen besluiten de onder b. genoemde termijnen éénmaal te verlengen, wanneer hiervoor uiterlijk 2 weken vóór het verstrijken van de termijn door de aanvrager een gemotiveerd verzoek wordt ingediend bij de Stichting.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in lid 1 van dit artikel wordt bij de verlening van subsidies het voorschrift gesteld dat de subsidieontvanger dient mee te werken aan de totstandkoming van een instandhoudingovereenkomst ter uitvoering van de beschikking tot verlening van de subsidie. Deze overeenkomst verplicht de subsidieontvanger de objecten waarvoor subsidie is ontvangen tenminste gedurende 10 jaar na oplevering in stand te houden en deugdelijk te beheren.

Artikel 11

Bij een aanvraag tot vaststelling van een subsidie kan in het geval het een subsidie voor de aankoop van (ruil)grond of omzetting van landbouwgrond in natuurgrond (waardedaling) ten behoeve van een ecologische verbindingszones betreft, in plaats van een accountantsverklaring ook worden volstaan met:

  • a.

    in het geval van aankoop een kopie van de notariële akte en de factuur van de notaris van de betreffende grondaankoop;

  • b.

    in het geval van waardedaling een taxatierapport voor de betreffende gronden en de factuur van de taxateur.

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen

Artikel 12 Herstel en aanleg van kleine landschapselementen
  • 1 De kosten van herstel en aanleg van kleine landschapselementen die worden gerealiseerd op bermen langs openbare, verharde wegen komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 2 De subsidiabele activiteiten, normkosten, criteria en randvoorwaarden voor projecten voor herstel en aanleg van kleine landschapselementen zijn in bijlage A nader bepaald. De hoogte van de subsidie wordt berekend op basis van de in deze bijlage vastgestelde normkosten.

  • 3 De hoogte van een subsidie voor herstel en aanleg van kleine landschapselementen mag niet meer bedragen dan de hierna te noemen percentages van de aanvaardbaar geachte kosten met een maximum van € 10.000,-- per project per jaar:

    • a.

      voor particulieren, alsmede stichtingen, geldt een subsidie van maximaal 80% van de geaccepteerde projectkosten voor projecten welke buiten het erf gerealiseerd worden, en maximaal 50% van de geaccepteerde projectkosten voor projecten welke binnen het erf gerealiseerd worden;

    • b.

      voor gemeenten en waterschappen, alsmede nutsbedrijven, geldt een subsidie van maximaal 50% van de geaccepteerde projectkosten.

Artikel 13 Instandhouding van kleine landschapselementen
  • 1 Subsidie voor de kosten van onderhoud van kleine landschapselementen kan alleen worden verleend aan eigenaren van bestaande en nieuwe landschapselementen op dijken die onderdeel uitmaken van het project Dijk van een Landschap, conform de in dat kader aangegane overeenkomsten.

  • 2 De subsidiabele activiteiten, normkosten, criteria en randvoorwaarden voor projecten voor instandhouding van kleine landschapselementen zijn in bijlage B nader bepaald. De hoogte van een subsidie voor instandhouding kleine landschapselementen worden bepaald op basis van de in deze bijlage vastgestelde normkosten.

  • 3 De subsidie bedraagt maximaal 100% van de door GS vastgestelde normkosten.

Artikel 14 Kleinschalige natuurontwikkeling
  • 1 De subsidiabele activiteiten, normkosten, criteria en randvoorwaarden voor kleinschalige natuurontwikkeling zijn opgenomen in bijlage C van deze subsidieregeling. De hoogte van de subsidie wordt berekend op basis van de in deze bijlage vastgestelde normkosten.

  • 2 De hoogte van een subsidie kleinschalige natuurontwikkeling mag niet meer bedragen dan de hierna te noemen percentages van de aanvaarbaar geachte kosten met een maximum van € 15.000,-- per project per jaar:

    • a.

      voor particulieren, alsmede stichtingen, geldt een subsidiepercentage van maximaal 80% van de uitvoeringskosten van het project;

    • b.

      voor gemeenten en waterschappen, alsmede nutsbedrijven, geldt een subsidiepercentage van maximaal 50% van de uitvoeringskosten van het project.

Artikel 15 Biotoopverbetering
  • 1 De subsidiabele activiteiten, normkosten, criteria en randvoorwaarden voor biotoopverbetering zijn opgenomen in bijlage D van deze subsidieregeling. De hoogte van de subsidie wordt berekend op basis van de in deze bijlage vastgestelde normkosten.

  • 2 De hoogte van een subsidie voor biotoopverbetering mag niet meer bedragen dan de hierna te noemen percentages van de aanvaardbaar geachte kosten, met een maximum van € 7.000,-- per project per jaar:

    • a.

      voor particulieren, alsmede stichtingen, geldt een subsidiepercentage van maximaal 80% van de uitvoeringskosten van het project;

    • b.

      voor gemeenten en waterschappen, alsmede nutsbedrijven, geldt een subsidiepercentage van maximaal 50% van de uitvoeringskosten van het project.

Artikel 16 Ecologische verbindingszones
  • 1 Subsidie voor de kosten van ecologische verbindingszones wordt verleend aan alle in artikel 3 lid 2 genoemde instanties of personen, met uitzondering van subsidies voor de kosten van de verwerving, waardedaling en/of het pachtvrij maken van grond ten behoeve van de aanleg van een ecologische verbindingszone, welke alleen worden verleend aan waterschappen en gemeenten.

  • 2 Subsidie wordt alleen verleend voor verbindingszones die zijn opgenomen in één van de in artikel 2 sub i genoemde plannen. Verbindingszones welke onderbroken worden door beheersgebied ecologische hoofdstructuur zoals aangewezen op grond van de Verordening Ruimte, worden beschouwd als aaneengesloten ecologische verbindingszones en zijn derhalve subsidiabel. Binnen bestaande en te ontwikkelen bos- of natuurgebieden van de EHS is de aanleg van ecologische verbindingszones niet subsidiabel.

  • 3 In afwijking van artikel 5, tweede lid worden aanvragen voor subsidies ten behoeve van verbindingszones ingediend op basis van een overleg met de Stichting opgesteld inrichtingsplan, waarvan ten minste onderdeel uitmaakt:

    • a.

      de planning met een overzicht van de realisatietermijn en welke interne of externe factoren de realisatietermijn kunnen beïnvloeden;

    • b.

      een processchema met de actuele status van ieder projectonderdeel en de te doorlopen, wettelijke, procedures; o c. een begroting of offerte.

  • 4 Subsidie voor de aanleg van een ecologische verbindingszone wordt alleen verleend op basis van een door de Adviescommissie goedgekeurde inrichtings-/toekomstvisie of inrichtingsplan.

  • 5 Bij een grondaankoop ten behoeve van de aanleg van verbindingszones kan voor spoedeisende grondaankopen, voor wat betreft de aanlevering van stukken en toestemming, een uitzondering worden gemaakt op artikel 5, artikel 10 lid 1a en op lid 3 en 4 van dit artikel; indien er binnen twee jaar na aankoop nog geen inrichtingsvisie of inrichtingsplan voor het betreffende perceel (of percelen) is overlegd, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten om de subsidie in te trekken.

