Organisatie | Gulpen-Wittem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening gemeente Gulpen-Wittem 2008 |
Citeertitel | Monumentenverordening Gulpen-Wittem 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Datum van inwerkingtreding is bij benadering.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-03-2011 | 10-03-2011 | Intrekking | 14-10-2010 Heuvelland Actueel, 09-03-2011 | PD/034 | |
01-12-2008 | nieuwe regeling | 09-10-2008 onbekend | PD/026 |
De raad van de gemeente Gulpen-Wittem;
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 12-08.-2008;
gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14, 14a, 15 en 16 van de
Monumentenwet 1988 en de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht;
b e s l u i t : vast te stellen de
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Deze verordening verstaat onder:
onroerende monument, bedoelt in onderdeel 1, onder 1, dat overeenkomstig de bepalingen van deze
verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;
3.gemeentelijke monumentenlijst:
de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk
4.gemeentelijk archeologisch monument:
monument bedoelt in onderdeel 1, onder 2;
onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde
onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan,
een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke
grondslag en welke uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor het gezamenlijk
belijden van de godsdienst of levensovertuiging;
Op basis van art.15, lid 1 Monumentenwet 1988 door het college van burgemeester en wethouders
ingestelde commissie of instantie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen
beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het
8.gemeentelijk stads- en dorpsgezichten:
groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge
ruimtelijke of structurele samenhang dan wel haar wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en
in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden;
9.beschermde stads- en dorpsgezichten:
Stads- en dorpsgezichten die door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Onze
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer als zodanig ingevolge artikel
35 van de Monumentenwet 1988 zijn aangewezen;
10.archeologische attentiegebieden:
terreinen waarvan het algemeen belang wegens hun betekenis voor de archeologische
monumentenzorg vaststaat of vermoed wordt op grond van historische gegevens en/of door
archeologische vondsten en onderzoek;
11.gemeentelijke archeologisch attentiegebieden:
archeologische attentiegebieden die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de
gemeentelijk archeologische attentie gebiedkaart en –lijst zijn geplaatst;
12.gemeentelijk archeologisch attentiegebied kaart en –lijst;
Kaart en lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening aangewezen
gemeentelijke archeologische attentiegebieden;
In een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de
cultuurhistorische, esthetische en wetenschappelijke waarden en kwaliteiten van een onroerend
bouwplan voor het slopen, wijzigen, c.q. herstellen van een beschermd gemeentelijk monument of
1.bestaande toestand tekening van plattegronden, gevels en doorsneden, schaal 1:100. (eventuele
bouwsporen dienen in de tekening te worden aangegeven.);
Bij de toepassing van de verordening wordt binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan,
rekening gehouden met de bestaande en mogelijke toekomstige gebruiksfuncties van het monument,
en onroerende zaken gelegen in een beschermde dorpsgezicht en respectievelijk met terreinen gelegen
Hoofdstuk 2 beschermde gemeentelijke monumenten,
Paragraaf 1. De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op
1.Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten, een
onroerend monument als bedoelt in artikel 1 lid 1 aanwijzen als beschermd gemeentelijk
monument. Rijksmonumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de
Monumentenwet 1988, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke
2.Op de voorbereiding van een besluit tot aanwijzing als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 van
de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.
3.Voorafgaande aan de ter inzage legging van een ontwerpbesluit tot aanwijzing van een
gemeentelijk monument dan wel afwijzing van een daartoe strekkend verzoek, wordt de
monumentencommissie, in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen.
4.De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek
van burgemeester en wethouders.
5.Als belanghebbende als bedoeld in artikel 3:13 Algemene Wet Bestuursrecht wordt in ieder geval
verstaan de eigenaar van een monument.
adviseert de monumentencommissie. Lid 4 is van overeenkomstige toepassing.