  • 6 Tot de geaccepteerde projectkosten worden gerekend de kosten van verwerving, waardedaling en/of het pachtvrijmaken van landbouwgrond ten behoeve van de realisatie van een ecologische verbindingszone en de inrichtingskosten, een en ander zoals opgenomen in bijlage E van deze beleidsregel. Indien er in een subsidieverzoek bedragen gehanteerd worden welke afwijken van de geldende normbedragen, kan van deze normbedragen worden afgeweken indien de Adviescommissie over deze afwijking een positief advies heeft gegeven. 

  • 7 De hoogte van een subsidie voor de inrichting van verbindingszones mag niet meer bedragen dan de hierna te noemen percentages van de aanvaardbaar geachte kosten:

    • a.

      Voor particulieren, alsmede stichtingen, geldt een subsidiepercentage van maximaal 80% van de geaccepteerde projectkosten;

    • b.

      voor gemeenten en waterschappen geldt een subsidiepercentage van maximaal 50% van de geaccepteerde projectkosten.

  • 8 De hoogte van een subsidie voor verwerving, waardedaling en/of het pachtvrij maken ten behoeve van de realisatie van een verbindingszone mag niet meer bedragen dan de hierna te noemen percentages van de aanvaardbaar geachte kosten: o a. de subsidie bedraagt maximaal 50% van de geaccepteerde kosten voor of verwerving of waardedaling en –indien van toepassing– de kosten voor het pachtvrij maken van landbouwgronden gronden; o b. kosten voor grondaankoop of waardedaling zijn subsidiabel mits zij niet uitstijgen boven hetgeen gebruikelijk is volgens Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) van de Dienst Landelijk Gebied voor gronden in het buitengebied. Indien er bij een subsidieverzoek met betrekking tot grondverwerving of waardedaling sprake is van bedragen welke uitstijgen boven hetgeen gebruikelijk is volgens BBL, kan hiervan worden afgeweken indien de Adviescommissie over deze afwijking een positief advies heeft gegeven.

  • 9 Voor een subsidie voor de kosten van verwerving, waardedaling en/of het pachtvrij maken van landbouwgronden ten behoeve van de realisatie van verbindingszones gelden de volgende beperkingen:

    • a.

      Kosten van verwerving, waardedaling en/of het pachtvrij maken van landbouwgronden zijn alleen subsidiabel als grond is aangekocht op de projectlocatie. Is de grond op een andere locatie verworven, dan is deze alleen subsidiabel indien deze grond is aangekocht als ruilgrond ten behoeve van de realisatie van een verbindingszone. De bewijslast dat (ruil)gronden aangekocht zijn ten behoeve van de realisatie van een ecologische verbindingszone ligt bij de aanvrager van de subsidie;

    • b.

      kosten van verwerving, waardedaling en/of het pachtvrij maken van landbouwgronden voor de realisatie van verbindingszones die gelegen zijn in of direct grenzen aan uitbreidingsplannen voor woningbouw of bedrijventerrein zijn niet subsidiabel;

    • c.

      kosten van verwerving, waardedaling en/of het pachtvrij maken van landbouwgronden ten behoeve van schouwpaden is subsidiabel indien het schouwpad een integraal onderdeel uitmaakt van een verbindingszone met een gemiddelde breedte van minimaal 15 meter, en als dit schouwpad beheerd wordt als onbemest grasland;

    • d.

      de kosten van waardedaling is alleen subsidiabel indien een gemeente of waterschap eigen agrarische gronden inzet ten behoeve van de realisatie van een ecologische verbindingszone, en deze voor dit doel uit productie neemt.

  • 10 In aanvulling op lid 7b en 8a geldt in de jaren 2008 tot en met 2012 voor gemeenten en waterschappen een subsidiepercentage van 100% van de geaccepteerde kosten voor verwerving, ontpachting en/of waardedaling van grond en voor inrichting voor ecologische verbindingszones gelegen buiten de bebouwde kom, waarbij de volgende beperkingen gelden:

    • a.

      Voor verbindingszones vermeld op de plankaart van het Provinciaal Waterplan 2010-2015 –de zogenaame natte verbindingszones– is dit percentage alleen van toepassing op dat deel van de verbindingszone dat breder is dan gemiddeld 10 meter per strekkende kilometer, maar niet breder is dan gemiddeld 25 meter per strekkende kilometer.

    • b.

      Voor overige verbindingszones geldt dit subsidiepercentage voor maximaal 2,5 hectare per strekkende kilometer.

  • 11 Onverminderd het bepaalde in artikel 10 worden bij de verlening van een subsidie voor verbindingszones de voorschriften gesteld dat:

    • a.

      de betreffende gemeente of het betreffende waterschap slechts bevoegd zal zijn de onderhavige gronden te vervreemden na verkregen toestemming van Gedeputeerde Staten, tenzij in een gezamenlijk project van gemeente(n) en waterschap voor de verbindingszone aangekochte grond wordt overgedragen van gemeente naar waterschap of vice versa;

    • b.

      indien het een subsidie aan een gemeente betreft, deze zich hiermee verplicht de verbindingszone in het gemeentelijk bestemmingsplan een natuurbestemming te geven;

    • c.

      Indien er als gevolg van een toekomstige bestemmingswijziging sprake is van waardevermeerdering van eerder door de provincie de gesubsidieerde gronden, dan komt de meerwaarde van dit waardeverschil toe aan de provincie;

    • d.

      in het geval van een subsidie voor het ecologische beheer en onderhoud, zoals vermeld onder lid 11, een beheersplan voor de betreffende ecologische verbindingszone dient te zijn opgesteld of uiterlijk één jaar na de subsidieaanvraag aan de Stichting te zijn toegezonden;

    • e.

      afwijkingen van de planning zijn pas mogelijk na accoord van Gedeputeerde Staten;

    • f.

      zolang de subsidievaststelling nog niet heeft plaats gevonden wordt er jaarlijks voor 1 december een financieel jaarverslag beschikbaar gesteld aan Gedeputeerde Staten, waaruit blijkt welke prestaties in dat jaar zijn geleverd en wat daar de financiële gevolgen van zijn ten opzichte van de oorspronkelijke subsidieaanvraag..

Artikel 17 Ontsnippering van gemeentelijke wegen
  • 1 Subsidie voor de kosten van ontsnipperingsprojecten worden alleen verleend aan waterschappen en gemeenten.

  • 2 Subsidie wordt alleen verleend aan ontsnipperingsprojecten voor bestaande gemeentelijke wegen indien:

    • a.

      gelegen binnen de EHS of;

    • b.

      de betreffende weg een ecologische verbindingszone kruist of;

    • c.

      gelegen in een gebied waarvoor een relevant gebiedsgericht soortsbeschermingsplan is opgesteld of;

    • d.

      er aantoonbaar sprake is van een locatie waar frequent fauna ten prooi valt aan het verkeer.

  • 3 Subsidie aan ontsnipperingsprojecten ten behoeve van begrazingsbeheer zijn alleen subsidiabel indien voor de beteffende locatie in het natuurbeheerplan een begrazingsdoelstelling is vastgesteld.

  • 4 In afwijking van artikel 5 lid 3 worden aanvragen voor subsidies ten behoeve van ontsnipperingsprojecten ingediend op basis van een in overleg met de Stichting opgesteld inrichtingsplan, waarvan een begroting of offerte onderdeel uitmaakt.

  • 5 Subsidie voor de aanleg van een ontsnipperingsproject wordt alleen verleend op basis van een door de Adviescommissie goedgekeurd inrichtingsplan.

  • 6 De subsidiabele activiteiten, normkosten, criteria en randvoorwaarden voor projecten voor ontsnipperingsprojecten zijn in bijlage E nader bepaald, uitgezonderd de onderdelen welke niet op ontsnipperingsprojecten van toepassing zijn.

  • 7 De hoogte van een subsidie ten behoeve van een ontsnipperingsproject mag niet meer bedragen dan maximaal 75% van de geaccepteerde projectkosten met een maximum van € 50.000,-- per faunapassage.

Artikel 18 Herstel en behoud monumentale lanen
  • 1 Subsidie voor de kosten van planvorming en maatregelen ten behoeve van herstel en behoud van monumentale lanen op landgoederen kan alleen worden verleend aan particuliere landgoedeigenaren.

  • 2 In afwijking van artikel 5 lid 3 en lid 5 worden aanvragen voor subsidie voor uitvoeringsmaatregelen ten behoeve van herstel en behoud van monumentale lanen op landgoederen ingediend op basis van een goedgekeurd lanenplan, waarvan –indien de Stichting hierom vraagt– een begroting en één of meerdere offertes onderdeel uitmaken. Voor goedkeuring legt de Stichting een lanenplan voor aan een commissie van experts op het gebied van boom- en laanherstel.

  • 3 De subsidiabele activiteiten, normkosten en randvoorwaarden bij planvorming en uitvoeringsmaatregelen ten behoeve van herstel en behoud van monumentale lanen op landgoederen zijn opgenomen in bijlage F van deze subsidieregeling.

  • 4 De hoogte van een subsidie herstel en behoud van monumentale lanen op landgoederen mag niet meer bedragen dan de hierna te noemen percentages van de aanvaarbaar geachte kosten:

    • a.

      voor planvorming geldt een subsidiepercentage van maximaal 80% van de werkelijke kosten voor planvorming ten behoeve van het project, met een maximum subsidiebedrag van € 5.000,-- per lanenplan;

    • b.

      voor uitvoering geldt een subsidiepercentage van maximaal 80% van de uitvoeringskosten van het project, met een maximum subsidiebedrag van € 50.000,-- per project en per landgoed per jaar.

Hoofdstuk 4 Overige en slotbepalingen

Artikel 19

Deze subsidieregeling kan aangehaald worden als ‘Beleidsregel subsidie natuur en landschap’.

Artikel 21

Voor zover in deze subsidieregeling niet of niet nader is bepaald, zijn de bepalingen in de subsidieverordening van toepassing.

Artikel 22

De Beleidsregel Subsidie Natuur en Landschap, zoals deze eerder werd vastgesteld op 12 september 2006, wordt ingetrokken. Op subsidies die verleend of vastgesteld zijn op grond van deze beleidsregel, blijft deze van toepassing.

Artikel 23

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 22 april 2008

 Gedeputeerde Staten voornoemd,  

de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen

de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten

Bijlagen A tot en met G behorende bij de Subsidieregeling Natuur en Landschap Noord-Brabant

MOOP

In bijlage A tot en met F zijn de gehanteerde normbedragen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 van de subsidieregeling opgenomen. Bijlage G heeft betrekking op artikel 16. Inhoud:

  • -

    Bijlage A Richtlijnen en normen voor het onderdeel Herstel en aanleg kleine landschapselementen ter uitvoering van deze subsidieregeling.

  • -

    Bijlage A1 Subsidiabele activiteiten, criteria, randvoorwaarden en subsidienormen voor de aanleg van beplantingen.

  • -

    Bijlage A2 Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor de aanleg van poelen.

  • -

    Bijlage A3 Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor het herstel van kleine landschapselementen.

  • -

    Bijlage B Richtlijnen en normen voor het onderdeel Instandhouding kleine landschapselementen van artikel 13 lid 2 van de beleidsregel subsidie natuur en landschap.

  • -

    Bijlage C Richtlijnen en normen voor het onderdeel kleinschalige natuurontwikkeling van artikel 14 lid 2 van deze subsidieregeling.

  • -

    Bijlage D Richtlijnen en normen voor het onderdeel Biotoopverbetering van artikel 15 lid 2 van deze subsidieregeling.

  • -

    Bijlage E Richtlijnen en normen voor het onderdeel Ecologische verbindingszones ter uitvoering van artikel 16 lid 6 van deze subsidieregeling, en deels van toepassing op artikel 17 lid 6 betreffende het onderdeel Ontsnippering van gemeentelijke wegen.

  • -

    Bijlage F Richtlijnen en normen voor het onderdeel Herstel en behoud monumentale lanen op landgoederen ter uitvoering van artikel 18 lid 4 van deze subsidieregeling.

  • -

    Bijlage G Handreiking inrichtingsvisie ecologische verbindingszones

Bijlage A

Richtlijnen en normen voor het onderdeel Herstel en aanleg kleine landschaps­elementen ter uitvoering van artikel 12 lid 3 van deze subsidieregeling

A1: Subsidiabele activiteiten, criteria, randvoorwaarden en subsidienormen voor de aanleg van beplantingen

Beplantingsprojecten komen slechts dan in aanmerking voor subsidie als minimaal 100 stuks bosplantsoen of 10 laanbomen -niet zijnde hoogstam­fruitbomen of leibomen- worden aangeplant. Daarbij is per beplantingsvlak slechts één beplantingsgroep (zie bijlage A1a) subsidiabel. Hierbij gelden de volgende uitzonderingen:

Voor erfbeplantingen is dit minimum 200 stuks bosplantsoen; · Voor beplantingsvakken die smaller zijn dan 7 meter zijn maximaal 2 beplantingsgroepen subsidiabel; Beplantingsprojecten binnen een aaneengesloten hekwerk of schutting zijn niet subsidiabel.

Vanwege de mogelijke risico’s van plantenziekten en plagen is alleen plantmateriaal van Nederlandse of autochtone herkomst subsidiabel.

In de subsidienorm voor de aanleg van een beplantingselement is o.a. opgenomen: grondbewerking, aankoop materiaal (plantsoen, boompalen e.d.), aanleg van de beplanting (arbeid) en 1 jaar onderhoud. De normkosten voor de aanleg van beplantingen zijn berekend op basis van de Standaard-Eenheids-Prijzen van de Dienst Landelijk Gebied 2006 en de Begrotingsprijslijst voor bos- en haagplantsoen, veren en laanbomen seizoen 2005/2006 van Bronnen (voorheen Staatsbosbeheer Dienstverlening Productgroep Zaad en Plantsoen), en zijn voor de daarop volgende jaren geïndexeerd volgens de Consumenten­prijsindex (CPI) voor alle huishoudens. De berekening van de inrichtingskosten is conform de uitgangspunten in de door de Europese Commissie goedgekeurde landelijke Catalogus Groen-Blauwe Diensten. Rasterkosten ter bescherming van beplantingselementen die buiten het erf worden aangelegd zijn ook subsidiabel. De normkosten voor rasters zijn berekend op basis van het Normenboek Natuur, Bos en Landschap 2006, en zijn voor de daarop volgende jaren geïndexeerd volgens de Consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens.