8.Als er sprake is van een besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk monument, beslissen
burgemeester en wethouders binnen zestien weken na de ter inzage legging van het
9.Met ingang van de datum waarop op verzoek van belanghebbenden, besluiten, een onroerend
monument als bedoelt in artikel 1 lid 1 aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument tot
aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in
artikel 5 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen
7 tot en met 11 van overeenkomstige toepassing.
10.Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet
1988, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst
11.Monumenten, op de gemeentelijke monumentenlijst die worden ingeschreven in het Rijksregister
als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, worden geacht niet meer op de
1.De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk
gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire
2.De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, inschrijven in het register Wet kenbaarheid
datum van aanwijzing, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument aan.
3.Burgemeester en wethouders maken plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de
gemeente gebruikelijke wijze bekend in het Heuvelland Aktueel.
4.De gemeentelijke monumentenlijst ligt in het gemeentehuis voor eenieder ter inzage, en kan via
1.Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden een
aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument wijzigen dan wel intrekken.
2.De artikelen 3, tweede tot en met negende lid, artikel 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2. Vergunning tot wijziging of afbraak van gemeentelijke monumenten.
vergunning gestelde voorschriften:
a.een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig
b.een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een
wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.
1.Op de voorbereiding van een besluit op een aanvraag om vergunning als bedoelt in artikel 7, 2e lid,
is afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuurrecht van toepassing
verlangde gegevens, zoals aangegeven op het door de burgemeester en wethouders vastgestelde
aanvraagformulier en als bedoelt in artikel 1, lid1, onderdeel 1.4 van deze verordening overgelegd.
Burgemeester en wethouders kunnen ter beoordeling van de aanvraag een bouwhistorisch
onderzoek als bedoelt in artikel 1, lid1, onderdeel, 13 van de aanvrager verlangen.
4.Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag aan de
5.De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 2 maanden na de datum van ontvangst van
6.Burgemeester en wethouders beslissen binnen 6 maanden na de datum van ontvangst van het
advies van de monumentencommissie, doch in ieder geval binnen de in artikel 3:18 Algemene Wet
Bestuursrecht bepaalde termijn.
7.Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het zesde lid, wordt de vergunning geacht te
8.De werking van de vergunning wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien
(hoger) beroep is ingesteld, op het (hoger) beroep is beslist. De vergunninghouder kan de
voorzieningenrechter van de rechtbank, onderscheidenlijk de voorzitter van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoeken de opschorting op te heffen.
1.Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang
Artikel 11 Intrekken van de vergunning
gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.
d.Niet binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning, van de
1.Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om
vergunning voor een rijksmonument aan de monumentencommissie.
2.De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen twee maanden na de
datum van verzending van het afschrift. Bij overschrijding van deze termijn wordt de
monumentencommissie geacht te hebben geadviseerd.
3.De procedure voor de afgifte van vergunning voor het wijzigen van beschermde rijksmonumenten
door burgemeester en wethouders is geregeld in de artikelen 11 t/m 21 van de monumentenwet
Hoofdstuk 4 Schadevergoedingen
b.voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning als bedoelt in
2.Artikel 23 t/m 29 van de Monumentenwet 1988 worden eveneens van toepassing verklaard, met
dien verstande dat het college van burgemeester en wethouders in plaats treedt van Onze Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en dat voor Ministerie dient te worden gelezen; de
Hoofdstuk 6 Toezicht en opsporing
bij besluit van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester aan te wijzen persoon.
1.De opsporing van de in artikel 14 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het
Wetboek van Strafverordening genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door
burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder
voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
2.Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist wordt hierbij de last
verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen
de wil van rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het
bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.
Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen
1.Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking
op de derde dag na de dag waarop zij is bekendgemaakt in de Heuvelland Aktueel.
2.Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten treedt zij in
werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 2, van de Monumentenwet 1988.
3.De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 25 februari 1999,
voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop
het tweedelid toepassing vindt.
4.Aanvragen om een vergunning die zijn ingediend vóór de in werkingtreding van deze verordening
worden afgehandeld met in achtneming van de in het derde lid3 ingetrokken verordening.