Inboet ter vervanging van niet aangeslagen beplanting is subsidiabel tot maximaal 10% van het gesubsieerde aantal per beplantingsgroep.

Voorbereidingskosten (planvorming en bestek) zijn niet in de normkosten verwerkt. Deze kosten worden aanvullend gesubsidieerd, met de restrictie dat de voorbereidingskosten die voor subsidie in aanmerking komen niet hoger zijn dan 6% (planvorming door aanvrager zelf) of 20% (planvorming door extern bureau) van de subsidiabele uitvoeringskosten (100% normkosten).

Voor projecten op erven geldt de restrictie dat de subsidie voor planvorming maximaal € 160,00 kan bedragen. Voor gemeentelijke erfbeplantingsacties is dit maximaal € 80,00 per erf. De maximale subsidie voor de uitvoeringskosten (materiaal, plantsoen) bedraagt in dat geval maximaal 50% van de subsidiabele uitvoeringskosten.

De criteria, randvoorwaarden en subsidienormen zijn uitgewerkt in de tabellen A1a, A1b en A1c.

Tabel A1a: Overzicht criteria en randvoorwaarden voor aanleg van beplantingen

Bosplantsoen 2 jarig bosplantsoen, minimaal maat 60-80 cm 6400 st per hectare; plantverband minimaal 1,25m x 1,25m of 1,50m x 1,00mZie bijlage A1b 
Haag-plantsoen 2 jarig bosplantsoen, minimaal maat 60-80 cm4 st per meter haagZie bijlage A1bOp erf maximaal 400 st subsidiabel
VerenLengte minimaal 150 cm12 st per 100 meter ; plantafstand minimaal 8 meterZie bijlage A1bn.v.t.
Laanbomen excl. Hoogstam-fruitbomenMinimaal maat 10-12 mm; 2x verplant12 st per 100 meter ; plantafstand minimaal 8 meterZie bijlage A1bn.v.t.
Hoogstam-fruitbomenMinimaal maat 6-8 cm156 st per hectare; plantafstand minimaal 10 meterZie bijlage A1bOp erven maximaal 10 st; eventueel meer dan 10 stuks subsidiabel als aanleg past in cultuurhistorische context.
LeibomenMinimaal maat 10-12 mm; 2x verplantn.v.t.Zie bijlage A1bMaximaal 5 stuks subsidiabel
KnotwilgenOnbewortelde 3 jarige stek of bewortelde stek maat 10-12 cm20 st per 100 meter; plantafstand minimaal 5 meterZie bijlage A1bn.v.t
Snelgroeiend loofhout1 jarige bewortelde stek625 st per hectareZie bijlage A1bn.v.t.

* Per beplantingsvak komt in beginsel slechts één beplantingsgroep voor subsidie in aanmerking. Alleen voor beplantingsvakken die smaller zijn dan 7 meter komen twee beplantingsgroepen voor subsidie in aanmerking. Sortiment

Tabel A1b: Overzicht te subsidiëren boom- en struiksoorten

Nederlandse naamWetenschappelijke naamBosplantsoen X= te subsidiëren soortLaanbomen/veren + indeling subsidie categorie
Abeel, grauwePopulus canescens B c.v.
Appel, wildeMalus sylvestrisX 
Berk, ruweBetula pendulaXB
Berk, zachteBetula pubescensX 
Bes, aal-Ribes rubrumX 
Bes, zwarteRibes nigrumX 
BeukFagus sylvaticaXC
BosroosRosa arvensisX 
EglantierRosa rubiginosaX 
Eik, zomer-Quercus roburXC
Eik, winter-Quercus petreaXC
Els, zwarteAlnus glutinosaXA
Esdoorn, gewoneAcer pseudoplatanus B c.v.
Esdoorn, noorseAcer plantanoides B
Es, gewoneFraxinus excelsiorXB c.v.
GagelMiryca galeX 
Gelderse roosViburnum opulusX 
HaagbeukCarpinus betulusXC
HazelaarCorylus avellanaX 
HeggeroosRosa corymbiferaX 
HondsroosRosa caninaX 
HulstIlex aquifoliumX 
Iep, div .klonenUlmus ‘      ‘ B c.v.
Iep, steel-Ulmus laevisX 
KardinaalsmutsEuonymus europaeusX 
Kastanje, tammeCastanea sativaXB
Kers, zoetePrunus aviumXB c.v
Kornoelje, rodeCornus sanguineaX 
Vervolg tabel A1b
SortimentTe subsidiëren soorten per beplantingsgroep
Nederlandse naamWetenschappelijke naamBosplantsoen X= te subsidiëren soortLaanbomen/veren en indeling subsidie categorie
Kornoelje, geleCornus masX 
KraagroosRosa agrestisX 
KrenteboompjeAmelanchier lamarckiiX 
Liguster, wildeLigustrum vulgareX 
Linde, kleinbladigeTilia cordataXC c.v.
Linde, grootbladigeTilia platyphyllos B
Linde, zilver-Tilia tomentosa C
Linde, HollandseTilia vulgarisXC
LijsterbesSorbus aucupariaX 
Meidoorn, eenstijligeCrataegus monogynaX 
Meidoorn, tweestijligeCrataegus laevigataX 
MispelMespilus germanicaX 
NootJuglans regia C
PaardekastanjeAesculus hippocastan.XC c.v.
Plataan, gewonePlatanus acerifolia B
Peer, wildePyrus pyrasterX 
Populier, zwartePopulus nigra A c.v.
Populier – ‘Canadapopulier’Populus x canadensis A.c.v.
SleedoornPrunus spinosaX 
VeldesdoornAcer campestreX 
Vlier, gewoneSambucus nigraX 
Vlier, bergSambucus racemosaX 
Vogelkers, inheemsePrunus padusX 
VuilboomRhamnus frangulaX 
WegedoornRhamnus catharticusX 
Wilg, amandel-Salix triandraX 

 

Vervolg tabel A1b
SortimentTe subsidiëren soorten per beplantingsgroep
Nederlandse naamWetenschappelijke naamBosplantsoen X= te subsidiëren soortLaanbomen/veren en indeling subsidie categorie
Wilg, bittereSalix purpureaX 
Wilg, bos-Salix capreaX 
Wilg, grauweSalix cinereaX 
Wilg, kat-Salix viminalisX 
Wilg, geoordeSalix auritaX 
Wilg, kraak-Salix fragilisX 
Wilg, kruip-Salix repensX 
Wilg, laurier-Salix pentandraX 
Wilg, schiet-Salix albaXA c.v.
Hoogstamfruit­bomenDiverse soorten A

Te subsidiëren cultivars (c.v.) van laanbomen

Van een aantal soorten laanbomen zijn een beperkt aantal cultivars subsidiabel. Het gaat hierbij om de volgende cultivars: Fagus sylvatica ‘Purpurea’, Populus canescens ‘De Moffart en Witte van Haamstede’; Acer pseudeplatanus ‘ Negenia en Rotterdam’; Fraxinus excelsior ‘ Eureka, Altena, Atlas en Westhof’s Glorie ‘; Ulmus ‘Dodoens Clusius en Lobel’; Prunus avium ‘ Landscape Bloom en Plena’; Tilia cordata ‘ Erecta en Roelvo’; Tilia vulgaris ‘Pallida’; Aesculus hippocastanum ‘Baumannii’; Populus x canadensis ‘div. cultivars’; Populus nigra ‘div. cultivars m.u.v. Italica’; Salix alba ‘ Liempde, Belders’.

Tabel A1c: Normen 2008 voor de aanleg van beplantingen (incl. BTW)

Aanleg beplantingen
OnderdeelPlantsoensoort*Normkosten per eenheid
Aanplant laanbomen (maat 10-12)
KleigrondLaanboom cat. A€ 44,50/st
Zand- en veengrondLaanboom cat. A€ 38,59/st
KleigrondLaanboom cat. B€ 53,26/st
Zand- en veengrondLaanboom cat. B€ 47,34/st
KleigrondLaanboom cat. C€ 56,55/st
Zand- en veengrondLaanboom cat. C€ 51,70/st
Aanplant veren (175-200 cm)
KleigrondVeren cat. A€ 9,79/st
Zand- en veengrondVeren cat. A€ 7,46/st
KleigrondVeren cat. B€ 13,06/st
Zand- en veengrondVeren cat. B€ 10,73/st
KleigrondVeren cat. C€  13,06/st
Zand- en veengrondVeren cat. C€  10,73/st
Aanplant bosplantsoen (2 jarig, maat 60-100)
Kleigrond, conventioneel geteeld en van nederlandse herkomstBosplantsoen€ 1,56/st
Zand- en veengrond, conventioneel geteeld en van nederlandse herkomstBosplantsoen€ 1,28/st
Kleigrond; dijktalud Conventioneel geteeld en van nederlandse herkomstBosplantsoen€ 2,34/st
Aanplant haagplantsoen voor geschoren hagen(2 jarig, maat 60-100)
KleigrondHaagplantsoen€ 1,56/st
Zand – en veengrondHaagplantsoen€ 1,28/st
Aanplant onbewortelde wilgenstek voor knotbomen
Kleigrondwilgenstek€ 9,79/st
Zand- en veengrond  wilgenstek€ 7,46/st

Indien biologisch geteeld (EKO keurmerk) plantsoen wordt gebruikt worden de normkosten per eenheid met de volgende bedragen verhoogd:

1. bos- en haagplantsoen; € 0,15 per stuk extra 2. veren; €2,50 per stuk extra 3. laanbomen; € 5,00 per stuk extra

Vervolg Tabel A1c
Plaatsen rasters ter bescherming van beplanting (alleen van toepassing voor elementen die buiten het erf worden gerealiseerd )
Plaatsen nieuw veeraster, duurzame palen** op 4 meter afstand met 2 puntdraden (inclusief materiaal)€ 4,16/meter
Plaatsen nieuw elektrisch raster, duurzame palen op 10 meter afstand met 2 draden (inclusief materiaal)€ 3,41/meter
Plaatsen nieuw schapenraster, duurzame palen op 3 meter, gelijkmazig zwaar ursusgaas, hoogte 100 cm (inclusief materiaal)€ 8,78/meter
Plaatsen boombeschermer, type schaap 1 duurzame boompaal van 250x10cm, 120 cm pantanetgaas met maaswijdte van 10x5 cm en hoogte van 150 cm (inclusief materiaal)€ 17,59/st
Plaatsen boombeschermer, type rund 2 duurzame boompalen van 250x10 cm, 150 cm pantanetgaas met maaswijdte van 10x5 cm en hoogte van 200 cm (inclusief materiaal)€ 46,26/st

* Voor overzicht te subsidiëren soorten en indeling categorieën laanbomen zie bijlage A1b ** Tot de duurzame palen worden palen van inlandse eik, tamme kastanje of acacia gerekend.

A2: Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor de aanleg van poelen

Subsidie kan alleen worden verstrekt indien de projectloctatie (1) gelegen is binnen het aandachts­gebied en (2) de betreffende locatie geschikt is voor poelaanleg. Een locatie is geschikt als de grondwaterstand tijdens de zomerperiode niet lager dan 120 cm onder het maaiveld staat. De taluds van de poel moeten flauw zijn, minimaal 1:3, en de diepte van de poel is maximaal 2,5 meter. De poel heeft een oppervlakte van maximaal 1.000 m2. Er vindt geen nevengebruik plaats, met uitzondering van het gebruik als drinkvoorziening voor vee.

Voor de aanleg en het herstel van een poel zijn de volgende werkzaamheden subsidiabel: het uitzetten van het object, uitgraven en transport grond, verwerken vrijkomende grond, het betreffende perceel waarop het zand wordt verwerkt in oude staat herstellen, herstel rijpaden en rasterkosten ter bescherming van het element.

Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van een offerte of begroting. De offerte of begroting wordt getoetst aan Standaard-Eenheids-Prijzen van Dienst Landelijk Gebied. De totale kosten voor poelenaanleg die voor subsidie in aanmerking komen is op zand- en veengronden maximaal € 4,00 per m3 grondverzet (excl. BTW) en € 4,50 per m3 grondverzet (excl. BTW) op kleigronden. Het grondverzet wordt gesubsidieerd tot maximaal 600 m3 per poel.

Tabel A2a: Overzicht subsidiemogelijkheden poelenaanleg

Locatie aan te leggen poel *Subsidie per eigendomscategorie
ParticulierGemeente / Waterschap
Erf in het aandachtsgebied **50% van de kosten met maximum van € 225,00 per poel (incl. BTW)n.v.t.
Overig terrein met een agrarische of natuurbestemming in het aandachtsgebied80% van de kosten50% van de kosten 

* Voor beschrijving locatie zie artikel 2 lid n en o. ** Het aandachtsgebied is gedefinieerd in artikel 2 lid p. In het geval dat aanleg van een poel plaatsvindt buiten het aandachtgebied, maar binnen een straal van een 100 meter van een bestaand of aan te leggen bos/struweel/houtsingel of moeras van minimaal 1 hectare plaatsvindt, wordt dit project ook beschouwd als zijnde een project in een aandachtsgebied.

A3: Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor het herstel van kleine landschapselementen

In de provincie kan aan gemeenten met een subsidieregeling voor periodiek landschapsonderhoud (bijvoorbeeld de Regeling Etten-Leur of Subsidieregling Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant) een éénmalige bijdrage worden toegekend voor het wegwerken van achterstallig onderhoud aan cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen van particulieren en gemeente (maximaal 25% van de totale oppervlakte/lengte) buiten het erf op basis van vastgestelde normbedragen of een offerte.

De normkosten voor herstel van kleine landschapselementen zijn berekend op basis van de Tijdnormen voor aanleg en onderhoud van natuur, groen en recreatieve voorzieningen (IMAG; Groene Boek). De berekening van de kosten is conform de uitgangspunten in de door de Europese Commissie goedgekeurde landelijke Catalogus Groen-Blauwe Diensten.

De normkosten zijn in tabel A3a opgenomen. Deze normen gelden bij uitvoering in eigen beheer door de eigenaar. Wanneer het wegwerken van achterstallig onderhoud door een gemeente gestructureerd wordt opgezet en uitgevoerd worden door één of meerdere aannemers, wordt subsidie toegezegd op basis van een offerte. De offerte wordt getoetst aan de normen in tabel A3a.

Tabel A3a: Normen voor het wegwerken van achterstallig onderhoud (incl. BTW)

OnderdeelVergoeding per onderhoudsbeurt
Houtwallen en houtsingels
Werkzaamheden: vellen, snoeien en verbranden/versnipperen takhout
Bedekking > 60%  50-100 stammen per are met diameter > 9 cm€ 133,76 per are
Bedekking 20-60% 9 cm€ 96,68 per are
 
Hakhoutbosje
Werkzaamheden: vellen, snoeien
Bedekking hakhout > 60% 50-100 stammen per are met diameter > 9 cm € 55,51 per are

 

Vervolg Tabel A3a
OnderdeelVergoeding per onderhoudsbeurt
Elzensingel
Werkzaamheden: vellen, snoeien en verbranden/versnipperen takhout
100-150 stammen per 100 meter met diameter > 9 cm€ 4,38,00 per meter
50-100 stammen per 100 meter met diameter > 9 cm€ 3,63 per meter
9 cm€ 2,70  per 100 meter
 
Griendje
Werkzaamheden: kappen en neerdrukken 
Bedekking hakhout > 60% 50 stobben per are€ 26,15 per are
 
Knotbomen(rij)
Werkzaamheden: knotten, takhout versnipperen
Diameter stam€ 10,48 per stuk
Diameter stam 30-60 cm*, gemiddeld 30 telgen per knot€ 28,83 per stuk
Diameter stam 60-80 cm*, gemiddeld 40 telgen per knot€ 38,01 per stuk
 
Bomen(rij) – bomen ouder dan 20 jaar
Werkzaamheden: snoeien en versnipperen takhout
Diameter stam 20-40 cm€ 12,00 per stuk
Diameter stam 40-80 cm€ 22,69 per stuk
Diameter stam > 80 cm€ 35,34 per stuk
 
Struweelhaag
Werkzaamheden: afzetten struweelhaag en takhout versnipperen
Voor iedere haag€ 390,00 per 100 meter haag
 
Poel
Werkzaamheden: opschonen van de poel
Voor één of meerdere poelenOp basis van een offerte 

* diameter gemeten op 130 cm boven maaiveld

Bijlage B

Richtlijnen en normen voor het onderdeel Instandhouding kleine landschapselementen van artikel 13 lid 2 van deze subsidieregeling.

Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor de instandhouding van kleine landschapselementen.

De in deze bijlage opgenomen periodieke bijdragen voor het onderhoud van landschapselementen is alleen van toepassing op bestaande en nieuwe landschapselementen op dijken die onderdeel uitmaken van het project Dijk van een Landschap (Intentieverklaring Dijk van een Landschap). De bijdrage is 100% van de vastgestelde normbedragen (zie tabel B1a). Een bijdrage kan verkregen worden voor het onderhoud van landschapsbomen, knotbomen, struweel en poelen. Voor de poelen geldt dat ze aan de voet van de dijk gelegen moeten zijn.

In de subsidienorm voor onderhoud van beplantingen is begrepen: het afzetten van beplantingen, inclusief uitsnoeien en korten van de stammen en het versnipperen van het takhout voor alle elementen met uitzondering van brede beplantingselementen omdat bij deze elementen het snoeihout op andere wijze kan worden verwerkt.

De normkosten voor Instandhouding kleine landschapselementen zijn berekend op basis van de Tijdnormen voor aanleg en onderhoud van natuur, groen en recreatieve voorzieningen (IMAG; Groene Boek). De berekening van de kosten is conform de uitgangspunten in de door de Europese Commissie goedgekeurde landelijke Catalogus Groen-Blauwe Diensten.

De normkosten zijn in tabel B1a opgenomen. Deze normen gelden bij uitvoering in eigen beheer door de eigenaar. Wanneer het beheer gestructureerd wordt opgezet en uitgevoerd worden door één of meerdere aannemers, wordt subsidie toegezegd op basis van een offerte. De offerte wordt getoetst aan de normen in tabel A3a.

Tabel B1a: Normen 2006 voor het onderhoud van beplantingen op dijken in het West-Brabant (project Dijk v/e Landschap)

OnderdeelVergoeding per onderhoudsbeurt
Struweel
Werkzaamheden: vellen, snoeien en verbranden/versnipperen takhout
Bedekking > 60%  50-100 stammen per are met diameter > 9 cm€ 133,76 per are
Bedekking 20-60% 9 cm€ 96,68 per are
 
Knotbomen(rij)
Werkzaamheden: knotten, takhout versnipperen
Diameter stam€ 10,48 per stuk
Diameter stam 30-60 cm*, gemiddeld 30 telgen per knot€ 28,83 per stuk
Diameter stam 60-80 cm*, gemiddeld 40 telgen per knot€ 38,01 per stuk
 
Bomen(rij) – bomen ouder dan 20 jaar
Werkzaamheden: snoeien en versnipperen takhout
Diameter stam€ 7,80 per stuk
Diameter stam 20-40 cm€ 15,59 per stuk
Diameter stam 40-80 cm€ 22,69 per stuk
Diameter stam > 80 cm€ 35,34 per stuk
 
Poel
Werkzaamheden: opschonen poel
Voor één of meerdere poelenOp basis van offerte 

* diameter gemeten op 130 cm boven maaiveld

Bijlage C

Richtlijnen en normen voor het onderdeel natuurbouw van artikel 14 lid 2 van deze subsidieregeling

Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor kleinschalige natuurontwikkeling

Bijlage C heeft betrekking op de aanleg van natuurvriendelijke oevers en overige projecten waarbij door ontgraving gunstige situaties voor natuurontwikkeling worden gecreëerd. In tabel C zijn de subsidiabele activiteiten omschreven.

Tabel C: Overzicht subsidiabele activiteiten

OnderdeelTe subsidiëren kosten
Planvorming Bestek  Uitvoering door aanvrager zelf: Planvorming:                   3% van de uitvoeringskosten Bestek :                           3% van de uitvoeringskosten Uitvoering door extern adviesbureau: Planvorming:                   werkelijke kosten met maximum van 10% van de                                        uitvoeringskosten Bestek :                           werkelijke kosten met maximum van 10% van de                                        uitvoeringskosten Tot de uitvoeringskosten worden gerekend de kosten behorende bij de onderdelen inrichting en overige kosten.  
InrichtingDe inrichtingskosten komen tot een maximum van € 50.000,-per hectare in te richten gebied voor subsidie in aanmerking.  Tot de inrichtingskosten worden gerekend: -      het uitzetten van het object -      uitgraven en transport grond -      verwerken vrijkomende grond, indien van toepassing het betreffende perceel waarop de vrijkomende grond wordt verwerkt in oude staat herstellen -      herstel rijpaden -      rasterkosten ter bescherming van het element De kosten van uitbestede werken als van werken die in eigen beheer worden uitgevoerd ten behoeve van de inrichting van een gebied zijn subsidiabel. Het subsidiebedrag wordt toegekend op basis van een begroting of een of meerdere offerte(s). De begroting of offerte wordt getoetst aan de Standaard-Eenheids-Prijzen Dienst Landelijk Gebied. 
Overige kosten
Archeologisch onderzoek: Legeskosten: Kosten bemonstering ten behoeve van inrichting: Uitvoeringskosten, algemene kosten, winst en risico: Onvoorzien:Werkelijke kosten subsidiabel Werkelijke kosten subsidiabel Werkelijke kosten subsidiabel Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 15% van de totale uitvoeringskosten. Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 10% van de totale uitvoeringskosten.  

Bijlage D

Richtlijnen en normen voor het onderdeel Biotoopverbetering van artikel 15 lid 2 van deze subsidieregeling

Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor biotoopverbetering

Bijlage D heeft betrekking op de aanleg van voorzieningen voor kwetsbare diersoorten die niet in het kader van artikel 14 gesubsidieerd kunnen worden. Voorzieningen waar aan gedacht kan worden zijn ondermeer aanleg van steile wanden voor oeverzwaluwen en aanleg van vleermuizenverblijven. Bij een aanvraag van een dergelijke voorziening zal de Stichting zich laten adviseren door terzake deskundige over de ecologische meerwaarde van de voorziening. In tabel D zijn de subsidiabele activiteiten nader omschreven.

Tabel D: Overzicht subsidiabele activiteiten

 

 

OnderdeelTe subsidiëren kosten
Planvorming Bestek  Uitvoering door aanvrager zelf: Planvorming:                   3% van de uitvoeringskosten Bestek:                            3% van de uitvoeringskosten Uitvoering door extern adviesbureau: Planvorming:                   werkelijke kosten met maximum van 10% van de                                        uitvoeringskosten Bestek:                            werkelijke kosten met maximum van 10% van de                                        uitvoeringskosten Tot de uitvoeringskosten worden gerekend de kosten behorende bij de onderdelen inrichting en overige kosten (aanneemsom) 
InrichtingTot de inrichtingskosten worden gerekend: -      het uitzetten van het object -      het aanbrengen van de betreffende voorziening De kosten van uitbestede werken als van werken die in eigen beheer worden uitgevoerd ten behoeve van de voorziening zijn subsidiabel. Het subsidiebedrag wordt toegekend op basis van een begroting of een of meerdere offerte(s).
Overige kosten
Legeskosten: Uitvoeringskosten, algemene kosten, winst en risico:Werkelijke kosten subsidiabel Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 20% van de totale uitvoeringskosten.
OnvoorzienSubsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 10% van de totale uitvoeringskosten.

Bijlage E

Richtlijnen en normen voor het onderdeel Ecologische verbindingszones ter uitvoering van artikel 16 lid 6 van deze subsidieregeling, deels van overeenkomstige toepassing op het onderdeel Ontsnippering van gemeentelijke wegen (artikel 17 lid 6).

Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor ecologische verbindingszones.

Bijlage E heeft betrekking op de aanleg van ecologische verbindingszones en deels ontsnippering van gemeentewegen. In tabel E zijn de subsidiabele activiteiten nader omschreven.

 

 

OnderdeelTe subsidiëren kosten
Planvorming, bestek en directievoering
Planvorming BestekUitvoering door waterschap of gemeente zelf: Planvorming:                   3% van de uitvoeringskosten Bestek:                            3% van de uitvoeringskosten  Uitvoering door extern adviesbureau: Planvorming:                   werkelijke kosten met maximum van 10% van de                                        uitvoeringskosten Bestek:                            werkelijke kosten met maximum van 10% van de                                        uitvoeringskosten  Tot de uitvoeringskosten worden gerekend de kosten behorende bij de onderdelen inrichting en overige kosten (aanneemsom) 
Kosten voor aankoop of inbreng van eigen gronden ten behoeve van een ecologische verbindingszone door waterschap en/of gemeente
Aankoop/ontpachting gronden algemeen:-          In het buitengebied komt gemiddeld 2,5 hectare grond per strekkende kilometer verbindingszone voor subsidie in aanmerking. -          Binnen bestaand stedelijk gebied is gemiddeld 5,0 hectare grond per strekkende kilometer verbindingszone subsidiabel. 
Aankoop van gronden:Subsidiabel zijn de kosten voor grondaankoop mits zij niet uitstijgen boven hetgeen gebruikelijk is volgens Bureau Beheer Landbouwgronden van de Dienst Landelijk Gebied. Afwijkende situaties moeten voorgelegd worden aan Adviescommissie EVZ. 

 

Vervolg Tabel E 
WaardedalingSubsidiabel zijn de kosten voor waardedaling van de inzet van eigen agrarische gronden van waterschap en/of gemeente, mits deze niet uitstijgen boven hetgeen gebruikelijk is volgens Bureau Beheer Landbouwgronden van de Dienst Landelijk Gebied. Voor de restwaarde van gronden die omgezet worden in ‘natuur’ wordt 10 % van de grondprijs aangehouden.
Ontpachting:Subsidiabel zijn de kosten voor ontpachting mits zij niet uitstijgen boven hetgeen gebruikelijk is volgens Bureau Beheer Landbouwgronden van de Dienst Landelijk Gebied.
Personeelskosten voor verwerving en/of ontpachting: Werkelijke kosten tot een maximum van 5% van de som van de grondprijs.
Notariële kosten:Werkelijke kosten subsidiabel 
OnderdeelTe subsidiëren kosten
Inrichting
Inrichting algemeen:De kosten van uitbestede werken als van werken die in eigen beheer worden uitgevoerd ten behoeve van de inrichting van de ecologische verbindingszone met een gemiddelde breedte van 25 meter in het buitengebied en 50 meter binnen het stedelijk zijn subsidiabel.  De inrichtingskosten komen tot een maximum van € 50.000,- per hectare in te richten zone voor subsidie in aanmerking. Afwijkende situaties moeten voorgelegd worden aan Adviescommissie EVZ.  De begroting wordt getoetst aan de hand van de Standaard-Eenheids-Prijzen (SEP) Dienst Landelijk Gebied. 
Kleinschalige faunavoorzieningen voor landnatuur:Zie artikel 17: Ontsnippering van gemeentelijke wegen
Overige kosten
Archeologisch onderzoek:Werkelijke kosten subsidiabel
Vooronderzoek kabels en leidingen:Werkelijke kosten subsidiabel
Legeskosten:Werkelijke kosten subsidiabel
Kosten bemonstering ten behoeve van inrichting:Werkelijke kosten subsidiabel
Uitvoeringskosten , algemene kosten, winst en risico:Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 20% van de totale uitvoeringskosten
Onvoorzien:Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 10% van de totale uitvoeringskosten
Kosten opstellen accountantsverklaring:Werkelijke kosten subsidiabel

Bijlage F

Richtlijnen en normen voor het onderdeel Herstel en behoud monumentale lanen op landgoederen ter uitvoering van artikel 18 lid 4 van deze subsidieregeling.

Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor herstel en behoud monumentale lanen op particuliere landgoederen

De subsidiabele activiteiten, criteria, randvoorwaarden en subsidienormen voor het herstel en behoud van monumentale lanen op landgoederen zijn vastgelegd in het beoordelingskader Behoud en herstel van monumentale lanen op particuliere landgoederen (GS 22 april 2008), een en ander zoals dit door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en gepubliceerd in het Provinciaal blad. Hierin zijn zowel de criteria en voorwaarden opgenomen waaraan een lanenplan–zoals bedoeld in artikel 18 lid 3– moet voldoen, als ook de uitvoeringsmaatregelen welke voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen. Op basis van deze criteria worden subsidiebeschikkingen opgesteld. In bijzondere gevallen kunnen GS alleen op basis van een advies van de commissie van experts voor de beoordeling van lanenplannen hiervan afwijken.

Bijlage G

Handreiking inrichtingsvisie ecologische verbindingszones, vastgesteld door de Adviescommissie EVZ op 16 oktober 2007

De Adviescommissie EVZ toetst subsidieaanvragen voor ecologische verbindingszones, welke in het kader van deze subsidieregeling bij het Coördinatiepunt Landschapsbeheer zijn ingediend. De Adviescommissie richt zich daarbij met name op de ecologische onderbouwing van inrichtingsvisies. Het uitgangspunt van de commissie daarbij is dat in een goede visie de volgende vragen worden beantwoord:

 

1. Welke natuurgebieden worden door de ecologische verbindingszone verbonden?

Het kan daarbij gaan om natuurgebieden van de ecologische hoofdstructuur, maar ook om andere voor specifieke soorten relevante leefgebieden, zoals dassenleefgebied of struweelvogelgebied. In sommige gevallen kan ook het gebied van de verbindingszone zelf bijzondere natuurwaarden hebben. In de visie worden de betreffende natuurgebieden genoemd en wordt een korte karakterisering van de natuurwaarden in deze gebieden gegeven (inclusief bronvermelding).

 

2. Voor welke (doel)soorten in de te verbinden natuurgebieden is de ecologische verbindingszone van belang? Is er een goede analyse gemaakt ten aanzien van de keuze van deze doelsoorten?

Uit de visie moet duidelijk worden welke soorten er in de te verbinden natuurgebieden voorkomen (inclusief bronvermelding), en voor welke van die soorten de ecologische verbindingszone van belang kan zijn. Het kan daarbij gaan om soorten die al in (één van de) betreffende gebieden voorkomen, maar ook om soorten waarvoor de te verbinden gebieden in potentie geschikt zijn.

In de visie wordt tevens een nadere onderbouwing gegeven bij de selectie van de doelsoorten. Daaruit moet blijken dat verwacht mag worden dat de soorten waarvoor de verbindingszone wordt ingericht, ook daadwerkelijk van de verbindingszone gebruik zullen gaan maken. Het heeft daarbij de voorkeur om te kiezen voor een beperkt aantal doelsoorten, en niet een opsomming te geven van alle mogelijke doelsoorten [1]

Past het gekozen ambitieniveau (doelsoorten) bij de feitelijke mogelijkheden voor de verbindingszone?

Het ambitieniveau voor de ecologische verbindingszone moet overeenstemmen met de mogelijkheden die er voor inrichting zijn. Als een ecologische verbindingszone door stedelijk gebied loopt, dan heeft het mogelijk weinig zin om voor een doelsoort te kiezen die stedelijk gebied mijdt, ook al zou de verbindingszone in potentie veel meerwaarde voor die soort kunnen hebben. Het is dan waarschijnlijk beter om het ambitieniveau te richten op een soort die wel van de verbindingszone gebruik kan maken. Een ander voorbeeld is wanneer een bepaalde doelsoort dusdanig hoge eisen aan zijn leefgebied stelt (qua milieu of qua oppervlakte), en verwacht wordt dat binnen de voor een verbindingszone beschikbare ruimte niet aan deze eisen voldaan kan worden. Indien er geen mogelijkheden zijn om alsnog aan deze eisen te voldoen, dan is het waarschijnlijk beter om het ambitieniveau aan te passen.

Overigens is het van belang om niet alleen een onderbouwing te geven bij de keuze voor de doelsoorten waarvoor wel gekozen is, maar deze onderbouwing ook te geven voor de doelsoorten waarvoor niet gekozen is. Alleen wanneer deze informatie is toegevoegd, kan een goed oordeel over een inrichtingsvisie worden gegeven.

4. Is de inrichting en het beheer van de verbindingszone afgestemd op de gekozen doelsoorten?

In de visie is aangegeven welke eisen de gekozen doelsoorten aan hun leef- of verspreidingsgebied stellen, en dat dit zijn doorvertaling heeft gekregen in het inrichtingsplan. Belangrijk is ook dat uitgewerkt wordt welk ecologisch beheer er nodig is om ook op de langere termijn de verbindingszone voor deze soort geschikt te houden.

5. Hoe wordt het ecologische functioneren en recreatief medegebruik op elkaar afgestemd?

In de visie is aangegeven waar –en met welke frequentie– er binnen de verbindingszone sprake is van recreatief medegebruik, en door middel van welke maatregelen voorkomen wordt dat er verstoring van de verbindingszone plaatsvindt.

Over het algemeen is een ecologische verbindingszone goed te combineren met (extensief) recreatief medegebruik, mits er hiermee bij de inrichting rekening wordt gehouden. De mogelijkheden van recreatief medegebruik wordt vanzelfsprekend mede bepaald door de voor de verbindingszone beschikbare ruimte: in een EVZ met een gemiddelde breedte van 25 meter is meer mogelijk dan in een EVZ met de minimale breedte van 10 meter.

6. Past de inrichting bij de landschapsecohydrologische structuur van het gebied, en is rekening gehouden met archeologische, aardkundige en cultuurhistorische aspecten?

De Adviescommissie neemt deze aspecten bij de beoordeling van inrichtingsvisie zijdelings mee en adviseert zonodig over opvallende zaken. Onder ‘opvallende zaken’ kan worden verstaan: · een voorstel tot bosaanleg in een gebied met een typisch open landschappelijk karakter; · het voorstel tot hermeandering van een gegraven waterloop (graaf, leij, turfvaart); · het voorstel tot een inrichtingsprofiel van een laaglandbeek in de bovenloop van een waterloop of omgekeerd; · het voorstel om een natte EVZ aan te leggen over of door een dekzandrug; · het voorstel om een gebied in te richten volgens het natuurdoeltype ‘nat schraalland’ op een locatie waar geen kwel verwacht wordt.

Het heeft daarom meerwaarde wanneer in een visie kort wordt aangegeven of bovengenoemde aspecten relevant zijn voor het gebied waarin de betreffende verbindingszone is gelegen en hoe dit heeft doorgewerkt in de inrichting.(Ten aanzien van aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden verdient het aanbeveling om hierover vooraf te overleggen met de provinciaal adviseur.)

In meer algemene zin stelt de Adviescommissie een korte en bondige rapportage op prijs. Als richtlijn kan worden meegegeven dat de ecologische onderbouwing (vraag 1 t/m 3) voor één ecologische verbindingszone in maximaal 1 à 2 A4 beantwoord moet kunnen worden.

[1] Dit is een essentieel onderdeel van de visie. Het gaat hier in feite om de vraag welke functie de ecologische verbindingszone binnen de EHS kan vervullen. Een veelgemaakte denkfout is dat er hier vanuit de verbindingszone zelf geredeneerd wordt in plaats vanuit deze verbindende functie van de verbindingszone. (Dus niet: ‘het is een natte EVZ; als doelsoort kiezen we daarom voor soorten van natte biotopen’, maar wel ‘de EVZ verbindt twee populaties van soort X; de EVZ wordt daarom ingericht zodat in ieder geval soort X van deze zone gebruik kan maken.’)